ECLI:NL:RBMNE:2024:26
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na gegrond bezwaar tegen opschorting AOW-uitkering
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 januari 2024, wordt een verzoek om proceskostenvergoeding behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.W.E. Ros, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn AOW-uitkering door de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Na een gegrondverklaring van het bezwaar op 25 oktober 2023, trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om vergoeding van de proceskosten. De Raad van bestuur heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De voorzieningenrechter oordeelt dat, ondanks het intrekken van het verzoek om voorlopige voorziening, de Raad van bestuur in beginsel aansprakelijk is voor de proceskosten, omdat zij verzoeker tegemoet is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- en heeft bepaald dat de Raad van bestuur ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.