ECLI:NL:RBMNE:2024:2499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
16/039667-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak door meerdere verdachten met gebruik van braak

Op 11 januari 2023 heeft verdachte, samen met haar twee schoonzussen en nicht, geprobeerd in te breken in een appartementencomplex in [plaats]. De rechtbank oordeelt dat hun gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het plegen van woninginbraken. Ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van vrijwillige terugtred, verwerpt de rechtbank dit. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeert dat er sprake is van medeplegen van een strafbare poging tot het plegen van diefstal, en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de risico's van recidive. De uitspraak is gedaan op 24 april 2024, na een onderzoek ter terechtzitting op 20 maart en 24 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/039667-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 maart 2024 en 24 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummers 16/039655-23 en 16/331264-23), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/039691-23) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16-039680-23). In deze zaken is door de rechtbank gelijktijdig uitspraak gedaan.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 11 januari 2023, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit een of meer woningen in het appartementencomplex aan de [straat] te [plaats] goederen heeft geprobeerd weg te nemen.
VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
WAARDERING VAN HET BEWIJS
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen sprake is van een begin van uitvoering van diefstal met braak.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2024 onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik op 11 januari 2023 bij het appartementencomplex aan de [straat] in [plaats] was. Ik ben daar met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] binnen geweest.
In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 januari 2023 zag ik [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uit de woning van [medeverdachte 1] in [woonplaats] komen en in een gehuurde auto van Rent a Brik stappen. Wij volgden deze auto, waarin later ook [medeverdachte 2] en [verdachte] stapten. Ze reden richting [plaats] . In totaal hebben zij ongeveer 30 minuten in en rondom [plaats] gereden. Uiteindelijk werd de auto aan het einde van de straat [straat] , ter hoogte van kruising [straat] , geparkeerd. We zagen dat de vier vrouwen de auto uitstapten en naar een appartementencomplex liepen aan de [straat] . De centrale toegangsdeur is alleen te openen door de bewoners middels een digitale pas of door de deur elektronisch te openen wanneer op een elektronische bel is gedrukt. Ik, [verbalisant 1] , zag dat [medeverdachte 1] aan het observeren was en mij sterk inde gaten hield. Ik, [verbalisant 3] zag dat [verdachte] een voorwerp in haar handen hield dat leek op een schroevendraaier. Ik zag dat zij het voorwerp tussen de toegangsdeur en het kozijn stak en handelingen verrichtte die leken op openbreken. Ik zag dat [medeverdachte 2] hielp met het openbreken. De andere twee vrouwen keken ernaar en waren bezig met afschermen dan wel observeren. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , zagen dat de vier vrouwen de toegangsdeur open hadden en dat zij naar binnen liepen. Na ongeveer twee minuten zagen wij, [verbalisant 3] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dat de vier vrouwen het complex uit kwamen lopen en zagen wij dat zij met versnelde pas liepen en tijdens het lopen naar achteren keken. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de vrouwen amicaal zwaaiden en deden of ze afscheid namen van mensen. Toen zij om de hoek waren en uit zicht van het appartementencomplex zag ik dat ze gingen rennen richting [straat] , waar hun auto stond. De auto is daarna naar Bergen op Zoom gereden.
Ik, [verbalisant 3] , zag bij het slot van de toegangsdeur twee beschadigingen die overeenkomen met het openwrikken van de deur door middel van een schroevendraaier of iets dergelijks. Ik, [verbalisant 2] zag twee beschadigingen rondom het slot, die leken op het open wrikken door middel van een rond hard voorwerp. De vier vrouwen zijn bij het bezoek in [plaats] (een uithoek op Schouwenduivenland van maar liefst 2 uur rijden) slechts tien minuten uit de auto geweest en twee tot drie minuten in het appartementencomplex. [2]
Aangever [aangever] heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik vernam van politieagent [verbalisant 2] dat er op 11 januari 2023 vier inbrekers in het complex waren geweest en dat uit onderzoek bleek dat zij geen bewoners waren van het complex, of familieleden met dezelfde achternaam in het complex hebben wonen en ook niet uit [plaats] of omstreken kwamen. Daarnaast bleek dat geen van de 15 bewoners/woningen contact hadden gehad met 1 van de 4 dames die op 11 januari 2023 omstreeks 15.30 uur bij de toegangsdeur stonden. Niemand heeft dus de deur voor de dames geopend of kon zich net na het incident herinneren dat een van de dames heeft aangebeld met de vraag om de deur voor hen te openen. Politieagent [verbalisant 2] deelde mij mede dat er braaksporen waren te zien bij de toegangsdeur toen hij ter plaatse was geweest net na het incident. Ik kan stellen dat deze schade er eerder niet zat. Ik gebruik iedere dag deze deur en had deze schade ook niet eerder gezien. Het is daarmee zeer goed mogelijk dat de 4 inbrekers deze schade hebben toegebracht. [3]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend dat zij in [plaats] waren met de intentie om woninginbraken te plegen. De raadsman heeft bepleit dat zij mogelijk van plan waren om een strafbaar feit te plegen, maar dat nergens uit blijkt welk strafbaar feit. Er is daarom geen sprake van een begin van uitvoering van een inbraak.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet, gelet op de volgende gedragingen van verdachte en haar medeverdachten zoals die uit de bewijsmiddelen zijn gebleken. Verdachte is samen met haar medeverdachten van [woonplaats] naar [plaats] gereden. Verdachte heeft slechts vaag verklaard over de reden waarom; zij zou problemen hebben met haar man en de andere dames zouden haar hebben ondersteund. Het is evenwel volstrekt onduidelijk gebleven waarom zij de voordeur van het appartementencomplex hebben opengebroken en waarom zij naar binnen zijn gegaan.
Zij hebben eerst een half uur door en rondom [plaats] gereden, voordat zij uiteindelijk hebben geparkeerd aan de [straat] . Zij zijn uitgestapt en naar het appartementencomplex aan de [straat] gelopen. Er wordt gezien dat verdachte een schroevendraaier of iets soortgelijks tussen de toegangsdeur stak en dat medeverdachte [medeverdachte 2] hielp met het openbreken van de deur. De deur blijkt daadwerkelijk te zijn beschadigd. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] schermden de handelingen van hun medeverdachten af, althans waren volgens de verbalisanten aan het observeren. Alle vier de verdachten gaan het complex binnen, maar komen na twee minuten alweer naar buiten en doen alsof zij afscheid nemen van iemand, terwijl niemand die aanwezig was in het complex met één van de vrouwen heeft gesproken. Eenmaal om de hoek zetten zij het op een lopen en wordt gezien dat de auto naar Bergen op Zoom rijdt.
De rechtbank oordeelt dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, te weten het plegen van woninginbraken, nu zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Het voornemen van verdachte en medeverdachten heeft zich door dit begin van uitvoering geopenbaard; verdachte en haar medeverdachten hebben de toegangsdeur van het complex immers geforceerd en zijn vervolgens het complex binnengegaan, zodat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van diefstallen uit woningen behorende bij dat complex. Dat hiermee nog niet vaststaat dat verdachte een woninginbraak wilde plegen, en mogelijk van plan was een ander strafbaar feit te plegen, zoals bijvoorbeeld oplichting door zogenaamde ‘babbeltrucs’, zoals de raadsman heeft geopperd, verhoudt zich in het geheel niet met het openbreken van de voordeur en het vervolgens snel weer verlaten van het pand, zonder met iemand te hebben gesproken. Deze handelingen passen bij uitstek bij een poging om bij een woning in te breken.
Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking die uit dit samenstel van gedragingen blijkt, is er sprake van het medeplegen van een strafbare poging tot het plegen van dat voorgenomen feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 januari 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan de [straat] , waaronder [adres 2] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever] en/of een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met een voorwerp, heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 4 bewezen verklaarde feit niet strafbaar is omdat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft besloten dat het beter was om terug te gaan naar huis.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van haar wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is er -kort gezegd- sprake van een (voltooide) poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De rechtbank overweegt dat verdachte geen controleerbare en/of verifieerbare omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat zij het intreden van het gevolg vrijwillig heeft willen beletten. Enkel is vast te stellen dat verdachte en haar medeverdachten na twee minuten het complex uit zijn gelopen. Daaruit valt niet af te leiden wat zich daar binnen heeft afgespeeld en wat verdachte en/of haar medeverdachten heeft doen bewegen te stoppen met de uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Daarmee is vrijwillige terugtred niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt dus het beroep op vrijwillige terugtred.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, is dit feit strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet in lijn ligt met vergelijkbare zaken. De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder met het feit dat zij de zorg draagt voor haar man, kinderen en kleinkinderen. De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk strafdeel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich met haar twee schoonzussen en nicht schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot woninginbraak. Zij lijken daarbij zeer gericht en georganiseerd te werk te gaan, door in een gehuurde auto vanuit [woonplaats] helemaal naar [plaats] te rijden en aldaar op zoek te gaan naar een geschikt appartementencomplex om in te breken. Hieruit spreekt een zekere geraffineerdheid die de rechtbank zorgen baart. Woninginbraken veroorzaken in het algemeen naast materiële schade ook een forse inbreuk op de privacy van slachtoffers. Het handelen van verdachte draagt dan ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 februari 2024 blijkt dat verdachte meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het voortgangsverslag van 23 oktober 2023 opgemaakt door de reclassering. De reclassering ziet diverse leefgebieden van verdachte die een risicofactor vormen voor herhaling van delictgedrag. Met name de omgang met familie, het sociale netwerk en sociaal-maatschappelijke instabiliteit ziet de reclassering als risicovol. Bij de reclassering heeft verdachte aangegeven niet meer met politie en justitie in aanraking te willen komen, mede omdat zij de zorg draagt voor haar man en haar (klein)kinderen.
Strafoplegging
De rechtbank kijkt bij het bepalen van de straf onder andere naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die voor een voltooide woninginbraak uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, dan wel, indien sprake is van recidive of veelvuldige recidive, vijf maanden respectievelijk zeven maanden. De rechtbank gaat in dit geval uit van de oriëntatiepunten voor recidive nu verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt aldus een ander vertrekpunt voor het bepalen van de hoogte van de straf dan de officier van justitie.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd, terwijl in het voordeel van verdachte meeweegt dat het bij een poging tot inbraak is gebleven.
Verdachte heeft 105 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis gezeten. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de soort en duur van de op te leggen straf, maar bovendien gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, oordeelt de rechtbank dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur van het voorarrest, niet passend is. Wel acht de rechtbank het van belang dat verdachte een stok achter de deur krijgt om haar ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Een voorwaardelijk strafdeel zal daarvoor dienen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht daarop in mindering zal worden gebracht.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
75 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 januari 2023 te [plaats] , gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan de [straat] , waaronder [adres 2] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en), een of meerdere goederen uit zijn/haar/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan
[aangever] en/of een ander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met gereedschap, althans een voorwerp, heeft/hebben geforceerd en/of de deur en/of het slot heeft/hebben ontzet en/of gebogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2023, genummerd PL0900-2023041487, opgemaakt door politie Landelijke Eenheid, doorgenummerd 1 tot en met 551. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 33-36 en 37-43.
3.Pagina’s 30 en 31.