Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] h.o.d.n. [naam] , uit [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht
Inleiding
Aan de kant van het college waren aanwezig: de gemachtigde van het college, [D] , [E] , [F] , [G] , [H] , [I] en [J] .
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Op diezelfde dag tussen 14:00 uur en 16:05 uur hebben andere toezichthouders het adres [adres] te [plaats] bezocht. Ook daar vonden activiteiten plaats, georganiseerd door [naam] . De toezichthouders hebben er twee medewerkers en twintig kinderen in de leeftijd van 4 tot 10 jaar aangetroffen. De toezichthouders hebben van hun bevindingen verslag uitgebracht. Op beide locaties is volgens de toezichthouders sprake van niet geregistreerde kinderopvang.
Er zijn dus drie elementen waaraan voldaan moet zijn, wil sprake zijn kinderopvang.
“Alle varianten hebben gemeen dat de verzorging en opvoeding van de ouders tijdelijk, op structurele basis, gedurende een gedeelte van het etmaal, wordt overgenomen. Als ouders afspreken elkaars kinderen gratis, op een niet bedrijfsmatige wijze, op te vangen, is er geen sprake van kinderopvang in de zin van dit wetsvoorstel.”
Wat precies moet worden verstaan onder verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen is verder nergens expliciet toegelicht. De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van de feiten moeten beoordelen of daarvan in dit geval sprake is.
Hij zal eveneens beoordelen of aan de overige elementen van kinderopvang wordt voldaan.
Er was bovendien geen aanleiding voor de bestreden besluiten, omdat verzoeker zelf de activiteiten al had gestaakt. Verzoeker vindt de besluitvorming niet evenredig uitpakken. Er lagen volgens hem minder verstrekkende maatregelen voor de hand. Er is geen rekening gehouden met de belangen van verzoeker, de medewerkers, de kinderen en hun ouders. De bestreden besluiten zijn door het college actief in de openbaarheid gebracht met het risico op reputatieschade. De last is bovendien bovenmatig hoog en daarmee niet proportioneel.
Verzoeker vindt verder dat hij er, gelet op alle goede contacten die er waren met ambtenaren van de gemeente en met de wethouder, op had mogen vertrouwen dat het aanbod van zijn onderneming niet zou worden aangemerkt als kinderopvang. Hij doet een beroep op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.