ECLI:NL:RBMNE:2024:2695

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
566498 / FO RK 23-1453
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 15 april 2024, is het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag over haar twee kinderen toegewezen. De ouders, die een relatie hebben gehad, zijn het niet eens over het gezag. De moeder heeft het verzoek ingediend omdat de kinderen sinds 30 juni 2022 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling en er geen communicatie meer tussen de ouders is. De vader is veroordeeld voor belaging van de moeder, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de aantekening van het gezamenlijk gezag, en dat het gezamenlijk gezag beëindigd kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het gezag te wijzigen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen niet langer in een onzekere situatie hoeven te verkeren. De kosten van de procedure worden door beide ouders zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/566498 / FO RK 23-1453
Gezag en omgang
Beschikking van 15 april 2024
in de zaak van:
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen,
tegen
[vader],
briefadreshoudend op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 28 november 2023;
  • het bericht van de moeder van 19 december 2023 (met bijlagen) via F9-formulier;
  • het bericht van de moeder van 8 januari 2024 (met bijlagen) via F9-formulier.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 4 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad);
  • mevrouw [B] namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De rechter heeft aan de minderjarige [minderjarige 1] , de oudste zoon van de ouders, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. [minderjarige 1] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn mening te geven.
1.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige 2] , de jongste zoon van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat hij van het verzoek vindt. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen moeten nemen.
2.4.
De kinderen staan sinds 30 juni 2022 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd en loopt nu tot 27 september 2024.
2.5.
De ouders zijn het niet eens over het gezag. De moeder wil het eenhoofdig gezag. De vader is het hier niet mee eens.

3.De beoordeling

Beslissing
3.1.
De rechtbank zal beslissen dat de moeder voortaan alleen het gezag heeft over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit betekent dat zij voortaan zelfstandig de beslissingen over de kinderen mag nemen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Wijziging van omstandigheden
3.2.
De rechtbank kan op verzoek van een ouder het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien - dus sinds de aantekening van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister - de omstandigheden zijn gewijzigd. [2] De rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is. Zo zijn de ouders inmiddels uit elkaar, staan de kinderen onder toezicht, is er al geruime tijd geen communicatie tussen de ouders en is de vader veroordeeld voor belaging (stalking) van de moeder. Alles bij elkaar vindt de rechtbank dit een wijziging van de omstandigheden. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Toelichting
3.3.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. In de wet staat dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen als zij vindt dat er een er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders (en dus de dupe worden van de situatie tussen de ouders) en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in komt [3] (‘klemcriterium’) of als zij een wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk vindt [4] (‘noodzakelijkheidscriterium’).
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan het klemcriterium. De ouders hebben al ruim een jaar geen enkel contact meer met elkaar. Dit heeft te maken met de ernstig verstoorde onderlinge relatie tussen de ouders bij het uit elkaar gaan en escalaties in de periode daarna. Ook is de vader enige tijd is opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. Al het contact tussen de ouders verloopt sinds de ondertoezichtstelling via de GI. Volgens de vader verloopt dit goed, maar in de ogen van de moeder is overleg over de kinderen op deze manier vrijwel onmogelijk. Dit komt ook, zo heeft zij onderbouwd gesteld, omdat de vader niet altijd meewerkt. Zo is zij eind 2022 een procedure gestart omdat de vader niet wilde meewerken aan het aanvragen van een nieuw identiteitsbewijs voor [minderjarige 2] . Ook is zij afgelopen zomer niet naar het buitenland op vakantie geweest, omdat de vader hier geen toestemming voor zou geven. De vader betwist dat een procedure over de ID-kaart nodig was, omdat hij deze aan de GI had gegeven. De vader stelt dat hij altijd heeft meegewerkt en dat hem niet om toestemming is gevraagd. Hij heeft dat verder niet onderbouwd. Dit bevestigt voor de rechtbank dat de huidige gang van zaken niet zonder problemen verloopt.
3.5.
Daar komt bij dat het ontbreken van communicatie tussen de ouders hoogstwaarschijnlijk nog geruime tijd zal duren. De vader is op 7 november 2023 door de meervoudige strafkamer (hierna: de strafrechter) veroordeeld voor belaging van de moeder in de periode van 30 december 2022 tot en met 6 juni 2023. Hij heeft hiervoor een taakstraf gekregen van tachtig uur, waarvan veertig uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Gedurende deze proeftijd mag de vader op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met de moeder (contactverbod). Ook mag de vader zich gedurende de proeftijd niet begeven binnen een straal van 100 meter rond de woning van de moeder (locatieverbod). Van dit contact- of locatieverbod kan na toestemming van het OM of de GI in het belang van de kinderen worden afgeweken.
Deze voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht (door de politie) zijn ‘dadelijk uitvoerbaar’ verklaard. In het vonnis heeft de strafrechter dit als volgt verwoord:
“Op grond van artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren. Daarvoor is vereist dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat e verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het misdrijf belaging in de zin van artikel 285b Wetboek van Strafrecht is niet zonder meer een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (…). In het onderhavige geval is de rechtbank echter van oordeel dat aan het hiervoor bedoelde gevaarscriterium is voldaan. Daartoe is het volgende redengevend. Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte kan worden geclassificeerd als een afgewezen stalker en dat dit type stalker het vaakst overgaat tot geweld. Daarnaast lijdt de verdachte kennelijk aan een bipolaire stoornis/manie waarvoor hij op vrijwillige basis onder behandeling is bij [instelling] en ook medicatie slikt. Gelet op het voorgaande en het eerder door verdachte vertoonde onvoorspelbare gedrag, is de rechtbank van oordeel dat de dadelijk uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht in dit geval aangewezen zijn.”
De rechtbank is van oordeel dat het onder deze omstandigheden vrijwel onmogelijk is voor de ouders om op een adequate manier samen beslissingen te kunnen nemen over de kinderen. Dit kan, gelet op de gedachte achter de opgelegde voorwaarden, ook niet van de moeder worden gevergd.
3.6.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij het niet eens is met de strafrechtelijke veroordeling; hij is in hoger beroep gegaan. Hij vindt dat er geen sprake was van stalking. Op dit moment is de uitspraak van de strafrechter echter geldend. De rechtbank kan en wil dan ook niet om het vonnis en de opgelegde straf heen, zeker gelet op het feit dat de dadelijk uitvoerbaarheid uitdrukkelijk is gemotiveerd.
3.7.
De vader stelt nog dat gezagsbeslissingen via de GI kunnen worden genomen, maar de rechtbank ziet dit anders. De GI is een instelling die kinderbeschermingsmaatregelen uitvoert; ze is niet bedoeld om langere tijd als een ‘boodschapper’ over gezagsbeslissingen tussen de ouders te fungeren. Uit de stukken komt verder naar voren dat de moeder dit verzoek heeft ingediend in overleg met de toenmalige gezinsvoogd.
3.8.
Naast het feit dat er vanwege het contactverbod in de komende tijd geen overleg tussen de ouders mogelijk is, ziet de rechtbank ook dat de situatie waarin de problemen zijn ontstaan, feitelijk nog steeds niet is opgelost. Het gezin heeft veel meegemaakt, waarbij de vader lange tijd verward gedrag heeft laten zien, zowel tijdens de relatie als daarna. De vader ontkende lange tijd dat er bij hem sprake was van psychische problematiek en gaf de moeder en de gezinsleden de schuld van allerlei zaken. De kinderen hebben veel gezien en gehoord; [minderjarige 2] zit hiervoor nog in traumatherapie; [minderjarige 1] wil er niet over praten. Uiteindelijk is de vader vanaf juni 2023 (circa) zes maanden opgenomen geweest bij [instelling] vanwege - naar zijn zeggen - een bipolaire stoornis, waarbij sprake was van een langdurige manie. Alhoewel nu in ieder geval duidelijk is dat er sprake is van psychische problematiek bij de vader, geeft hij verder nauwelijks openheid van zaken. De rechtbank heeft in het strafvonnis gelezen dat dit ook het geval is geweest bij de reclassering. Ditzelfde geldt bijvoorbeeld voor zijn re-integratietraject: het antwoord van de vader op dit soort vragen blijft vaag. De moeder heeft hierdoor niet het vertrouwen dat er iets verbeterd is, nu zij niet precies weet wat er aan de hand was, welke behandelingen de vader volgt en wat de risico’s zijn als de vader geen medicatie slikt.
3.9.
De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor de vader niet gemakkelijk is om hierover te praten, maar meent wel dat voor het herstel van vertrouwen, niet alleen van de moeder maar ook van de kinderen, openheid noodzakelijk is. Dat inzicht heeft de vader niet. Extra zorgelijk vindt de rechtbank dat de vader ook nu nog de vele voorvallen in de periode voorafgaand aan december 2022 blijft bagatelliseren en ontkennen. Zo blijft hij erbij dat alleen de moeder hierin een rol moet hebben gespeeld. Ook blijft hij er bij dat de oorzaak van alle problemen is dat de moeder een valse aangifte tegen hem heeft gedaan. Hiermee is op dit moment sprake van een volledige impasse: het gebrek aan vertrouwen van de moeder tegenover het ontkennen van de problemen door de vader. Er is daarom nu geen basis meer voor gezamenlijk gezag zonder dat de kinderen hiervan de dupe worden.
3.10.
De rechtbank benadrukt dat deze beslissing los staat van het recht van de vader op omgang met de kinderen. Die omgang is inmiddels begeleid en in stapjes op gang gekomen. Ook de moeder heeft het belang van de omgang tijdens de mondelinge behandeling onderstreept; zij vindt dat de kinderen de vader moeten blijven zien, maar wel op een zodanige manier dat het veilig is. De GI heeft daar - gedurende de ondertoezichtstelling - de regie over.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.11.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De reden hiervoor is dat te nemen gezagsbeslissingen voor de kinderen niet langer moeten worden vertraagd of zelfs uitblijven omdat het overleg tussen de ouders niet mogelijk is. De kinderen hebben al erg lang in deze zeer beladen situatie gezeten.
De kosten van deze procedure
3.12.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanaf nu alleen toekomt aan de moeder;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, (kinder)rechter, in samenwerking met M. Hoogeveen-van de Vrede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 1:251a lid 1 sub a BW
4.Artikel 1:251a lid 1 sub b BW