Overwegingen
6. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
7. Partijen hebben verklaard dat zij een uitspraak in de bodemprocedure willen ontvangen.
De voorzieningenrechter is het met partijen eens dat er aanleiding is om ook uitspraak te doen in de bodemzaak. Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet zij daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook meteen op het beroep.
Het wettelijk - en toetsingskader
8. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken
en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
9. Op het perceel is van toepassing bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn. Daarin is aan
het perceel de bestemming Wonen gegeven. Op grond van artikel 16.2.1, aanhef en onder b en d, van de planvoorschriften, mag het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan in de maatvoeringaanduiding aangegeven aantal bouwlagen en moet de bestaande kapvorm of afdekking, zoals deze bestaat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, worden gehandhaafd. Voor het perceel geldt een maximum aantal bouwlagen van twee. Het bouwplan is in strijd met de genoemde bepaling, omdat aan de bestaande twee bouwlagen een bouwlaag wordt toegevoegd en de bestaande kapvorm wordt gewijzigd.
10. Het college kan onder andere afwijken van een bestemmingsplan als daarover in het
bestemmingsplan regels zijn opgenomen. Bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn bevat deze regels in, voor zover hier van belang, de artikelen 16.3.1 en 16.3.2. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid.
11. Het college kan alleen gebruik maken van de aan hem in het bestemmingsplan gegeven
bevoegdheden om een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te verlenen, als de activiteit waarvoor hij de vergunning verleent niet in strijd is met een goede ruimtelijk ordening.Bij het nemen van de beslissing of hij wel of geen gebruik maakt van de aan hem gegeven bevoegdheid komt aan het college beleidsruimte toe, daarbij moet het college alle betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van verzoeker of het besluit dat het college heeft genomen om in dit geval wel gebruik te maken van zijn bevoegdheid in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Heeft het college gebruik kunnen maken van zijn afwijkingsbevoegdheid?
12. Verzoeker voert aan dat de aangepaste bouwtekening slechts betrekking heeft op één
van de drie aspecten die tot een negatief advies van de afdeling Stedenbouw hebben geleid, namelijk de aangepaste hellingshoek van de dakopbouw.
13. Het college heeft in het bestreden besluit en in het verweerschrift gewezen op het
stedenbouwkundig advies. Daarin staat dat in het oorspronkelijke bouwplan een dakopbouw was voorgesteld met een relatief steile dakhelling, waardoor negatieve effecten voor omwonenden werden verwacht. Het bouwblok is namelijk erg krap bemeten en toevoegingen van bouwvolume hebben al snel een sterke nadelige impact. In het laatste aangepaste plan wordt een verlegging van het bestaande achterdakvlak voorgesteld tot aan de gootlijn van de achtergevel van het pand. In dit aangepaste plan blijft de hellingshoek van het dak gelijk waardoor er geen onevenredig nadelige effecten ten aanzien van de bezonning en licht, lucht en openheid zijn te ervaren door omwonenden. Het laatste aangepaste plan voldoet daarmee aan de voorwaarden en is door afdeling Stedenbouw akkoord bevonden. De voorzieningenrechter kan deze motivering van de afdeling Stedenbouw volgen.
14. Verzoeker heeft op zitting verklaard dat, voor zover het bouwplan betrekking heeft op
de dakkapel aan de voorzijde van het pand, hij daarvan geen punt (meer) maakt. De voorzieningenrechter hoeft daarover dan ook niet te beslissen.
15. Verzoeker voert verder aan dat feitelijk mogelijk sprake is van woningsplitsing,
omdat de begane grond een zelfstandige wooneenheid is en de eerste en tweede verdieping een afzonderlijke woning vormen. Dat leidt tot een intensivering van het gebruik van het pand en tot geluidsoverlast.
16. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat de aanvraag en de
verleende omgevingsvergunning betrekking hebben op een dakkapel en een dakopbouw en niet op woningsplitsing. De voorzieningenrechter is het met college eens dat in de verleende omgevingsvergunning niet is beslist op een aanvraag tot woningsplitsing. Het is juist dat in het bestreden besluit is genoemd dat op het perceel Facetbestemmingsplan woningsplitsing II van toepassing is. Zoals ook door het college op de zitting is toegelicht zijn er op het perceel meerdere bestemmingsplannen van toepassing, maar de aanvraag en de verleende omgevingsvergunning zien daar niet op. Deze beroepsgrond kan daarom niet kan slagen.
17. Over het dakterras, dat in de oorspronkelijke aanvraag omgevingsvergunning was
opgenomen, heeft verzoeker op de zitting verklaard dat hij daarover geen beslissing hoeft van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter zal ook daarover daarom geen beslissing nemen.
18. Verzoeker voert nog aan dat het college sterkteberekeningen van de fundering
en een grondsonderingsrapport had moeten overleggen. Verzoeker wil die berekeningen vooraf kunnen controleren om schade aan zijn pand en problemen achteraf te voorkomen.
19. Zoals het college in de brief van 9 juni 2023 heeft uiteengezet moet een aanvrager om
omgevingsvergunning uiterlijk binnen een termijn van drie weken voor de start van de uitvoering van de bouwwerkzaamheden gegevens en bescheiden overleggen met betrekking tot (onder meer) de constructie.Van het college kan daarom niet worden verlangd de door verzoeker gevraagde stukken op een eerder moment over te leggen. Inmiddels zijn de constructieberekeningen door vergunninghouder aangeleverd en akkoord bevonden door de constructeur van de gemeente. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
20. Verzoeker voert tot slot aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is
gekomen, omdat het college niet is ingegaan op de zienswijze die hij naar aanleiding van de aanvraag omgevingsvergunning heeft ingediend. Zijn belangen zijn niet in de heroverweging betrokken. Het is juist dat wat verzoeker in zijn zienswijze heeft gesteld niet in het bestreden besluit terugkomt. Het college heeft daarna in een brief van 9 juni 2023 alsnog uitleg gegeven over de punten die verzoeker in zijn zienswijze heeft aangekaart. Het college heeft in de zienswijze geen aanleiding gezien de aanvraag af te wijzen. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de onvolkomenheid in het bestreden besluit voldoende hersteld.
21. De voorzieningenrechter concludeert dat het college toereikend heeft uitgelegd dat het
bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van verzoeker afdoende in de heroverweging heeft betrokken. Voor wat betreft de door verzoeker gevreesde waardedaling van zijn pand als gevolg van de dakopbouw en de feitelijke woningsplitsing, geldt dat verzoeker die waardedaling niet aannemelijk heeft gemaakt. Het college heeft in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om aan vergunninghouder een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan.
22. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of
een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
23. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger
beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: