ECLI:NL:RBMNE:2024:2611
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van het Uwv over arbeidsongeschiktheid van eiser
In deze zaak heeft eiser, die als schoonmaker werkte, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser meldde zich ziek op 3 januari 2019 en zijn Ziektewet-uitkering werd beëindigd op 17 april 2020. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 28 april 2022, concludeerde het Uwv dat eiser vanaf 31 december 2020 voor 54,58% arbeidsongeschikt was. Eiser maakte bezwaar, waarna de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid verhoogde naar 58,71%. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat zijn belastbaarheid niet correct was vastgesteld en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen vanwege zijn medische klachten, waaronder astma en een nekhernia.
De rechtbank heeft de zaak op 22 februari 2024 behandeld. Eiser voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een (verdergaande) urenbeperking had moeten aannemen, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 juli 2022 correct waren en dat eiser geen voldoende medische onderbouwing had gepresenteerd om de beoordeling van de verzekeringsarts te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv dat eiser 58,71% arbeidsongeschikt was.
De uitspraak werd gedaan door rechter J. Wolbrink, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.