ECLI:NL:RBMNE:2024:2583
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan procesbelang en afwijzing verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door de voormalig gemachtigde van eiser is ingediend tegen een besluit van de directie van de RDW. Het beroep was ingediend op 21 december 2022 tegen een besluit van 9 december 2022, waarin het bezwaar van eiser tegen een betalingsverplichting voor inschrijving in het kentekenregister ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voormalig gemachtigde geen recente machtiging had ingediend, wat noodzakelijk is voor de behandeling van het beroep. Ondanks herhaalde verzoeken om een geldige machtiging, heeft de voormalig gemachtigde zich op 16 februari 2024 onttrokken als gemachtigde van eiser.
De rechtbank heeft eiser vervolgens per aangetekende post geïnformeerd over de zitting en gevraagd of hij de beroepsprocedure wilde voortzetten. Eiser heeft echter niet gereageerd op deze communicatie en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien hij niet heeft aangetoond dat hij de voormalig gemachtigde heeft gemachtigd om namens hem op te treden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat eiser niet heeft aangegeven dat hij dit verzoek wenst te handhaven.
De rechtbank benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het betaalde griffierecht niet wordt teruggegeven. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.