Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiseres sub 1] V.O.F.,
2.
[eiser sub 2],
3.
[eiser sub 3],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 1 mei 2024 een vonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres sub 1] V.O.F. en [gedaagde] over het onrechtmatig gebruik van een strook grond. De procedure begon met een dagvaarding op 28 augustus 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] een stuk grond van [eiseres sub 1] in gebruik heeft genomen, terwijl hij wist dat dit perceel toebehoorde aan [eiseres sub 1]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet door verjaring eigenaar kon worden van de grond, omdat hij niet aan de vereisten voor verkrijgende of bevrijdende verjaring voldeed. [eiseres sub 1] had [gedaagde] al op 21 juli 2023 verzocht om het gebruik van de grond te staken, en [gedaagde] had onvoldoende bewijs geleverd dat hij de grond al voor deze datum in bezit had. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres sub 1] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld om de grond te ontruimen en de proceskosten te betalen. De rechtbank heeft ook de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis toegewezen, waarbij het belang van [eiseres sub 1] om de grond te gebruiken voor zijn bedrijf zwaarder woog dan het belang van [gedaagde] om de bestaande situatie te behouden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.082,-, inclusief nakosten en wettelijke rente.