ECLI:NL:RBMNE:2024:266

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
16.203071.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen met vermeende staat van verminderd bewustzijn

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het seksueel binnendringen bij de aangeefster, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juli 2022 seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster, maar dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat zij zich in een zodanige staat van verminderd bewustzijn bevond dat zij niet in staat was om weerstand te bieden tegen deze handelingen. De officier van justitie had betoogd dat de aangeefster op het moment van de seksuele handelingen dronken was en niet in staat om haar wil te bepalen. De verdediging voerde echter aan dat de aangeefster, ondanks haar alcoholgebruik, in staat was om zelfstandig te functioneren en toestemming had gegeven voor de seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen, evenals het NFI-rapport over haar alcoholconcentratie. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde die haar weerhouden zou hebben van het bieden van weerstand. De rechtbank sprak de verdachte vrij en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.203071.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] (Colombia),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Mr. P.M.A.C. van de Wouw, advocaat te Utrecht, heeft het woord gevoerd namens de benadeelde partij, mevrouw [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 3 juli 2022 te Amersfoort seksueel is binnengedrongen bij [aangeefster] , van wie verdachte wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft aangevoerd dat [aangeefster] in de bewuste nacht in een dusdanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij niet voldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken omtrent de seksuele handelingen die door verdachte met haar werden verricht, dan wel om daar weerstand tegen te bieden. Door onder die omstandigheden toch seks met [aangeefster] te hebben, heeft verdachte de kans bewust aanvaard dat hij seksuele handelingen zou plegen met [aangeefster] , zonder dat zij bij haar volle bewustzijn was. De seks bestond uit vaginale penetratie. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de aangifte en verklaringen van [aangeefster] . Daarnaast heeft hij verwezen naar de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Zij hebben verklaard dat [aangeefster] op het feestje waar zij verdachte heeft ontmoet, veel alcohol had gedronken en dat zij dronken en onvast ter been was. Dat [aangeefster] dronken was, wordt bovendien ondersteund door het NFI-rapport waarin staat dat de ethanolconcentratie in het bloed van [aangeefster] ten tijde van het voorval ongeveer 1,6 tot 2,5 mg/ml moet zijn geweest. Dit is een concentratie waarbij, bij een gematigd gebruiker, duidelijk dronkenschap, significante verslechtering van lichaamsfuncties en ernstige verstoring van waarneming en beoordelingsvermogen kunnen optreden. Verdachte heeft ook zelf verklaard dat [aangeefster] op de grond viel omdat zij dronken was, dat [aangeefster] waggelde en dat zij overkwam als een zoutzak. Daar komt bij dat verdachte twee jaar ouder was, nuchter was en dwingend in het contact. Volgens de officier van justitie kon van [aangeefster] - gezien haar dronken toestand - dan ook redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij weerstand zou bieden tegen de seksuele handelingen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Volgens haar kan op basis van het dossier niet worden bewezen dat [aangeefster] in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij in onvoldoende mate haar wil kon bepalen omtrent het verrichten en dulden van seksuele handelingen of dat zij geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Hoewel [aangeefster] alcohol had gedronken en op momenten onvast ter been was, blijkt uit de getuigenverklaringen dat zij voor en na de seks in staat was om zelfstandig een grote afstand te lopen en diverse gesprekken te voeren. De getuigenverklaringen geven geen aanleiding te veronderstellen dat op die momenten sprake was van een toestand van verminderd bewustzijn. Verdachte heeft dan ook niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij misbruik zou maken van [aangeefster] , omdat zij onder invloed van alcohol was, laat staan dat verdachte zich er bewust van zou zijn geweest dat [aangeefster] in relevante mate beperkt zou zijn geweest in haar vermogen weerstand te bieden aan zijn seksuele avances. Verdachte heeft bovendien steeds expliciet toestemming aan [aangeefster] gevraagd om seksuele handelingen met haar te verrichten. [aangeefster] heeft telkens haar toestemming gegeven. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte op 3 juli 2022 seksueel is binnengedrongen bij [aangeefster] , terwijl verdachte wist dat zij op dat moment in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte in die bewuste nacht seksuele handelingen heeft verricht met [aangeefster] en dat hij daarbij zijn penis in haar vagina bracht. Ook verdachte heeft dat verklaard.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert in de staat tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. De staat van verminderd bewustzijn kan het onder meer gevolg zijn van overmatige inname van alcohol. (
Kamerstukken II2001/02, 27 745, nr. 6, p. 22 (NV II)).
De vraag in de onderhavige zaak is of [aangeefster] zich ten tijde van de seksuele handelingen in een dergelijke staat van verminderd bewustzijn bevond dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van verdachte. De rechtbank merkt op dat er tussen “waakzaamheid” en “geheel van de wereld zijn” - waar het gaat om de invloed van alcohol: tussen nuchter en laveloos zijn - veel ruimte zit. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de wetsgeschiedenis dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om elke staat van verminderd bewustzijn strafbaar te stellen. Vereist is dat [aangeefster] geen weerstand kon bieden tegen de seks en dat de verdachte zich daarvan bovendien bewust was.
De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [aangeefster] zich in een dergelijke staat van verminderd bewustzijn bevond ten tijde van de seks met de verdachte.
Vast staat dat [aangeefster] in zekere mate van dronkenschap verkeerde op het moment dat zij samen met verdachte het feestje verliet. Dit blijkt onder meer uit de verklaringen van [aangeefster] , die worden ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Ook verdachte heeft verklaard dat [aangeefster] dronken was. Op basis van het rapport van het NFI blijkt eveneens dat er bij [aangeefster] sprake was van een zekere mate van dronkenschap.
Daar staat tegenover dat er aanknopingspunten zijn waaruit blijkt dat [aangeefster] niet in zodanige dronken toestand verkeerde, dat zij geen weerstand kon bieden tegen de seks.
  • [aangeefster] heeft tegenover de politie verklaard dat ze - de rechtbank begrijpt: wat alcohol betreft - goed haar grenzen kent en dat ze voor haar gevoel niet veel gedronken had, in elk geval niet zoveel dat ze daardoor een blackout zou krijgen. Verder heeft [aangeefster] verklaard dat ze “wat op had” en dat ze vlak voordat ze met verdachte naar buiten ging, voelde dat ze “aangeschoten” werd;
  • [aangeefster] heeft verklaard dat zij als gevolg van de alcohol lacherig en slapjes was, niet helemaal recht meer kon lopen, maar niet met dubbele tong sprak en voor haar gevoel normaal praatte;
  • Ook heeft zij verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt: bewust) met verdachte naar buiten is gegaan om te tongzoenen;
  • [aangeefster] is zelfstandig van het feestje naar het steegje gelopen waar de seks plaatsvond en vervolgens ook weer met verdachte terug gelopen naar het feestje. Daartoe was zij dus in staat;
  • Op de terugweg zijn verdachte en [aangeefster] getuige [getuige 3] tegengekomen. [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte en [aangeefster] naast elkaar liepen in de richting van het feestje. [getuige 3] heeft verder in een Whatsappgesprek met de moeder van verdachte het volgende geschreven: “ja klopt, het zag er gewoon allemaal gezellig uit tussen hun twee toen we aan kwamen fietsen. Ook toen we even stopten zag het er gewoon gezellig uit tussen [verdachte] en het meisje”.
Voor de rechtbank weegt verder mee dat toen de politie de volgende ochtend met [aangeefster] sprak, [aangeefster] aangaf dat ze “wat op had”, dat ze niet voldoende had aangegeven dat ze niet wilde, dat verdachte groter en ouder was, dat ze niet goed wist wat ze moest doen en het een soort van heeft laten gaan.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen over het uit het dossier blijkende gedrag van [aangeefster] vlak voor en vlak na de seksuele handelingen en de hiervoor weergegeven verklaring van [aangeefster] , is naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat [aangeefster] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde ten tijde van het ondergaan van de seksuele handelingen.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een schadevergoeding gevorderd, bestaande uit zowel materiële als immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal [aangeefster] , als benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. G. Schnitzler en
mr. I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Amersfoort, met [aangeefster] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, terwijl die [aangeefster] kennelijk onder invloed van alcohol was, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers is/heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
- die [aangeefster] gezoend en/of
- met zijn hand de borsten en/of vagina, althans de schaamsteek betast en/of aangeraakt en/of
- zijn penis gebracht/gehouden in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] ;
(art 243 Wetboek van Strafrecht)