ECLI:NL:RBMNE:2024:2508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
16/271826-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met matiging van de vordering benadeelde partij

Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juli 2022 in Hilversum openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Het geweld ontstond na een confrontatie tussen het slachtoffer en een van de medeverdachten, waarbij de verdachte samen met anderen fors geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks zijn verklaring dat hij probeerde te helpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand geëist. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die mantelzorger is voor zijn oma. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf op van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.200,- aan de benadeelde partij, met wettelijke rente, en werd de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/271826-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F. van Seventer, advocaat te Bussum, alsmede de raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. L.M.E. Kleczewski, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 juli 2022 in Hilversum in [straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte geen aandeel heeft gehad in het schoppen of slaan op of rond het hoofd van aangever. Voor zover verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld, was zijn bijdrage onvoldoende significant of wezenlijk. Van die bijdrage heeft de aangever bovendien geen letsel, hinder of pijn ondervonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van mishandeling op 24 juli 2022, in [straat] te Hilversum.
Ik vroeg aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] of ze met mij [straat] wilden inlopen. Ze liepen allebei mee. Ik voelde het volgende moment dat ik tegen de grond werd geduwd. Ik voelde en zag dat ik meerdere trappen tegen mijn hoofd kreeg van [medeverdachte 2] . Ik zag dat er letterlijk een aanloopje genomen werd voordat er weer getrapt werd tegen mijn hoofd. Ik voelde dat er iemand met de punt van zijn schoen op mijn achterhoofd had getrapt. Ik voelde ook dat ik in mijn gezicht werd getrapt, zowel links als rechts. Signalement [verdachte] : uiterlijk: Irakees/Braziliaans, haar: kort millimeters, sikje en een snor, kleding: bodywarmer zwart of grijs [2] .
Het
proces-verbaal van bevindingenvan 11 oktober 2022 van verbalisant [verbalisant] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de beelden is te zien dat aangever [slachtoffer] en [medeverdachte 1] kennelijk een conflict met elkaar hebben. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] een meter er vanaf staat en dat [verdachte] met bodywarmer aan op een afstandje kijkt naar de ruziënde aangever en [medeverdachte 1] . Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] een aanloop neemt en met zijn rechter been met geschoeide voet met kracht een schop tegen het hoofd van de aangever geeft. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] de aangever bij zijn nek pakt en vier knieën geeft tegen het hoofd van de aangever. Op de beelden is te zien dat [verdachte] de aangever ook bij zijn rug pakt en om [medeverdachte 2] heen loopt en met links ook met kracht en geschoeide voet schoppen geeft tegen het lichaam van de nog liggende aangever. Op dat moment is op de beelden te zien dat [medeverdachte 2] met beide gebalde vuisten tegen de romp van de aangever slaat. Op de beelden is te zien dat [verdachte] nog een tweede keer schopt tegen het lichaam van de aangever. Op de beelden is te zien dat [verdachte] weer een schop geeft tegen de rug van de aangever en de aangever slaat op zijn blote onderrug. Op de beelden is te zien dat op het moment dat [medeverdachte 1] probeert om op te staan [medeverdachte 2] een voorwaartse trap geeft tegen het hoofd van de aangever en dat die naar achteren klapt en weer op de grond valt. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] meerdere schoppen geeft tegen het hoofd van de aangever. Op de beelden is te zien dat [verdachte] de aangever nog steeds vastgedrukt houdt en dat hij richting einde van de straat kijkt. Op de beelden is te zien dat de aangever op de grond zit tegen het hek aan en dat [verdachte] de aangever aan zijn shirt naar beneden duwt. Tegelijkertijd is [medeverdachte 1] de aangever nog aan het slaan en schoppen. Op de beelden is te zien dat, doordat [verdachte] de aangever aan zijn shirt naar beneden duwt, er ruimte ontstaat en dat [medeverdachte 2] de aangever nog een schop richting zijn hoofd geeft [3] .
Verdachteheeft
ter terechtzitting van 10 april 2024, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Nadat [slachtoffer] in de steeg in gevecht raakte met [medeverdachte 1] heb ik hem een paar trappen en een paar tikken op zijn rug gegeven. Ik heb [slachtoffer] geschopt.
Bewijsoverwegingen
Voor het bewijs van 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, Wetboek van Strafrecht moet komen vast te staan dat verdachte deel uitmaakt van de groep die het openlijke geweld heeft gepleegd en een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Zijn bijdrage aan het geweld moet voldoende significant of wezenlijk zijn. De bijdrage kan bestaan in het plegen van een gewelddadige handeling, maar dat hoeft niet. Zo kan het aanmoedigen of het vasthouden van het slachtoffer ook voldoende zijn om als significante of wezenlijke bijdrage te worden aangemerkt. Verder moet de betrokkene opzet op het openlijke geweld hebben gehad. Dat betekent dat aangetoond zal moeten worden dat hij het geweld gewild heeft, of in ieder geval welbewust op de koop toe heeft genomen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten op de openbare weg in gezamenlijkheid geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer] . Het door verdachte in dat bestek gepleegde geweld, te weten het vasthouden, schoppen en slaan van [slachtoffer] , maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte hieraan een zonder meer significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer op enig moment - nadat hij hem al had geschopt en geslagen - juist probeerde te helpen en beschermen tegen de aanvallen van zijn medeverdachten, door hem vast te houden en omhoog te trekken. Ook al zou die intentie bij verdachte hebben bestaan, dan doet dit aan de strafbaarheid van zijn handelingen niet af. Verdachte had toen immers al ruimschoots een bijdrage geleverd aan het geweld door het slachtoffer te schoppen en te slaan en heeft daarmee het geweld dat door de medeverdachten tegen het slachtoffer werd uitgeoefend, versterkt. Bovendien bestond de noodzaak tot het lostrekken en omhoog brengen van het slachtoffer niet meer, omdat [slachtoffer] al los was gekomen van medeverdachte [medeverdachte 1] en vrij was om weg te lopen.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer] . Nu de rechtbank tot deze conclusie komt, is sprake van het ’in vereniging’ plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. In dat geval is de verdachte ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld, zoals weergegeven in de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 juli 2022 te Hilversum openlijk, te weten, in [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] op de grond te duwen/gedrukt te houden en meerdere malen op/tegen het hoofd en in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan/stompen en meerdere malen tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen/trappen terwijl die [slachtoffer] gebukt/gehurkt stond en op de grond lag.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uren;
- een gevangenisstraf van 1 (één) maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar, met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering
  • gedragsinterventie agressiebeheersing.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in eerste instantie heeft geprobeerd de-escalerend op te treden en dat hij [slachtoffer] wilde helpen en beschermen. Vervolgens heeft hij weliswaar geweld gebruikt, maar wel minder dan de medeverdachten. De raadsman heeft verzocht daarmee rekening te houden, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is fulltime mantelzorger van zijn oma. Ook zouden de omstandigheden dat verdachte niet eerder is veroordeeld, het geweldsincident al langere tijd geleden heeft plaatsgehad en verdachte ter terechtzitting spijt heeft betuigd in strafverlagende zin moeten meewegen. De raadsman heeft verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich in de nacht van 24 juli 2022 schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsfeit. De rechtbank heeft oog voor het feit dat het [slachtoffer] was die de confrontatie in [straat] opzocht, de eerste klap uitdeelde aan [medeverdachte 1] en met hem in gevecht raakte. Het had echter op de weg van verdachte en de medeverdachten gelegen om zich niet met geweld in deze strijd te mengen aan de zijde van [medeverdachte 1] . Maar dat is precies wat zij wel hebben gedaan; [slachtoffer] is – terwijl hij nog op de grond lag en later gehurkt/gebukt stond – door zowel verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met kracht tegen het lichaam en het hoofd geschopt en gestompt. Verdachte heeft zich, ondanks dat hij daartoe alle gelegenheid had, niet van dit geweldsincident gedistantieerd. Integendeel, verdachte heeft zich gemengd in het gevecht en de aanvalsgolf tegen het slachtoffer. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en diens lichamelijke integriteit aangetast. Het is algemeen bekend dat een slachtoffer dat door meerdere personen in elkaar wordt geslagen, daar vaak vergaande nadelige psychische gevolgen van ondervindt. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt dat hier ook sprake van is. Voorts zal het feit, zeker nu dit op de openbare weg en in het zicht van het uitgaande publiek heeft plaatsgevonden, ook in de samenleving gevoelens van angst, onrust en onveiligheid veroorzaken. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 1 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 14 februari 2024, uitgebracht door S. Boiten, reclasseringswerker van Reclassering Nederland. De reclassering ziet op geen van de leefgebieden een probleem. Verdachte is fulltime mantelzorger voor zijn oma. Mogelijk is echter wel sprake van beïnvloedbaarheid. De invloed van alcohol heeft ook een grote rol gespeeld in zijn gedrag ten tijde van het geweldsincident. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden en een contactverbod met het slachtoffer.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor openlijke geweldpleging met enig letsel tot gevolg uit van een taakstraf van 150 uur.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een geringere rol dan de medeverdachten heeft gehad. Gezien zijn rol acht de rechtbank een gevangenisstraf een te zware straf. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank zal voor wat betreft het voorwaardelijke deel van de straf – naast de algemene voorwaarden – geen bijzondere voorwaarden opleggen. Gelet op het tijdverloop en het feit dat verdachte na het onderhavige geweldsincident niet meer in aanraking is geweest met justitie, acht de rechtbank oplegging van bijzondere voorwaarden niet meer op zijn plaats.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.000,- bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de immateriële schade niet passend en onvoldoende onderbouwd is. Hij sluit aan bij de toegewezen schadevergoeding in de zaak van een medeverdachte en verzoekt de vordering te matigen tot een bedrag van € 1.200,- en de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk te verklaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd om de vordering hoofdelijk toe te wijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht gebruik te maken van de matigingsbevoegdheid. Een bedrag ter hoogte van ongeveer € 1.500,- met aftrek van 20% eigen schuld van [slachtoffer] is meer op zijn plaats, gelet op vergelijkbare zaken. Voor het overige aan immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het letsel van [slachtoffer] en de gevolgen die dat voor hem heeft gehad, en de in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen immateriële schadevergoeding, acht de rechtbank in beginsel een vergoeding van € 1.500,- passend voor de immateriële schade die [slachtoffer] als gevolg van de mishandeling door verdachte lijdt en heeft geleden.
Eigen schuld
Artikel 6:101 BW geeft als uitgangspunt dat de schade over de benadeelde en de aansprakelijke wordt verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Toepassing van die primaire maatstaf van artikel 6:101 BW houdt een causaliteitsafweging in, die er in het onderhavige geval op neerkomt dat moet worden beoordeeld in welke mate enerzijds het gedrag van verdachte en anderzijds het gedrag van [slachtoffer] aan het ontstaan van het letsel heeft bijgedragen. Bij deze beoordeling komt het (nog) niet aan op de mate van verwijtbaarheid van het één en ander. Beoordeling van de mate van verwijtbaarheid komt pas aan de orde bij de toepassing van de tevens in artikel 6:101 BW vervatte billijkheidscorrectie.
Uit het dossier valt op te maken dat, na een ruzie in de [naam] , [slachtoffer] in [straat] de confrontatie met [medeverdachte 1] heeft opgezocht, wat leidde tot een vechtpartij. [slachtoffer] is de confrontatie met [medeverdachte 1] niet uit de weg gegaan en heeft daarna bovendien excessief geweld gebruikt. Op grond hiervan beantwoordt de rechtbank de vraag of sprake is van enige mate van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer] in de zin van artikel 6:101 BW bevestigend. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de aan [slachtoffer] toe te rekenen omstandigheden voor 20% bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De rechtbank ziet dan ook reden 20% van de schade voor rekening van [slachtoffer] te laten. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden op grond van de billijkheid tot een andere verdeling te komen. De rechtbank zal dan ook de vordering ten laste van verdachte toewijzen tot een bedrag van € 1.200,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezen verklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte is daarom voor de geleden immateriële schade ter hoogte van € 1.200,- naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte ten aanzien van [slachtoffer] de maatregel tot schadevergoeding op te leggen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van volledige betaling, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, bij niet (volledig) aan te vullen met 22 dagen gijzeling. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer] .
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 50 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.200,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 1.200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. A.M. Loots en S.M. van der Schenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2024.
Mrs. Loots en Van der Schenk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2022 te Hilversum openlijk, te weten, [straat] , in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die
[slachtoffer] (op de grond) te duwen/gedrukt te houden en/of een of meerdere
ma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die
[slachtoffer] te slaan/stompen en/of een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam, van
die [slachtoffer] te schoppen/trappen terwijl die [slachtoffer] gebukt/gehurkt stond en/of op
de grond lag.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 oktober 2022 en 3 november 2022, genummerd 2022220019, opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 t/m 104. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 7, 8 en 9
3.Pagina 36 t/m 39