ECLI:NL:RBMNE:2024:2523

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
23/6654
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op haar aanvraag. Eiseres diende haar aanvraag in op 17 april 2023, maar verweerder heeft niet binnen de wettelijke termijn van acht weken beslist, die op 12 juni 2023 verstreek. Eiseres heeft verweerder op 24 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar ook daarna bleef een beslissing uit. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een dwangsom. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden, maar verweerder moet wel het griffierecht terugbetalen aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/6654 RECTIFICATIE PAGINA 2 EN 3

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 17 april 2023. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder had dus uiterlijk op 12 juni 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 24 augustus 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Verweerder heeft met het besluit van 25 oktober 2023 de dwangsom correct vastgesteld op € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat hij tot op heden niet in staat is om een beslissing af te geven, omdat een tekort aan artsen leidt tot een flinke vertraging in de afhandeling van verzoeken om herbeoordeling. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien deze omstandigheid, de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9.
Er zijn door eiseres geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van
€ 50,-aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van
€ 50,-dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.