3.2Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport.
Opbrengsten
Uit het onderzoek bleek dat de ontslagvergoeding van [A] voor een bedrag van € 95.415,00 op 20 april 2011 werd geboekt ten gunste van betaalrekening [rekeningnummer 1] . Deze bankrekening stond op naam van medeveroordeelde [medeveroordeelde] . Direct na bijschrijving van dit bedrag op deze bankrekening vonden op 21 en 23 april 2011 diverse transacties plaats ten laste van deze betaalrekening.Gezien de bankmutaties en de contante opnamen (het volgen van de geldstroom) kan worden gesteld dat twee personen de opbrengsten uit het strafbare feit hebben verkregen. Gesteld kan worden dat medeveroordeelde [medeveroordeelde] een voordeel had van € 42.915,00 uit dit feit.Het overige geld (€ 52.500,00) werd doorgestort naar veroordeelde of aan hem gelieerde bedrijven. Door veroordeelde werd het ontvangen geld vrijwel direct contant opgenomen, in totaal € 32.400,00. Een bedrag van € 100,00 bleef achter (de betreffende rekening van veroordeelde vertoonde daarvoor een debetstand) en een bedrag van € 20.000,00 werd doorgestort aan derden ( [B] ). Gesteld kan worden dat veroordeelde een voordeel had van € 52.500,00 uit dit feit.
Uit het onderzoek bleek dat de ontslagvergoeding van [C] voor een bedrag van € 220.236,00 op 28 april 2011 werd geboekt ten gunste van betaalrekening [rekeningnummer 1] . Deze bankrekening stond op naam van medeveroordeelde [medeveroordeelde] . Direct na bijschrijving van dit bedrag op deze bankrekening vonden er op 28 en 29 april 2011 en op 3 en 4 mei 2011 diverse transacties plaats ten laste van deze betaalrekening.Gezien de bankmutaties en de contante opnamen (het volgen van de geldstroom) kan worden gesteld dat twee personen de opbrengsten uit het strafbare feit hebben verkregen. Gesteld kan worden dat medeveroordeelde [medeveroordeelde] een voordeel had van € 76.980,00 uit dit feit. Het overige geld, € 143.256,00, werd doorgestort naar veroordeelde of aan hem gelieerde bedrijven. Door veroordeelde werd het ontvangen geld vrijwel direct contant opgenomen, in totaal € 101.850,00. Een bedrag van € 3.684,99 bleef achter op de diverse rekeningen van veroordeelde en een bedrag van € 37.721,01 werd doorgestort aan een autobedrijf ten behoeve van de aanschaf van twee auto’s van het merk Audi. Gesteld kan worden dat veroordeelde een voordeel had van € 143.256,00 uit dit feit.
Uit het onderzoek bleek dat de ontslagvergoeding van [D] voor een bedrag van € 166.102,00 op 14 juli 2011 werd geboekt ten gunste van betaalrekening [rekeningnummer 2] . Deze bankrekening stond op naam van [E] privé, handelend onder de naam [handelsnaam] . Direct na bijschrijving van dit bedrag vonden er op 14 en 15 juli 2011 diverse transacties plaats ten laste van deze betaalrekening.Er werd € 146.110,00, werd doorgestort naar veroordeelde of aan hem gelieerde bedrijven. Door veroordeelde werd het ontvangen geld vrijwel direct contant opgenomen, in totaal € 115.642,00. Een bedrag van € 18.070,00 bleef achter op de diverse rekeningen van veroordeelde (ze vertoonden een grote debetstand) en een bedrag van € 12.390,00 werd doorgestort aan derden. Gesteld kan worden dat veroordeelde een voordeel had van € 146.102,00 uit dit feit.
Het totale voordeel uit de twee overgeboekte ontslagvergoedingen bedraagt € 52.500,00 + € 143.256,00 + € 146.102,00 = € 341.858,00.
Overwegingen van de rechtbank
Voor de vaststelling van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel kijkt de rechtbank naar het door veroordeelde daadwerkelijk genoten voordeel. Als uitgangspunt geldt dat, behalve in het geval van contra-indicaties die hier niet zijn gebleken, eenieder de beschikkingsmacht heeft over zijn eigen bankrekening. De rechtbank gaat, gelet op dit uitgangspunt, niet mee in de verweren van de raadsvrouw dat de contant door veroordeelde opgenomen geldbedragen niet tot het wederrechtelijk verregen voordeel moeten worden gerekend. Uit het onderzoek naar de geldstromen volgt dat de overgeboekte bedragen op de rekeningen van medeveroordeelde [medeveroordeelde] en [E] ten goede zijn gekomen aan veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde] . Dat er ook andere voordeeltrekkers zouden zijn geweest en dat veroordeelde die personen contant zou hebben betaald, is niet aannemelijk geworden. Dat scenario is namelijk in het geheel niet concreet gemaakt. Desgevraagd heeft veroordeelde niet gesproken over de details van het overdragen van die contante bedragen, zoals afspraken die waren gemaakt of namen van de personen aan wie het geld zou zijn afgegeven. De rechtbank weegt bij de beoordeling van de lezing van veroordeelde verder mee dat veroordeelde gedurende het onderzoek wisselend heeft verklaard over wat hij met de contante bedragen deed. Zijn verklaring in dit opzicht, afgelegd ter terechtzitting van 18 maart 2024, is niet in lijn met eerder door hem afgelegde verklaringen. Zo heeft hij op 13 juni 2012 verklaard dat hij niet wist wat hij met het contante geld had gedaan,terwijl hij op 21 juni 2012 verklaarde dat hij een aanzienlijk deel van de contant opgenomen bedragen zelf kon houden.Dat veroordeelde een (groot) deel van zijn inkomsten uit de fraude, te weten de contant opgenomen bedragen, heeft moeten afstaan aan onbekend gebleven mededaders kan tot slot ook niet worden afgeleid uit de rol van veroordeelde in de fraude. Anders dan de verdediging heeft gesteld, passen de onderzoeksbevindingen (het volgen van de geldstromen) niet bij de rol van katvanger. Veroordeelde is door het hof ook als medepleger aangemerkt van het opmaken en gebruikmaken van de brieven die tot de tot de hierboven omschreven frauduleuze betalingen hebben geleid. Dat oordeel verhoudt zich niet tot de typering van de rol van veroordeelde als enkel die van katvanger. Het wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat dan ook uit het totaalbedrag dat veroordeelde op zijn bankrekeningen en de rekeningen van zijn bedrijven heeft ontvangen, ook omvattende de bedragen die later contant door veroordeelde zijn opgenomen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het bedrag van € 18.000,00 dat veroordeelde contant van [E] heeft verkregen geen wederrechtelijk voordeel. Uit het dossier volgt namelijk dat de betaling van dit geldbedrag de (ver)koopsom van [bedrijf] B.V. betrof. Deze vennootschap heeft veroordeelde aan [E] overgedragen. Daarmee zijn die ontvangsten geen voordeel van het bewezenverklaarde feit.
Kosten
De rechtbank is niet gebleken dat er sprake is van kosten die in mindering dienen te worden gebracht. Veroordeelde heeft weliswaar verklaard dat hij ook kosten van de medeveroordeelde heeft betaald, maar die stelling heeft hij op geen enkele wijze concreet gemaakt.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 341.858,00.