Op 11 januari 2023 heeft verdachte, samen met haar twee schoonzussen en nicht, geprobeerd in te breken in een appartementencomplex in [plaats]. De rechtbank oordeelt dat hun gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het plegen van woninginbraken. Ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van vrijwillige terugtred, verwerpt de rechtbank dit. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeert dat er sprake is van medeplegen van een strafbare poging tot het plegen van diefstal, en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de risico's van recidive. De uitspraak is gedaan op 24 april 2024, na een onderzoek ter terechtzitting op 20 maart en 24 april 2024.