4.3Resultaat op voorschotten
Ik, verbalisant, zie een veelvoud aan mutaties aangaande verstrekte en retour ontvangen voorschotten. Per cliënt is bekeken hoe de verhouding tussen deze twee zaken is. Ik zie bij 103 cliënten dat de som van de (door [onderneming 1] ) retour ontvangen voorschotten de som de som van de door [onderneming 1] giraal verstrekte voorschotten overstijgt. Ik zie dat het gaat om een totale overschrijding van € 37.238.60. De mogelijkheid bestaat dat deze voorschotten -geheel of gedeeltelijk- op een andere manier, bijvoorbeeld contant, zijn verstrekt.
Een verbalisant heeft – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Na nadere beschouwing zie ik, verbalisant, dat bij 115 cliënten de som van de retour ontvangen voorschotten (door [onderneming 1] retour ontvangen) de som van de (door [onderneming 1] ) giraal verstrekte voorschotten overstijgt. Ik zie dat het gaat om een totale overschrijding van € 37.163,60.
Een verbalisant heeft – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Door mij is nader onderzoek gedaan naar verstrekte voorschotten. Hiertoe zijn willekeurig vijf cliënten uit bijlage 4 van bovengenoemd proces-verbaal gekozen, te weten;
- [benadeelde 11]
- [benadeelde 12]
- [benadeelde 15]
- [benadeelde 8]
- [benadeelde 16]
Allereerst zijn door mij uit de, door de bank op vordering verstrekte, rekeningoverzichten de
omschrijvingen per cliënt gefilterd op voorschotten, retour voorschotten en contant. Hierna zijn de overige posten handmatig gescreend om uit te sluiten dat er door typefouten posten niet opgenomen zouden zijn. Hiervan is een Excel overzicht gemaakt welke als bijlage bij dit proces-verbaal wordt gevoegd. Uit dit overzicht is duidelijk dat er discrepanties zijn tussen de hoogte van de verstrekte voorschotten door [onderneming 1] aan de cliënt en het bedrag dat is teruggeboekt van de cliënt naar [onderneming 1] . Tijdens zijn verhoren verklaarde [medeverdachte] dat als geld contant werd verstrekt er altijd door de cliënt een document ondertekend werd met daarop zijn naam, handtekening en het bedrag dat contant is verstrekt. Dit document kon een stuk papier of bijvoorbeeld de enveloppe zijn waar het geld in zat.Deze bewijzen werden door medewerkers gescand en daarna werd het papier vernietigd. Het fysieke stuk is volgens [medeverdachte] niet meer beschikbaar. De stukken stonden digitaal opgeslagen, deze zouden ook bij de stukken moeten zitten die de rechtbank in beslag heeft genomen.
Per cliënt is gekeken welke bewijsstukken zijn vastgelegd van kennelijk contant verstrekte voorschotten.
Cliënt
Verschil
Te verklaren uit administratie
Niet verklaarbaar verschil
[benadeelde 11]
€ 670,-
€ 180,-
€ 490,-
[benadeelde 12]
€ 320,-
€ 0,-
€ 320,-
[benadeelde 8]
€ 1.170,-
€ 240,-
€ 930,-
[benadeelde 16]
€ 950,-
€ 640,-
€ 310,-
[benadeelde 3]
€ 945,-
€ 165,-
€ 780,-
Totaal
€ 4.055,-
€ 1.225,-
€ 2.830,-
Hieruit blijkt dat bij 69% (2830 / 4055 x 100 = 69,79%) van het overschot
aan giraal ontvangen voorschotten deze niet worden ondervangen door een kwitantie van een
contante verstrekking in de administratie van de betreffende cliënt.
Valselijk opgemaakte rekeningen en verantwoording
Een verbalisant heeft – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Door mij verbalisant zijn van een vijftal cliënten de rekening en verantwoording over het jaar 2017 vergeleken met de bankafschriften van de cliënten en de door [onderneming 1] in de cliëntdossiers opgenomen facturen. Hieruit volgen onderstaande bevindingen.
Cliënt
Aangetroffen
facturen
Rekening en
verantwoording
Verschil
↔
Daadwerkelijk
Afgeboekt bank
[benadeelde 17]
€ 2.757,36
€ 2.757,36
459,56
€ 3.216,92
[benadeelde 8]
€ 1.728,36
€ 1.728,36
432,09
€ 2.160,45
[benadeelde 18]
€ 2.403,96
€ 2.403,96
400,66
€ 2.804,62
[benadeelde 12]
€ 2.757,36
-229,78
€ 2.527,58
459,56
€ 2.987,14
[benadeelde 19]
€ 1335,60
€ 1.335,60
433,90
€ 1.869,50
Totaal
€ 10.982,64
-229,78
€ 2.285,77
2.285,77
€ 13.038,63
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat er door [onderneming 1] € 2.285,77 meer is afgeboekt van deze vijf cliënten over het jaar 2017 dan er naar de rechtbank verantwoord is in de rekening en
verantwoording.
In een brief van de rechtbank Gelderland staat – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende:
Aan: [onderneming 1] BV
Datum: 13 september 2018
(…)
Naar aanleiding van de door u ingediende rekening en verantwoording over 2017 in bovengenoemd dossier, verzoek ik deze aan te vullen met:
- Een bewijs van terugstorting te veel in rekening gebrachte bewindvoerderskosten. U had recht op een bedrag van € 2.757,35. U heeft een bedrag van € 2.987,14 in rekening gebracht. U heeft 13 maal het maandtarief in rekening gebracht.
(…).
In een brief van de rechtbank Gelderland staat – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende:
Aan: [onderneming 1] BV
Datum: 4 oktober 2018
(…)
Naar aanleiding van de door u ingediende rekening en verantwoording over 2017 in bovengenoemd dossier, verzoek ik deze aan te vullen met:
- 2015 en 2016: € 4.235,01 - € 4.119,97 = € 115,04
- 2017: € 2.957,69 - € 2.757,35 = € 200,34
te veel aan bewindvoerder/mentorschapsvergoeding in rekening gebracht: € 315,38
Ik wil u verzoeken om het te veel in rekening gebrachte bewindvoeringsvergoeding op rekening van rechthebbende te storten en een bankafschrift hiervan in te dienen.
(…).
In het document ‘Aanscherping van procedures’, dat als bijlage bij mailcorrespondentie van [onderneming 1] met afzender mw. [verdachte] , algemeen directeur, is gevoegd, staat – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende:
Naar aanleiding van klachten en zaken die opvielen in werkzaamheden, zijn zaken bedrijfsmatig aangescherpt om oorzaak boven water te krijgen.
Aangescherpte zaken:
- E-mailberichten die binnenkomen per team, komen automatisch binnen bij directie. Directie bekijkt elke mail, zet door naar betreffend team en er zijn wekelijks teamoverleggen waarin vragen worden gesteld over uitgevoerde werkzaamheden.
- Alle post wordt door de directie geopend en verdeeld.
(…)
De directie heeft veel meegelopen op de werkvloer om de gehele situatie inzichtelijke te krijgen.
(…)
Betalingen worden dagelijks door directie gecheckt en verzonden.
(…)
Betalingen zijn enkel voorbehouden aan directie. (…) Medewerkers hebben geen mogelijkheden tot betalingen.
Alle post komt bij directie binnen voor controle en toezicht op afhandeling.
Alle e-mailberichten komen in kopie standaard binnen bij de directie.
Alle dossierinhoudelijke stukken komen voor verzending voor controle bij directie langs. Enkel bij goedkeuring worden stukken verstuurd.
Overschrijvingen naar privérekening
Een verbalisant heeft – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Vanuit bankrekening [rekeningnummer] ten name van [onderneming 1] B.V. zijn in de jaren 2016, 2017 en 2018 de volgende geldstromen naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte] en/of [verdachte] overgeschreven.
Jaar
Bedrag
2016
60.268,87
2017
61.909,70
2018
81.169,43
Vanuit de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [onderneming 1] B.V. zijn in de jaren 2016, 2017 en 2018 de volgende geldstromen naar de privé bankrekening [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte] en/of [verdachte]
overgeschreven.
Jaar
Bedrag
2016
0,00
2017
0,00
2018
23.995,00
Af te leiden is dat er in het jaar 2018 substantiële stijgingen hebben plaatsgevonden binnen diverse rubrieken van uitgaven.Een substantieel gedeelte van de bestedingen (dan wel overbestedingen ten opzichte van het jaar ervoor) hebben gelet op de omschrijvingen niet passen binnen de zakelijke doelstellingen van [onderneming 1] B,V..
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[onderneming 1] was een bewindvoeringskantoor. [medeverdachte] was de bewindvoerder. De zaak zelf stond op naam van [verdachte] . Zij was de baas. Ik heb er gewerkt van [periode] . Ik was [functie] .
V: Wie had de dagelijkse leiding binnen [onderneming 1] ?
A: [verdachte] , zij kwam steeds meer naar de voorgrond. Door besprekingen met ons liet zij blijken wat er moest gebeuren en wat wij moesten doen. [medeverdachte] moest hier ook in meegaan. Op een bepaald moment begon [verdachte] alles een beetje over te nemen en eigenlijk meer en meer alles te sturen.
V: En wat was de rol [medeverdachte] ?
A: Hij was de bewindvoerder. Hij had ook te luisteren naar [verdachte] , ze heeft wel vaker gezegd dat [medeverdachte] ook gewoon een werknemer was en ook moest luisteren.
V: Wat was de rol van [verdachte] ?
A: Op papier de baas, ze was er ook altijd. Rond commanderen kon ze heel goed.
V: Zijn door u wel eens onregelmatigheden geconstateerd?
A: Ja, ik weet dat er op een bepaald moment een groot aantal rekeningen en verantwoording opgemaakt moesten worden voor de rechtbank.Als ik de stukken had opgesteld dan keek [medeverdachte] ze na of ze klopte. Hij keek dan of de balans sloot en ondertekende ze dan. En daar ging het mis. De balans klopte vaak niet, ik kwam vaak in de knoop met het leefgeld en met bedragen die [onderneming 1] afschreef van de beheerrekening van de cliënt. Wat mij was opgevallen is dat er regelmatig, bij veel verschillende cliënten, teveel maandtermijnen werden afgeschreven door [onderneming 1] . Ik kwam tegen dat dat wel opliep tot 14 of 15 maandtermijnen per jaar. Ik heb dit ook aan [medeverdachte] aangegeven. Hij zei dan dat ik het maar moest wegpoetsen en oplossen in de rekening en verantwoording. Terwijl de gegevens dan niet overeenkwamen met de werkelijkheid. Als de balansen dan klopten met hoe [medeverdachte] ze wilde en niet met de werkelijke situatie dus, dan ondertekende [medeverdachte] het grootste deel van de verklaringen zelf.
Voorschotten daar was ook van alles mee aan de hand. Er werd bijvoorbeeld € 50,- aan voorschot verstrekt aan een cliënt. Het werd overgeboekt naar de leefgeldrekening of ook wel contant verstrekt. Als de cliënt dan weer geld had op zijn beheerrekening werd er bijvoorbeeld € 100,- terug geboekt naar de rekening van [onderneming 1] . Als ik dat dan in balans moest brengen dan klopt dat gewoon niet, er werden meer voorschotten terug ontvangen dan er werden verstrekt. Dat gebeurde ook echt veel en regelmatig. Het is bij meerdere cliënten gebeurd heb ik gezien, ook vaker bij een en dezelfde cliënt. Sowieso bij cliënten die het niet op de rit hadden, gebeurde dit.
Ik maakte de rekening en verantwoording voor cliënten naar eer en geweten en waarheid op. Die klopten dan dus vaak niet. Ik moest ze van [medeverdachte] dan aanpassen zodat ze wel klopten. Ik ga ervan uit dat [verdachte] er ook van wist.Na het rappel dat er kwam van de rechtbank was ze wel degelijk op de hoogte van wat er allemaal fout was gegaan.
V: Wie stelde de facturen op naar de cliënten op?
A: [medeverdachte] deed dat.
V: Wie verzorgde de incasso's naar aanleiding van deze facturen?
A: [medeverdachte] .
V: Wie was verantwoordelijk voor de boekhouding?
A: [medeverdachte] .
Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Wat stond er in uw taakomschrijving voor de werkzaamheden bij [onderneming 1] ?
Ik ben ondersteunend aan [medeverdachte] geweest. [functie] , dus de administratieve taken. Ik hield de dossiers bij voor [medeverdachte] . Ik maakte rekening en verantwoording op voor [medeverdachte] onder zijn supervisie.
U heeft in uw verklaring bij de politie een aantal punten benoemd. U heeft gezegd dat u opgevallen was dat er regelmatig bij veel verschillende cliënten te veel maandbedragen werden afgeschreven. U hebt verklaard dat [medeverdachte] zei dat u het moest wegpoetsen en oplossen in de rekening en verantwoording. Waren dat zijn letterlijke woorden?
Hij zei alleen dat de rekening en verantwoording kloppend moest zijn.
Was [verdachte] daarbij?
Verschillende keren.
U heeft ook verteld dat er van alles aan de hand was met voorschotten, dat er meer voorschotten retour gingen dan dat er werden verstrekt. Kunt u zich daarvan herinneren om hoe veel cliënten dat ging?
Ik denk de meeste cliënten wel. Bij 9 van de 10 cliënten waren de inkomsten en uitgaven niet stabiel. Als ze ook nog leefgeld moesten krijgen, werd er een voorschot gegeven vanuit de zaak. Maar die voorschotten werden vaker teruggeboekt dan dat ze gegeven werden aan de cliënt.
Er werd een voorschot verstrekt, dat moest terug betaald worden. Wat klopte daar niet aan?
Als je de rekening en verantwoording opmaakt dan moeten onder aan de streep de inkomsten en uitgaven hetzelfde zijn. Je zag dat er meer was teruggeboekt dan dat er aan voorschotten was verstrekt.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb daar van [periode] gewerkt. [onderneming 1] was een bewind voering kantoor.
V: Wat was uw functie binnen [onderneming 1] ?
A: Ik deed eigenlijk van alles. Ik deed zelf ook gewoon de bewind voering wat
eigenlijk niet mocht.
V: Wie had de dagelijkse leiding binnen [onderneming 1] ?
A: [verdachte] was de baas, [verdachte] . Zij was op papier ook baas. Zij had echt de
leiding.
V: En wat was de rol [medeverdachte] ?
A: [medeverdachte] was bewindvoerder en curator. [verdachte] was de baas maar ze deden veel samen, ze. wisten van elkaar waar ze mee bezig waren.
De facturen aan de cliënten maakte [medeverdachte] , hij was ook degene die ze incasseerde.
Er werden voorschotten verstrekt. Dat mag helemaal niet van de rechtbank. In
principe mag je geen voorschotten verstrekken. Meestal als een cliënt dan weer geld
op de rekening had werden de voorschotten gelijk terug geboekt. Ik heb een aantal
keer gezien dat het terug halen van de voorschotten niet klopte met het verstrekte
voorschot. Ik heb wel gezien dat er met die voorschotten gerommeld werd. Ze werden te hoog of dubbel weer teruggeboekt.
Het kwam ook voor dat er gewoon een dertiende
maand werd afgeboekt, een jaar heeft er maar 12 dus zo haalden ze een extra maand
binnen. Dat mag helemaal niet.
Wij zijn hier achter gekomen onder andere door dat we rekeningen van verantwoording
voor de rechtbank moesten opmaken. Soms vroeg de rechtbank een specificatie op over
de kosten voor bewind voering. Dan moes ik uit de rekeningoverzichten van de cliënt
die post uitwerken, het bleek dan wel eens dat er teveel was betaald aan bewind
voeringskosten, dus 13 maanden bijvoorbeeld.Ik moest dan dat overzicht aan [medeverdachte] en [verdachte] geven, het werd op hun verantwoordelijkheid aangepast, meestal moesten wij van hun het overzicht aanpassen zodat het klopte, zij ondertekenden het en stuurde het naar de rechtbank. De rekening van verantwoording werd gewoon zo opgemaakt dat het leek te kloppen maar dat was niet zo.
Wij betaalden wel facturen voor cliënten vanaf hun rekening. Dit ging allemaal in overleg met [medeverdachte] . Wij deden alleen betalingen waarvoor er door instanties facturen ontvangen waren, huur, energie, verzekeringen etc, de vaste lasten. Wij betaalden ook het leefgeld
uit, dat was een standaard boeking die in de bank stond. [medeverdachte] was de enige die de
facturen voor onze diensten incasseerde.
Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In principe was ik ondersteuning van [medeverdachte] en uiteindelijk ook [functie] en had ik zelf een groepje cliënten.
Alle post van cliënten die binnenkwam ging eerst naar [verdachte] toe. Zij zocht alles uit en sorteerde wat voor wie bestemd was. Dat werd ook in het systeem gezet. Hetzelfde gold voor de e-mails. Alles ging eerst langs [verdachte] .
Ik en [getuige 3] moesten af en toe voor de rekening en verantwoording specificaties aanleveren van een bepaalde categorie. Met het maken van die specificaties ging je de maandelijkse kosten voor bewind voering nakijken in de bank en dan waren het er ineens 13 of 14 terwijl het er 12 hadden moeten zijn. Die specificaties van de rekening en verantwoording werden door ons opgesteld, maar door [medeverdachte] getekend. Wij hebben het dus aangegeven aan [medeverdachte] dat het niet klopte. Wij moesten het toen aanpassen van [medeverdachte] en hij tekende het dan. Dan werd het naar de rechtbank gestuurd. Uiteindelijk was het zijn handtekening die erop stond.
Dit ging alleen om een specificatie die de rechtbank vroeg aan de hand van de rekening en
verantwoording. De rekening en verantwoording zelf maakte [medeverdachte] . Als het voor een cliënt van [medeverdachte] was, dan werd het met [medeverdachte] besproken. Uiteindelijk was [medeverdachte] nog de enige bewindvoerder die we hadden.
U had geen autonomie in hoeveel geld er wanneer werd overgemaakt, dat was altijd [medeverdachte] ?
Ja, in principe wel.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb 5 à 6 jaar bij [onderneming 1] gewerkt.
V: Wat was uw functie binnen [onderneming 1] ?A: Ik stond op papier als [functie] . Mijn taken bestonden feitelijk uit
taken die een [functie] uitvoert. Ik zou niet in de bank mogen, maar dat
kon ik wel. Dat moesten we zelfs doen van [medeverdachte] . Eigenlijk mocht ik taken in
opdracht van de bewindvoerder uitvoeren.
[verdachte] was duidelijk de baas. Ze zei altijd: Ik ben hier de baas en ik bepaal wat jullie doen.
[medeverdachte] was feitelijk de bewindvoerder maar ik deed zijn werk.
Ik heb een aantal keer gezien in de afschriften dat [medeverdachte] hoger terugboekte dan het voorschot was geweest.
V: Wie verzorgde de incasso’s naar aanleiding van de opgemaakte facturen?
A: Dat deed [medeverdachte] ook.
V: Wie hadden er allemaal officieel toegang tot de bankrekeningen van de cliënten?
A: Dat was alleen [medeverdachte] .
[getuige 2] en ik konden wel bij de bankrekeningen maar wij mochten dat officieel niet. Dat is een regel van de rechtbank, alleen de bewindvoerder mag dat.
V: Hoe zat het met die voorschotten die je eerder noemde?
A: We deden dat soms omdat mensen echt geen geld in huis hadden om boodschappen te doen. [medeverdachte] dacht daar volgens mij makkelijk een slaatje uit te kunnen slaan. Soms
ontstonden daardoor ook achterstanden bij cliënten in het terug betalen van die
voorschotten. Ik ben dat voor een paar cliënten op een rij gaan zetten tijdens de
eerder genoemde vakantie van [medeverdachte] en [verdachte] . Hieruit bleek heel duidelijk dat [medeverdachte]
bij sommige cliënten hoger de voorschotten terug boekte dan ze verstrekt waren. Zo
werden de cliënten benadeeld.
[medeverdachte] deed het best sluw, hij deed het vooral bij de mensen die van hun hele
financiële situatie niets snapten en veel vertrouwen in ons hadden. De mensen die
zelf hun zaken wel goed in de gaten hielden daar deed hij het niet bij.
Getuige [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik kon bedragen overmaken, maar ik moest dat wel eerst overleggen met [medeverdachte] . Het was alleen in opdracht van [medeverdachte] , zo van: die persoon moet nog leefgeld krijgen, dus wil je dat doen. Over het algemeen vielen alle cliënten met schulden onder [medeverdachte] en daarvoor deden wij alles naar aanleiding van een opdracht van [medeverdachte] . Als [medeverdachte] er niet was, belde ik hem om te vragen of het goed was of niet.
[verdachte] kreeg alle post binnen van alle cliënten en zij opende dat en sorteerde dat. We hadden vaak vergadering en dan vroeg [verdachte] hoe dingen zaten.
In de zomer twee jaar geleden dat [medeverdachte] en [verdachte] op vakantie waren kwam ik erachter dat een factuur dubbel gefactureerd was. Ik dacht: een foutje. Ik heb een aantal keer aan [medeverdachte] gevraagd of het teruggestort kon worden, maar dat werd maar niet teruggestort. Toen ben ik een beetje gaan kijken en zag ik dat de facturen erg vaak werden afgeschreven. Eerst maakten wij ook vaker rekening en verantwoording op en dat mocht ineens niet meer. Dat kwam allemaal bij [medeverdachte] terecht.
Kon u dan als er fouten waren, herleiden wie die bankhandeling had verricht?
[medeverdachte] was daar wel zeker één dag per week mee bezig en hij maakte ook de rekening en verantwoording op. Dat soort dingen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Had de accountant ook inzicht in de rekeningen van de cliënten?
A:Nee.
V: Wat deed u concreet als bewindvoerder?
A: Iedereen kon de betalingen klaarzetten in het softwarepakket en ik controleerde de
betalingen en ik deed de verzendingen voor de betalingen namens de cliënten.
V: Dus jij duwde uiteindelijk op de knop dat het werd betaald?
A: Ja.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Rapporteerde het personeel naar [verdachte] over cliënten en dergelijken?
A: Rapportages gingen wel naar [verdachte] omdat die de verzending naar de rechtbank deed.
O: Getuige [getuige 2] verklaarde: "De facturen aan de cliënten maakte [medeverdachte] , hij was ook de gene die ze incasseerde".
A: Dat klopt.
V: Wie controleerde uw werkzaamheden zoals het incasseren van facturen?
A: In principe zat daar geen controle op, omdat de boekhouder daar als extra vangnet achter zat.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
O: Wij constateerden dat er in 2018 bij cliënt [benadeelde 2] tweemaal een termijnbedrag werd afgeboekt met als omschrijving "20182221",
V: Hoe kan dit?
A: Dat moet een fout zijn van mij als mevr. [benadeelde 2] onder schulden-bewind stond.
O: Wij constateerden dat hierdoor in 2018 13 maal een termijnbedrag werd afgeschreven van € 229,78.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Wat ik net zei, dan is dat dan een foutieve handeling van mij geweest.
O: Wij constateerden dat er in 2018 bij cliënt [benadeelde 9] tweemaal een termijnbedrag werd afgeboekt met als omschrijving "20182300".
V: Hoe kan dit?
A: Zelfde verhaal, dat zal ook een fout van mij kunnen zijn geweest. Inhoudelijk weet ik het niet meer. De fout is gemaakt, dat is niet goed.
O: Wij constateerden dat hierdoor in 2018 13 maal een termijn bedrag werd afgeschreven van € 133,56.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Ook dat is niet goed.
O: Wij constateerden dat er in 2018 bij cliënt [benadeelde 13] tweemaal een termijnbedrag werd afgeboekt met als omschrijving "20182347".
V: Hoe kan dit?
A: Dat zou weer een fout van mij geweest kunnen zijn.
O: Wij constateerden dat hierdoor in 2018 13 maal een termijn bedrag werd afgeschreven van € 144,03.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Zelfde verhaal, dat zal ook een fout van mij kunnen zijn geweest. De fout is
gemaakt, dat is niet goed.
O: Wij constateerden dat er in 2016 bij cliënt [benadeelde 10] tweemaal een termijnbedrag werd afgeboekt met als omschrijving "20160504".
V: Hoe kan dit?
A: Dat weet ik echt niet meer.
O: Wij constateerden dat hierdoor in 2016 bij cliënt [benadeelde 10] , in de maand maart, tweemaal de maandelijkse bijdrage van € 144,03 werd geïnd.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Dat weet ik niet meer.
O: Wij hebben een dergelijke handelswijze vaker geconstateerd.
V: Wilt u hier op dit moment nog aanvullend op reageren?
A: In 2016 had [onderneming 1] meer bewindvoerders, maar de eindcontrole lag wel bij mij.
2017
O: Wij zien bij cliënt [benadeelde 5] dat er in totaal 13x in 2017 het maandelijkse termijnbedrag van € 144,03 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Dan is het een fout die door mij gemaakt zou kunnen zijn.
O: Wij zien bij cliënt [benadeelde 14] dat er in totaal 13x in 2017 het maandelijkse termijn bedrag van € 144,03 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Het kan een fout van mij geweest zijn.
O: Wij zien bij cliënt [benadeelde 12] dat er in totaal 13x in 2017 het maandelijkse termijnbedrag van € 229,78 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Ook dit kan een fout van mij geweest zijn.
2018
O: Wij zien dat bij cliënt [benadeelde 4] dat er in totaal 13x in 2018 het maandelijkse termijn bedrag van € 144,03 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Zelfde verhaal, zou een fout van mij kunnen zijn.
O: Wij zien dat bij cliënt [benadeelde 7] dat er in totaal 13x in 2018 het maandelijkse termijnbedrag van € 144,03 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Zelfde verhaal, zou een fout van mij kunnen zijn.
O: Wij zien dat bij wederom cliënt [benadeelde 12] dat er in totaal 13x in 2018 het maandelijkse termijn bedrag van € 229,78 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Zelfde verhaal, zou een fout van mij kunnen zijn.
O: Wij zien bij wederom cliënt [benadeelde 5] dat er in totaal het 14x in 2018 het maandelijkse termijnbedrag van € 144,03 werd afgeschreven.
V: Hoe verklaart u dit?
A: Ik heb daar niet echt een verklaring voor.
O: Tevens zien wij dat er in het jaar 2018 15x een maandbedrag is geïnd bij cliënt [benadeelde 6] .
V: Hoe verklaart u dit?
A: Dat kan ik niet verklaren.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Welke administratieve bescheiden werden bij het verstrekken van voorschotten opgemaakt?
A: Als het contant werd verstrekt werd er altijd door de cliënt een document ondertekend met daarop zijn handtekening en het bedrag. Een bewijs van ontvangst. Deze bewijzen werden door [A] ingescand en daarna werd het papier vernietigd. Het fysieke stuk is er dus niet meer.
V: Waar zijn deze digitale bewijzen van ontvangst nu? Kan het zijn dat deze bij de beslaglegging door de rechtbank ook mee zijn genomen?
A: Ja dat klopt, deze stonden digitaal opgeslagen, deze moeten ook bij die stukken zitten die de rechtbank toen heeft meegenomen. Het ging soms gewoon om de enveloppe, deze werd dan ook gescand.
V: Door wie werden deze ondertekend?
A: Door de cliënt aan wie het voorschot werd verstrekt, in het geval van contante verstrekking.
Verdachte heeft ter zitting – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik de rekening en verantwoording naar de rechtbank stuurde.
U vraagt of ik ooit heb gezien dat er correcties moesten worden aangepast op de rekening en verantwoording. Ik hoorde dat wel eens correcties moesten worden toegepast maar ben daar niet bij betrokken geweest.
De accountant vergeleek de facturen niet met de bankrekening van de cliënten.
Ik was verantwoordelijk voor de kwaliteitseisen.
Verdachte heeft bij de politie – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wie had de feitelijke leiding binnen [onderneming 1] B.V.?
A: Ik stond op papier.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Vastgesteld kan worden dat medeverdachte [medeverdachte] , handelend als bewindvoerder en curator namens de rechtspersoon [onderneming 1] B.V., rechtmatig toegang had tot de bankrekeningen van zijn cliënten en was gemachtigd om betalingen te doen. Hij beheerde deze rekeningen en had het geld van de cliënten op die manier rechtmatig onder zich.
Het kwam voor dat bij het beheer van deze rekeningen te veel onkostenvergoeding werden uitgekeerd naar de bankrekening van [onderneming 1] . Ook kwam het voor dat na het verstrekken van voorschotten aan cliënten, hogere bedragen werden teruggestort naar de rekening van [onderneming 1] . Dat volgt niet alleen uit verklaringen van getuigen, maar ook uit brieven van de rechtbank die het toezicht hield op de werkzaamheden van [onderneming 1] . Onderzoek door de politie heeft deze onregelmatigheden in de werkzaamheden van [onderneming 1] bevestigd. Door deze onregelmatigheden is [onderneming 1] ten koste van de cliënten bevoordeeld. In de jaren waarop de verdenkingen betrekking hebben zijn de overschrijvingen van de bankrekening van [onderneming 1] naar de privérekening van verdachte en zijn echtgenote toegenomen. Een substantieel gedeelte van de bestedingen (dan wel overbestedingen ten opzichte van het jaar ervoor) passen gelet op de omschrijvingen niet binnen de zakelijke doelstellingen van [onderneming 1] . Uit het onderzoek van de politie blijkt dus dat de gelden van de cliënten geheel dan wel grotendeels door verdachten zijn aangewend voor privédoeleinden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat door hem, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [onderneming 1] , fouten zijn gemaakt. Hij ontkent echter dat dit opzettelijk is gebeurd. De rechtbank ziet wel voldoende bewijs om tot opzet te komen.
De rechtbank constateert dat de gemaakte fouten structureel van aard zijn. Ook wijst de rechtbank erop dat getuigen hebben verklaard dat de fouten, ondanks de door hen aangekaarte onregelmatigheden in de uitkering van de onkostenvergoedingen en het terugboeken van voorschotten, door verdachte niet telkens werden gecorrigeerd. Ook hebben de getuigen verklaard uitdrukkelijk opdracht te hebben gekregen van verdachte [medeverdachte] om de rekening en verantwoording van cliënten kloppend te maken. De rechtbank hecht waarde aan de verklaringen van de getuigen, omdat de getuigen uit eigen wetenschap verklaren en de verklaringen elkaar op essentiële onderdelen ondersteunen.
De rechtbank concludeert dat medeverdachte [medeverdachte] zich, handelend als bewindvoerder van [onderneming 1] , de gelden van de cliënten van [onderneming 1] opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend door hier zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester over te hebben beschikt. Dat levert verduistering op.
Het kloppend laten maken van de rekeningen en verantwoording levert naar het oordeel van de rechtbank valsheid in geschrift op, omdat hierin onjuiste bedragen zijn opgenomen en de inhoud van de rekeningen en verantwoording daarom niet overeenstemt met de werkelijkheid. Hiermee is de rechtbank Gelderland misleid. Door de vals opgemaakte rekeningen en verantwoording op te sturen naar de rechtbank, is ook gebruik gemaakt van de valselijk opgemaakte rekeningen en verantwoording. Medeverdachte [medeverdachte] ondertekende de rekeningen en verantwoording voor juist, voordat deze naar de rechtbank werden gestuurd.
Feitelijk leiding geven aan
Voordat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag of verdachte aansprakelijk kan worden gehouden als feitelijk leidinggever voor de tenlastegelegde strafbare gedragingen, zal moeten worden beoordeeld of de rechtspersoon [onderneming 1] B.V. de strafbare feiten heeft begaan, dan wel daar aan heeft deelgenomen.
Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedragingen redelijkerwijs aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend, hetgeen afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval. Een belangrijk oriëntatiepunt bij deze toerekening is of de gedragingen hebben plaatsgevonden dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de strafbare gedragingen van medeverdachte [medeverdachte] plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en kunnen deze gedragingen worden toegerekend aan de rechtspersoon [onderneming 1] B.V. op grond van het navolgende:
- Medeverdachte [medeverdachte] was werkzaam als bewindvoerder en curator voor [onderneming 1] B.V.
- De werkzaamheden van [medeverdachte] inzake het beheer van de bankrekening van [onderneming 1] en de bankrekeningen van de cliënten van [onderneming 1] in het algemeen, het factureren en incasseren van onkostenvergoedingen namens [onderneming 1] , het terugboeken van voorschotten en het opstellen van rekeningen en verantwoording die namens [onderneming 1] werden verstrekt aan de rechtbank, pasten binnen de normale bedrijfsvoering en taakuitoefening van [onderneming 1] en zijn [onderneming 1] bovendien dienstig geweest in het door haar uitgeoefende taakuitoefening.
- Het was binnen [onderneming 1] bekend dat er fouten werden gemaakt in de uitvoering van haar bewindvoerderswerkzaamheden. Zo heeft de rechtbank [onderneming 1] in 2017 reeds gewaarschuwd naar aanleiding van klachten over de bewindvoering, waardoor [onderneming 1] tijdelijk geen nieuwe cliënten meer kreeg. Ook in 2018 heeft de rechtbank [onderneming 1] meermaals aangeschreven in verband met fouten in de rekeningen en verantwoording. Daarnaast hebben medewerkers van [onderneming 1] de geconstateerde onregelmatigheden op verschillende momenten aangekaart. Gelet op deze gang van zaken binnen het bewindvoeringskantoor vermocht [onderneming 1] erover te beschikken of de gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden en werd zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door [onderneming 1] aanvaard of placht te worden aanvaard.
Daarbij kan het ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte] vastgestelde opzet op de verboden gedragingen, onder meer vanwege zijn taken en verantwoordelijkheden, zijn leidinggevende functie als bewindvoerder binnen [onderneming 1] en als volledig gevolmachtigde van [onderneming 1] , ook ten aanzien van de bankrekeningen, naar het oordeel van de rechtbank worden toegerekend aan [onderneming 1] .
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte als feitelijk leidinggever verantwoordelijk kan worden gehouden voor de verboden gedragingen.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging moet niet uitsluitend worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan zij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat een verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijk leiding geven valt, maar ook het algemene door een verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat een verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven. Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol van een verdachte tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijk leidinggeven kan worden gesproken. In het bijzonder kan dat het geval zijn bij een verdachte die, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is, geen maatregelen heeft getroffen om verboden gedragingen te voorkomen of te beëindigen.
In feitelijk leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Als feitelijk leidinggever moet een verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijk leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.
In dit geval geldt het volgende. Verdachte had als directrice de leiding binnen [onderneming 1] en was in die hoedanigheid volgens getuigen altijd aanwezig. Zij had overleg met medeverdachte [medeverdachte] over de werkprocessen en de kwaliteit. Zij heeft ook expliciet verklaard dat zij verantwoordelijk was voor de kwaliteitseisen. Dat haar bemoeienis daarmee alleen zag op randzaken zoals het personeelsbeleid, zoals verdachte zelf heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het document ‘Aanscherping procedures’, dat verdachte zelf heeft opgesteld, ziet mede op de primaire werkzaamheden en taken van het bewindvoeringskantoor. In het stuk staat onder meer dat zij vanuit haar hoedanigheid van directrice veel heeft meegelopen op de werkvloer om de gehele situatie inzichtelijk te krijgen. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de inhoud van werkzaamheden die op de werkvloer plaatsvonden, ook daar waar het ging om de verduistering en de valsheid in geschrift Werknemers, die als getuigen hebben verklaard, zijn daar ook van overtuigd. Het document ‘Aanscherping procedures’ laat bovendien zien dat verdachte bevoegd was in te grijpen als directrice en daarmee ook redelijkerwijs gehouden was maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen. Dat zij een passieve rol had als het ging om het beheren van de financiën van cliënten, is onder die omstandigheden niet redengevend.
Verdachte had ook actieve betrokkenheid bij de cliënten. Eén van haar taken was immers het ontvangen van de post op naam van de cliënten. Deze post verstrekte zij vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte] of één van zijn medewerkers. Voor zover verdachte de post in de praktijk niet inkeek omdat zij vertrouwde op haar medewerkers, zoals zij zelf heeft verklaard, is dit haar eigen keuze en maakt het voorgaande niet anders. Namens cliënten stuurde verdachte ook post naar de rechtbank, waaronder de rekeningen en verantwoording. Zij heeft bovendien verklaard dat zij ervan op de hoogte was dat er op aanwijzing van de rechtbank correcties moesten worden doorgevoerd ten aanzien van de rekeningen en verantwoording. Toch heeft zij nagelaten maatregelen te treffen om te voorkomen dat de verboden gedragingen, die in dit geval structureel werden begaan, zich voordeden.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte dat de maatregelen uit het document ‘Aanscherping procedures’ alleen betrekking hadden op het verbetertraject van één van de medewerkers, die vanwege disfunctioneren uiteindelijk is ontslagen. Dat blijkt alleen al uit de inhoud van de maatregelen. Verder blijkt uit het document dat in ieder geval een deel van de maatregelen voor half 2018 al is uitgevoerd. Voor zover de in het document ‘Aanscherping procedures’ genoemde maatregelen in de praktijk niet zouden zijn doorgevoerd, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, kan ook dat verdachte worden aangerekend.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank dan ook af dat minst genomen sprake is van voorwaardelijk opzet op de verboden gedraging.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat andere medewerkers onbevoegd bankhandelingen hebben verricht die tot de geconstateerde fouten kunnen hebben geleid, niet aannemelijk is geworden. De feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen ondersteunen dit scenario niet, althans onvoldoende. Op onderdelen wordt dit alternatieve scenario door de bewijsmiddelen juist weersproken. Zo hebben meerdere getuigen verklaard dat zij inderdaad buiten hun bevoegdheid bankzaken deden, maar alleen wanneer zij daartoe uitdrukkelijk opdracht hadden gekregen van verdachte. Bovendien volgt uit de getuigenverklaringen juist dat de medewerkers de onregelmatigheden bij verdachte hebben aangekaart en uiteindelijk ook als klokkenluider hebben opgetreden richting de rechtbank Gelderland. Daarbij komt dat verdachte zelf heeft verklaard dat de eindcontrole van handelingen van medewerkers, ook van andere bewindvoerders, altijd bij hem lag. De mogelijkheid dat facturen feitelijk betrekking kunnen hebben op een ander boekjaar, is bij het onderzoek door het Openbaar Ministerie betrokken e niet bevestigd. Een dergelijk scenario kan dus ook geen verklaring vormen voor de afschrijving van een groter aantal termijnbedragen aan bewindvoeringskosten per jaar dan 12 of het terugboeken van hogere voorschotten dan verstrekt.