Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.De beoordeling
€ 304.482,91. Dat is echter ook niet wat [eiseres] doet, zo blijkt uit de renteberekening die zij heeft gemaakt. [1]
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. [eiseres] heeft verschillende IT-producten aan [gedaagde] verkocht, maar [gedaagde] heeft een deel van de koopsom niet betaald. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] de resterende hoofdsom van € 64.626,67 moet betalen, evenals de wettelijke handelsrente over deze hoofdsom. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] tot matiging van de wettelijke handelsrente af, omdat er geen aanleiding is voor matiging. De wettelijke handelsrente wordt beschouwd als een vorm van schadevergoeding voor het te laat betalen van een geldsom, en de rechtbank benadrukt dat de matigingsbevoegdheid terughoudend moet worden gebruikt. Daarnaast heeft [eiseres] ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die door de rechtbank zijn toegewezen. De proceskosten en beslagkosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] de veroordelingen moet opvolgen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.