ECLI:NL:RBMNE:2024:255

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
1604248523
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit en bedreiging met geestelijke stoornis als factor

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verboden wapenbezit en bedreiging van zijn ex-vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 februari 2023 in Zeist een verboden vuurwapen voorhanden had en zijn ex-vrouw met de dood heeft bedreigd door haar een vuurwapen te tonen en in haar nabijheid te schieten. De rechtbank heeft de geestelijke toestand van de verdachte in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat hij lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis. Hierdoor kon de bedreiging niet aan de verdachte worden toegerekend, maar het verboden wapenbezit wel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voor het wapenbezit en heeft een gemaximeerde TBS met dwangverpleging opgelegd voor de bedreiging. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de risico's op recidive en de noodzaak van behandeling in een beveiligde setting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/042485-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (Armenië),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [verblijfplaats] (P.I. [locatie] ),
thans preventief gedetineerd in de P.I. [locatie] ,
verder: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van:
- 17 mei 2023, 10 augustus 2023 en 2 november 2023 (voor regie)
- 9 januari 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schipper en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Houten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
1
op 11 februari 2023 te Zeist een verboden vuurwapen voorhanden heeft gehad;
2
op 11 februari 2023 te Zeist [slachtoffer] met de dood heeft bedreigd door haar een vuurwapen te tonen, tegen haar te zeggen “het is jouw schuld” en in haar nabijheid in de lucht en in haar woning te schieten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging. Het ten laste gelegde kan immers niet als bedreiging worden gekwalificeerd, omdat dit door de aangeefster in eerste instantie niet als bedreiging is ervaren. Toen de aangeefster de politie belde was zij bang dat verdachte zichzelf zou doodschieten, niet dat hij haar iets aan zou doen, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit
Verdachte heeft het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 12 februari 2023, genummerd PL0900-2023043859-26, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, bevattende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 70 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 20 februari 2023, genummerd PL0900-2023043859-23, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, aangaande de inbeslagneming van een vuurwapen dat in de woning op het adres [adres 2] te [plaats] is aangetroffen, pagina 85 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2023, genummerd PL0900-2023043859-40, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, bevattende de categorisering van het aangetroffen vuurwapen, ongenummerd.
4.3.2.
De bewijsmiddelen ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging [1]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik woon op de [adres 2] te [plaats] . [2]
Gisteren, vrijdag 10 februari belde mijn ex-man, [verdachte] , mij of ik hem kon helpen met het aanvragen van een uitkering. Ik heb gezegd dat dit goed was en dat hij naar mij toe kon komen.
Vanmorgen hebben wij samen de aanvraag voor de uitkering geregeld. Mijn ex bleef maar zeggen dat het allemaal mijn schuld is dat hij nu weer problemen heeft.
Even later hoorde ik dat mijn ex-man weer naar binnen kwam. Vervolgens zag ik dat hij via de slaapkamer de keuken in kwam gelopen. Ik hoorde hem daarbij met opgezette stem zeggen dat het mijn schuld was. Ik hoorde dat hij dit meerde malen herhaalde. Ik zag dat hij hierbij in mijn richting keek en naar mij toe liep. Ik zag aan zijn gelaatsuitdrukking en houding dat hij boos was. Ik zag op dat moment dat hij in zijn rechterhand een vuurwapen had.
Ik ben weggerend de keuken uit, de gang in naar de voordeur. Vervolgens hoorde ik een harde knal. Ik keek achterom en zag veel rook. Ik zag dat mijn ex-man weer de woning binnen ging en de deur dicht deed. Ik hoorde toen nog een keer een harde knal.
Ik was erg bang en voelde mij bedreigd, ik wist niet wat hij ging doen. Ik dacht echt dat hij mij en daarna misschien zichzelf dood zou schieten. [3]
Ik wil aangifte doen van bedreiging gepleegd door mijn ex-man. Ik was bang en voelde mij bedreigd omdat hij een pistool had. [4]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik heb een sfeer gecreëerd thuis. Ik had een wapen laten zien. Het was een klein pistool. Ik liet mijn ex-vrouw het wapen zien. Ik zag dat zij wegrende. Ik heb een keer in de lucht/plafond geschoten. Daarna rende zij weg de gang op. [5] Ik ben de woning ingegaan en heb de deur dicht gedaan. Ik heb in de woning nog 3 of 4 keer geschoten. Ik heb in de woning ook op het plafond geschoten. [6]
4.3.3
Bewijsoverweging
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde (mevrouw [slachtoffer] in dit geval) in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij zich bedreigd voelde. Uit haar verklaring volgt dat verdachte een pistool heeft getoond, terwijl hij meermaals had gezegd dat ‘het haar schuld was’ en boos was, en dat hij daarna in de lucht en in het plafond heeft schoten. Naar het oordeel van de rechtbank kon bij haar onder deze omstandigheden in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij door verdachte gedood zou worden.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het opzet van verdachte op bedreiging overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm, waarbij verdachte in een conflictsituatie met aangeefster, zijn ex-vrouw, aan haar een pistool laat zien en vervolgens met dat pistool enkele schoten lost, stelt de rechtbank vast dat verdachte daarbij in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn ex-vrouw zich bedreigd zou voelen (in juridische zin is dan sprake van voorwaardelijke opzet).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 11 februari 2023 te Zeist een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van origine alarmpistool, van het merk BBM (Bruni), model 315 Auto, kaliber 8mm K, omgebouwd naar scherpschietend, voorhanden heeft gehad;
2
op 11 februari 2023 te Zeist [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- die [slachtoffer] dreigend een vuurwapen te tonen en daarbij de woorden toe te

voegen “het is jouw schuld” en

- in de nabijheid van die [slachtoffer] in de lucht te schieten en in de woning van die [slachtoffer] te schieten, terwijl die [slachtoffer] in de nabijheid van die woning was en de schoten hoorde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 van de Wet wapens en munitie;
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is door het Pieter Baan Centrum (verder: PBC) op 11 december 2023 een rapport opgemaakt.
De PBC-rapporteurs concluderen dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis, en dat deze geestelijke stoornis ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De rapporteurs adviseren om verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging niet toe te rekenen, omdat er een duidelijk en bepalend verband bestond tussen het plegen van deze bedreiging en de geestelijke stoornis van verdachte. De bedreiging moet worden gezien als een ontlading uit een volledig psychotisch aangestuurd proces, aldus de rapporteurs.
De rapporteurs onthouden zich van een advies over de toerekenbaarheid van het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit, omdat zij niet kunnen bepalen welke invloed de geestelijke stoornis van verdachte heeft gehad op dit verboden wapenbezit. Verdachte was immers ten tijde van het ten laste gelegde al langere tijd in het bezit van het verboden vuurwapen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusie van de PBC-rapporteurs met betrekking tot de toerekenbaarheid van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging over. De rechtbank is van oordeel dat deze bedreiging niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte zal voor deze bedreiging worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit kan de rechtbank, evenals de PBC-rapporteurs, niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat dit feit in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte was blijkens zijn eigen verklaring immers al langere tijd in het bezit van dit verboden vuurwapen, en het is goed denkbaar dat verdachte voor de aanschaf daarvan een motief had dat los staat van zijn geestelijke stoornis.
De rechtbank acht verdachte dan ook strafbaar voor het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid hiervoor geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte de maatregel terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege (hierna: de TBS met dwangverpleging) op te leggen.
Hierbij heeft de officier van justitie primair gevorderd dat de TBS met dwangverpleging ongemaximeerd zal worden opgelegd. Subsidiair heeft zij gevorderd dat wanneer de TBS met dwangverpleging gemaximeerd wordt opgelegd, er tevens een maatregel ter gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, zoals bedoeld in van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, zal worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat aan verdachte geen TBS-maatregel kan worden opgelegd, omdat verdachte van de onder feit 2 ten laste bedreiging dient te worden vrijgesproken. Bij een enkele veroordeling voor het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit is een TBS-maatregel niet aan de orde, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit om bij een bewezenverklaring van feit 2 geen TBS met dwangverpleging maar een TBS met voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet daar mogelijkheden voor en verdachte is bereid zich aan de te stellen voorwaarden te houden.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat een op te leggen TBS met dwangverpleging in dit geval gemaximeerd dient te zijn, omdat de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging geen geweldsmisdrijf is in de zin van artikel 38e van het Wetboek van strafrecht.
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte bij uitspraak op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en een bedreiging van zijn ex-vrouw met dit vuurwapen. Zoals bekend veroorzaakt vuurwapenbezit een groot risico voor de veiligheid van personen en versterkt het de al bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In dit geval heeft het bezit van het vuurwapen ook geleid tot een bedreigende situatie. In een conflictsituatie met zijn ex-vrouw heeft verdachte het vuurwapen laten zien en daarmee een aantal keren geschoten. De ex-vrouw van verdachte heeft hierdoor gevreesd voor haar leven en dat van haar kinderen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 2 januari 2024 blijkt dat aan verdachte in 2005, naast 18 maanden gevangenisstraf, de TBS met dwangverpleging is opgelegd vanwege het medeplegen van een gewapende roofoverval en wederrechtelijk vrijheidsberoving. Deze TBS-maatregel duurde tot begin 2017.
In het dossier bevindt zich een Pro Justitia-rapportage van 11 december 2023, opgesteld door psychiater J.C. Laheij en GZ-psycholoog G.M. Jansen, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum.
Deze deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. Zij onderscheidden bij verdachte ten tijde van het onderzoek een psychiatrisch toestandsbeeld met paranoïde achterdocht, complotdenken, vergiftigingswanen en auditieve hallucinaties. Hierbij waren een snel wisselend geagiteerde stemming, narcistische en antisociale gedragingen met dreigementen naar derden en agressie naar materiaal op de afdeling complicerende factoren. Verdachte uitte al dan niet verkapt ernstige dreigementen naar medewerkers en onderzoekers. Zo dreigde hij met het neersteken van derden mocht hij een TBS-maatregel opgelegd krijgen.
Ten aanzien van het gevaar op recidive schatten de PBC-deskundigen het risico op geweldsrecidive klinisch in als hoog. Zij zien bij verdachte een floride paranoïde psychotisch beeld met impuls-, emotie- en agressieregulatiestoornissen en een beperkte coping, samengaand met narcistische en antisociale gedragingen. Agressie hing telkens samen met psychotische ontregeling en is onvoorspelbaar, aldus de deskundigen.
Vanuit de levensgeschiedenis van verdachte wordt de inschatting van het recidiverisico ingegeven door een geschiedenis met problemen van geweld, antisociale gedragingen, relatieproblemen, werkproblemen, middelengebruik, traumatische ervaringen en problemen met respons op behandeling of toezicht. Toekomstige problemen worden gezien op het gebied van het accepteren van ondersteuning/behandeling en toezicht, leefomstandigheden, sociaal netwerk en stress/coping.
Er zijn volgens de deskundigen nagenoeg geen beschermende factoren aanwezig. Wel is er sprake van een redelijke intelligentie en een voor zover bekend normale hechting in de kindertijd. Positief is dat verdachte niet een primair agressieve man is, empathische vermogens heeft en de voorgeschreven medicatie inneemt.
De deskundigen concluderen dat het risico op recidive van gewelddadig gedrag hoog is, ook binnen een beveiligde setting. De agressie van verdachte richt zich hierbij tegen personen die opgenomen zijn in zijn waansysteem.
In het dossier bevindt zich tevens een reclasseringsrapport van 21 december 2023, opgesteld door reclasseringswerker V. Vink. Ook zij concludeert dat het risico op gewelddadig gedrag hoog is.
Adviezen voor het voorkomen van recidive
De PBC-deskundigen concluderen dat behandeling van de psychische stoornis van verdachte noodzakelijk is ter voorkoming van geweldsrecidive. Deze behandeling zal moeten plaatsvinden in een instelling met een hoog beveiligingsniveau. Volgens de deskundigen is er geen ander kader mogelijk voor de behandeling van verdachte dan de TBS met dwangverpleging. Dit vanwege de verstoorde realiteitstoetsing bij verdachte, zijn kritiek- en oordeelstoornissen en het feit dat hij niet open staat voor behandeling vanuit een gebrek aan ziektebesef.
Daarnaast achten de onderzoekers een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) aangewezen, om de kans te verkleinen dat betrokkene bij het beëindigen van de TBS met dwangverpleging uit zicht en zonder zorg raakt. Deze maatregel kan duren zo lang als nodig is en geeft al die tijd toegang tot de voorzieningen die met het oog op het terugdringen van het recidiverisico noodzakelijk zijn, aldus de PBC-deskundigen.
De reclassering ziet mogelijkheden de recidive terug te dringen door het opleggen van een TBS met voorwaarden, waarbij aan verdachte strakke voorwaarden worden opgelegd. De reclassering adviseert hier gematigd positief over en met enige terughoudendheid, omdat de reclassering zich zorgen maakt over het gebrek aan beschermende factoren, de vele risicofactoren en de langdurige behandelgeschiedenis van verdachte, waarbinnen meerdere agressie-incidenten zijn geweest, terwijl deze behandelingen onvoldoende hebben geleid tot gedragsverandering of stabiliteit.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder feit 2 bewezen verklaarde bedreiging
TBS-maatregel
De rechtbank zal het advies van de PBC-deskundigen volgen en aan verdachte ten aanzien van de onder feit 2 bewezen verklaarde bedreiging de TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is vermeld in artikel 37a, eerste lid en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging. Verdachte leed tijdens het begaan van deze bedreiging aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Uit de justitiële documentatie over verdachte, zijn behandelgeschiedenis en de bevindingen van de PBC-rapporteurs en de reclassering, blijkt dat de kans dat verdachte in de toekomst bedreigingen maar ook fysiek geweld tegen personen gaat plegen, zonder verdere behandeling groot is. Ter voorkoming van deze recidive zal aan verdachte dan ook een verplichte behandeling worden opgelegd.
Vanwege de ernst van de psychische stoornis van verdachte en het grote risico op geweldsrecidive is een behandeling van langere duur in een klinische setting noodzakelijk. Uit het PBC-rapport en de behandelgeschiedenis van verdachte blijkt dat er ook in een klinische behandelsetting een aanzienlijke kans is dat verdachte zich onaangepast, ongewenst en agressief gaat gedragen ten opzichte van behandelaars en groepsgenoten. Dit maakt het noodzakelijk dat de behandeling van verdachte zal gaan plaatsvinden in een instelling met een hoog beveiligingsniveau.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat een TBS-maatregel op dit moment het meest passende kader is waarbinnen de behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat de veiligheid van anderen het opleggen van deze TBS-maatregel vereist.
Een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kans van slagen. Verdachte heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat hij bereid is zich te houden aan de te stellen voorwaarden, maar heeft tegelijkertijd aangegeven dat er met hem niks aan de hand is en dat hij het nut van deze voorwaarden in het geheel niet inziet. Gelet op deze houding van verdachte, de ernst van de psychische stoornis waaraan verdachte lijdt en zijn gebrek aan ziekte-inzicht, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat een TBS met voorwaarden kans van slagen heeft.
Maximering
De rechtbank zal bij het opleggen van de TBS met dwangverpleging deze beperken tot de duur van maximaal vier jaren en overweegt daartoe als volgt.
Het bewezen verklaarde feit waarvoor de TBS met dwangverpleging wordt opgelegd, een bedreiging, is in dit geval niet aan te merken als een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De bedreiging is immers niet voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door geweld tegen aangeefster (er is in het plafond geschoten) en ook is uit het dossier niet aannemelijk geworden dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. De rechtbank kan daardoor geen ongemaximeerde TBS-met dwangverpleging opleggen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Om te voorkomen dat verdachte na beëindiging van de TBS-maatregel zonder behandeling in de maatschappij zal terugkeren, terwijl deze behandeling voor inperking van het recidiverisico wel noodzakelijk is, zal de rechtbank de door de officier van justitie subsidiair gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Gelet op wat hiervoor besproken is met betrekking tot de oplegging van de TBS met dwangverpleging, vereist de veiligheid van anderen het opleggen van deze gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde verboden wapenbezit
Gelet op wat is overwogen over de strafbaarheid van verdachte ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde verboden wapenbezit, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte hiervoor een straf moet worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vermelden als oriëntatiepunt voor het bezit van een dergelijk vuurwapen een gevangenisstraf van 4 maanden (als het wapen in de woning wordt aangetroffen) tot 8 maanden (als iemand het wapen in de openbare ruimte voorhanden heeft). In dit geval heeft verdachte het wapen langere tijd in bezit gehad, maar is het niet duidelijk of hij het in de periode vóór 11 februari 2023 ook buiten zijn woning heeft meegenomen. Hij heeft het wapen wel meegenomen naar het huis van zijn ex-vriendin, maar op dat moment was bij verdachte mogelijk al sprake van een psychotisch aangestuurd proces, waardoor het meenemen van dat wapen mogelijk niet of slechts in zeer beperkte mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank is daarom van oordeel dat ten aanzien van feit 1 een gevangenisstraf voor de duur vier maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank een straf en maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengen, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen.

9.BESLAG

De rechtbank zal de volgende goederen, conform de vordering van de officier van justitie en onder referte van de raadsman, onttrekken aan het verkeer, genummerd volgens de beslaglijst van 8 januari 2024:
STK Patroonhouder (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118944)
1 STK Huls (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118951, AAPZ1713NL)
1 STK Huls (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118952, AAPZ1716NL)
1 STK Huls (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118953, AAPZ1717NL)
1 STK Mund projectiel (omschrijving: PL0900-2023043859, AAPZ1719NL)
1 STK Munitie mund projectiel (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118957)
1 STK Munitie mund projectiel (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118958)
STK Patroon (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118960)
1 STK Patroon (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118961)
1 STK Pistool (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118943)
1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118956)
1 STK Mes (omschrijving: PL0900-2023043859-G3119188),
nu dit goederen betreffen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan dan wel soortgelijke feiten kunnen worden begaan, en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de volgende goederen, conform de vordering van de officier van justitie en onder goedkeuring of referte van de raadsman, retourneren aan verdachte, genummerd volgens de beslaglijst van 8 januari 2024:
13. 1 1 STK Vest (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118967)
13. 1 1 STK Jas (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118968)
13. 1 1 STK Papier (omschrijving: PL0900-2023043859-G3118966).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36d, 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklar ing
  • verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan zoals in rubriek 5 bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte voor het onder feit 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit;
  • verklaart verdachte voor het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar;
Oplegging straf feit 1
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vier maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel feit 2
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteldvoor de duur van
maximaal vier jarenen
beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
- legt aan verdachte op grond van artikel 38z van het Wetboek van strafrecht op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of beperking van de vrijheid;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer, genummerd volgens de beslaglijst van 8 januari 2024:
STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118944)
1 STK Huls (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118951, AAPZ1713NL)
1 STK Huls (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118952, AAPZ1716NL)
1 STK Huls (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118953, AAPZ1717NL)
1 STK Mund projectiel (Omschrijving: PL0900-2023043859, AAPZ1719NL)
1 STK Munitie mund projectiel (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118957)
1 STK Munitie mund projectiel (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118958)
1 STK Patroon (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118960)
1 STK Patroon (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118961)
1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118943)
1 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118956)
1 STK Mes (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3119188),
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen, genummerd volgens de beslaglijst van 8 januari 2024:
13. 1 1 STK Vest (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118967)
13. 1 1 STK Jas (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118968)
13. 1 1 STK Papier (Omschrijving: PL0900-2023043859-G3118966).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 februari 2023 te Zeist een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van origine alarmpistool, van het merk BBM (Bruni), model 315 Auto, kaliber 8mm K, omgebouwd naar scherpschietend, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij op of omstreeks 11 februari 2023 te Zeist [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer] dreigend een vuurwapen te tonen en/of daarbij de woorden toe te voegen 'het is jouw schuld', althans woorden van gelijke bedreigende aard en of strekking en/of
- in de nabijheid van die [slachtoffer] in de lucht te schieten en/of in de woning van die [slachtoffer] te schieten, terwijl die [slachtoffer] in de nabijheid van die woning was en de schoten hoorde;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 augustus 2023 met nummer PL0900-2023043859, doorgenummerd pagina 1 tot en met 123, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, District Oost-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangever, pagina 37.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 35.
4.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, pagina 37.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 71.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 72.