8.3Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en een bedreiging van zijn ex-vrouw met dit vuurwapen. Zoals bekend veroorzaakt vuurwapenbezit een groot risico voor de veiligheid van personen en versterkt het de al bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In dit geval heeft het bezit van het vuurwapen ook geleid tot een bedreigende situatie. In een conflictsituatie met zijn ex-vrouw heeft verdachte het vuurwapen laten zien en daarmee een aantal keren geschoten. De ex-vrouw van verdachte heeft hierdoor gevreesd voor haar leven en dat van haar kinderen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 2 januari 2024 blijkt dat aan verdachte in 2005, naast 18 maanden gevangenisstraf, de TBS met dwangverpleging is opgelegd vanwege het medeplegen van een gewapende roofoverval en wederrechtelijk vrijheidsberoving. Deze TBS-maatregel duurde tot begin 2017.
In het dossier bevindt zich een Pro Justitia-rapportage van 11 december 2023, opgesteld door psychiater J.C. Laheij en GZ-psycholoog G.M. Jansen, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum.
Deze deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. Zij onderscheidden bij verdachte ten tijde van het onderzoek een psychiatrisch toestandsbeeld met paranoïde achterdocht, complotdenken, vergiftigingswanen en auditieve hallucinaties. Hierbij waren een snel wisselend geagiteerde stemming, narcistische en antisociale gedragingen met dreigementen naar derden en agressie naar materiaal op de afdeling complicerende factoren. Verdachte uitte al dan niet verkapt ernstige dreigementen naar medewerkers en onderzoekers. Zo dreigde hij met het neersteken van derden mocht hij een TBS-maatregel opgelegd krijgen.
Ten aanzien van het gevaar op recidive schatten de PBC-deskundigen het risico op geweldsrecidive klinisch in als hoog. Zij zien bij verdachte een floride paranoïde psychotisch beeld met impuls-, emotie- en agressieregulatiestoornissen en een beperkte coping, samengaand met narcistische en antisociale gedragingen. Agressie hing telkens samen met psychotische ontregeling en is onvoorspelbaar, aldus de deskundigen.
Vanuit de levensgeschiedenis van verdachte wordt de inschatting van het recidiverisico ingegeven door een geschiedenis met problemen van geweld, antisociale gedragingen, relatieproblemen, werkproblemen, middelengebruik, traumatische ervaringen en problemen met respons op behandeling of toezicht. Toekomstige problemen worden gezien op het gebied van het accepteren van ondersteuning/behandeling en toezicht, leefomstandigheden, sociaal netwerk en stress/coping.
Er zijn volgens de deskundigen nagenoeg geen beschermende factoren aanwezig. Wel is er sprake van een redelijke intelligentie en een voor zover bekend normale hechting in de kindertijd. Positief is dat verdachte niet een primair agressieve man is, empathische vermogens heeft en de voorgeschreven medicatie inneemt.
De deskundigen concluderen dat het risico op recidive van gewelddadig gedrag hoog is, ook binnen een beveiligde setting. De agressie van verdachte richt zich hierbij tegen personen die opgenomen zijn in zijn waansysteem.
In het dossier bevindt zich tevens een reclasseringsrapport van 21 december 2023, opgesteld door reclasseringswerker V. Vink. Ook zij concludeert dat het risico op gewelddadig gedrag hoog is.
Adviezen voor het voorkomen van recidive
De PBC-deskundigen concluderen dat behandeling van de psychische stoornis van verdachte noodzakelijk is ter voorkoming van geweldsrecidive. Deze behandeling zal moeten plaatsvinden in een instelling met een hoog beveiligingsniveau. Volgens de deskundigen is er geen ander kader mogelijk voor de behandeling van verdachte dan de TBS met dwangverpleging. Dit vanwege de verstoorde realiteitstoetsing bij verdachte, zijn kritiek- en oordeelstoornissen en het feit dat hij niet open staat voor behandeling vanuit een gebrek aan ziektebesef.
Daarnaast achten de onderzoekers een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) aangewezen, om de kans te verkleinen dat betrokkene bij het beëindigen van de TBS met dwangverpleging uit zicht en zonder zorg raakt. Deze maatregel kan duren zo lang als nodig is en geeft al die tijd toegang tot de voorzieningen die met het oog op het terugdringen van het recidiverisico noodzakelijk zijn, aldus de PBC-deskundigen.
De reclassering ziet mogelijkheden de recidive terug te dringen door het opleggen van een TBS met voorwaarden, waarbij aan verdachte strakke voorwaarden worden opgelegd. De reclassering adviseert hier gematigd positief over en met enige terughoudendheid, omdat de reclassering zich zorgen maakt over het gebrek aan beschermende factoren, de vele risicofactoren en de langdurige behandelgeschiedenis van verdachte, waarbinnen meerdere agressie-incidenten zijn geweest, terwijl deze behandelingen onvoldoende hebben geleid tot gedragsverandering of stabiliteit.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder feit 2 bewezen verklaarde bedreiging
TBS-maatregel
De rechtbank zal het advies van de PBC-deskundigen volgen en aan verdachte ten aanzien van de onder feit 2 bewezen verklaarde bedreiging de TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is vermeld in artikel 37a, eerste lid en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging. Verdachte leed tijdens het begaan van deze bedreiging aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Uit de justitiële documentatie over verdachte, zijn behandelgeschiedenis en de bevindingen van de PBC-rapporteurs en de reclassering, blijkt dat de kans dat verdachte in de toekomst bedreigingen maar ook fysiek geweld tegen personen gaat plegen, zonder verdere behandeling groot is. Ter voorkoming van deze recidive zal aan verdachte dan ook een verplichte behandeling worden opgelegd.
Vanwege de ernst van de psychische stoornis van verdachte en het grote risico op geweldsrecidive is een behandeling van langere duur in een klinische setting noodzakelijk. Uit het PBC-rapport en de behandelgeschiedenis van verdachte blijkt dat er ook in een klinische behandelsetting een aanzienlijke kans is dat verdachte zich onaangepast, ongewenst en agressief gaat gedragen ten opzichte van behandelaars en groepsgenoten. Dit maakt het noodzakelijk dat de behandeling van verdachte zal gaan plaatsvinden in een instelling met een hoog beveiligingsniveau.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat een TBS-maatregel op dit moment het meest passende kader is waarbinnen de behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat de veiligheid van anderen het opleggen van deze TBS-maatregel vereist.
Een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kans van slagen. Verdachte heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat hij bereid is zich te houden aan de te stellen voorwaarden, maar heeft tegelijkertijd aangegeven dat er met hem niks aan de hand is en dat hij het nut van deze voorwaarden in het geheel niet inziet. Gelet op deze houding van verdachte, de ernst van de psychische stoornis waaraan verdachte lijdt en zijn gebrek aan ziekte-inzicht, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat een TBS met voorwaarden kans van slagen heeft.
Maximering
De rechtbank zal bij het opleggen van de TBS met dwangverpleging deze beperken tot de duur van maximaal vier jaren en overweegt daartoe als volgt.
Het bewezen verklaarde feit waarvoor de TBS met dwangverpleging wordt opgelegd, een bedreiging, is in dit geval niet aan te merken als een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De bedreiging is immers niet voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door geweld tegen aangeefster (er is in het plafond geschoten) en ook is uit het dossier niet aannemelijk geworden dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. De rechtbank kan daardoor geen ongemaximeerde TBS-met dwangverpleging opleggen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Om te voorkomen dat verdachte na beëindiging van de TBS-maatregel zonder behandeling in de maatschappij zal terugkeren, terwijl deze behandeling voor inperking van het recidiverisico wel noodzakelijk is, zal de rechtbank de door de officier van justitie subsidiair gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Gelet op wat hiervoor besproken is met betrekking tot de oplegging van de TBS met dwangverpleging, vereist de veiligheid van anderen het opleggen van deze gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde verboden wapenbezit
Gelet op wat is overwogen over de strafbaarheid van verdachte ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte hiervoor een straf moet worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vermelden als oriëntatiepunt voor het bezit van een dergelijk vuurwapen een gevangenisstraf van 4 maanden (als het wapen in de woning wordt aangetroffen) tot 8 maanden (als iemand het wapen in de openbare ruimte voorhanden heeft). In dit geval heeft verdachte het wapen langere tijd in bezit gehad, maar is het niet duidelijk of hij het in de periode vóór 11 februari 2023 ook buiten zijn woning heeft meegenomen. Hij heeft het wapen wel meegenomen naar het huis van zijn ex-vriendin, maar op dat moment was bij verdachte mogelijk al sprake van een psychotisch aangestuurd proces, waardoor het meenemen van dat wapen mogelijk niet of slechts in zeer beperkte mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank is daarom van oordeel dat ten aanzien van feit 1 een gevangenisstraf voor de duur vier maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank een straf en maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengen, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen.