ECLI:NL:RBMNE:2024:2498

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
16/039680-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak door verdachte en medeverdachten in Zierikzee

Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar moeder en twee tantes betrokken was bij een poging tot woninginbraak in Zierikzee. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte en haar medeverdachten zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het plegen van woninginbraken. De rechtbank verwierp het verweer van vrijwillige terugtred en sprak de verdachte vrij van twee diefstallen uit woningen en een woninginbraak. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 80 uren. De zaak werd behandeld op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden, waarbij de rechtbank de betrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten kritisch beoordeelde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten, maar dat de poging tot inbraak wel bewezen was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/039680-23 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2024

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 maart 2024 en 24 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede hetgeen de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummers 16/039655-23 en 16/331264-23), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/039691-23) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/039667-23). In deze zaken is door de rechtbank gelijktijdig uitspraak gedaan.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:

1. op 29 augustus 2019 uit een woning aan de [adres 2] te [plaats 1] met een of meer anderen goederen van [benadeelde 5] heeft weggenomen;

2. op 28 juli 2022, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit woningen aan [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] te [plaats 2] met een of meer anderen goederen van [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] heeft weggenomen;

3. op 27 augustus 2022 uit een woning aan [adres 6] te [plaats 3] met een of meer anderen geld en goederen van [benadeelde 4] heeft weggenomen;

4. op 11 januari 2023, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit een of meer woningen in het appartementencomplex aan de [straat 1] te Zierikzee goederen heeft geprobeerd weg te nemen.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 tenlastegelegde. De officier van justitie acht het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1Inleiding – waar gaat deze zaak over?
Op 11 januari 2023 werden verdachte en haar medeverdachten geobserveerd door de Landelijke Eenheid van de politie. De aanleiding voor deze observatie was dat in het politiesysteem meerdere afbeeldingen van vier vrouwen naar voren kwamen die zich bezig hielden met woninginbraken. Een van de vier vrouwen werd herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] , de moeder van verdachte. Door verbalisanten is gerelateerd dat zij zien dat verdachte en medeverdachten de deur forceren van een appartementencomplex in Zierikzee en vervolgens dit complex betreden. Er is aangifte gedaan van poging tot inbraak in dat complex (feit 4). Er is onderzoek gedaan naar verdachte en haar medeverdachten. Daarbij is zij door verschillende verbalisanten herkend als een van de personen op de camerabeelden van een aantal eerder gepleegde woninginbraken in een periode van vier jaar voorafgaand aan die observatie. Verdachte en medeverdachten zijn enige tijd na die observatie door de politie buiten heterdaad aangehouden.
Het dossier bevat meerdere processen-verbaal die zien op de herkenning van verdachte door opsporingsambtenaren op die camerabeelden. De vraag die de rechtbank in dat verband dient te beantwoorden – onder meer vanwege de daar over gevoerde verweren –is of de herkenningen van verdachte op de genoemde camerabeelden voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen dienen en zo ja, of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd.
4.3.2Beoordelingskader herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan, ook wanneer deze herkenningen door verbalisanten worden gedaan. Dit geldt temeer wanneer deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het haar tenlastegelegde kunnen aantonen. Bij de beoordeling van het bewijs dient te worden getoetst of de aan de hand van de foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of foto’s is onder meer van belang in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Hierbij spelen de kwaliteit van de camerabeelden of foto’s en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken daarop een belangrijke rol. Daarnaast is van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem of haar herkende persoon eerder heeft gezien.
4.3.3Vrijspraken

Vrijspraak feit 1 (diefstal uit woning Goes )

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de aangifte volgt dat op 29 augustus 2019 tussen 14:00 uur en 16:10 uur goederen zijn weggenomen uit een woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . De verdediging heeft ter terechtzitting van 20 maart 2024 voor het eerst gesteld dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feit een alibi had, zij had die dag namelijk om 15:15 uur een afspraak bij haar verloskundige in Nieuwegein. Uit nader onderzoek van de officier van justitie blijkt dat het alibi van verdachte klopt. Verdachte is op de afspraak verschenen en de zwangerschapskaart, die namens verdachte ter zitting is overgelegd, is authentiek en onaangepast. Dit maakt dat verdachte, gelet op de reisafstand, op 29 augustus 2019 niet tussen 14:00 uur en 16:10 uur in Goes kon zijn. De rechtbank zal verdachte daarom voor feit 1 vrijspreken.

Vrijspraak feit 2 (inbraak woningen Dordrecht )

De officier van justitie acht op basis van de aangiftes, camerabeelden bij de toegangsdeur van het appartementencomplex en de herkenningen van drie verbalisanten, feit 2 wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank ziet dit anders en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de kwaliteit van de camerabeelden die zijn gemaakt op 21 en 28 juli 2022 goed is en dat enkele persoonskenmerken van de personen op deze beelden voldoende duidelijk zichtbaar zijn. Echter, de verbalisanten hebben enkel een specifieke herkenning van verdachte opgemaakt op basis van de camerabeelden van 21 juli 2022, de datum waarop geen inbraak is gepleegd. Het dossier bevat geen specifieke herkenningen op basis van de beelden van de dag waarop de inbraken zijn gepleegd, te weten 28 juli 2022. Evenmin kan worden vastgesteld dat de personen die op de beelden van 21 juli 2022 te zien zijn, exact dezelfde personen zijn als die op de beelden van 28 juli 2022 zijn te zien. Omdat het dossier verder geen bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij deze inbraken, zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken voor dit feit.

Vrijspraak feit 3 (diefstal uit woning Den Helder )

De officier van justitie acht op basis van de aangifte, de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en met gebruikmaking van schakelbewijs, de diefstal in Den Helder wettig en overtuigend te bewijzen. Volgens de officier van justitie is er bij alle ten laste gelegde feiten sprake van eenzelfde modus operandi. De rechtbank oordeelt anders en overweegt hiertoe als volgt.
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van inbraak in de woning van zijn vader aan de [adres 6] te [plaats 3] op 27 augustus 2022. De inbraak zou die dag hebben plaatsgevonden tussen 9:00 uur ’s ochtends en 16:45 uur ’s middags. Onder meer een kluis en contant geld zijn weggenomen. Er zijn geen braaksporen gevonden op de voordeur en van een specifieke modus operandi is niet gebleken. Er is een getuige gehoord die heeft verklaard dat zij rond 13:00 uur vier personen voor de deur zag staan. Zij zag twee vrouwen en de andere twee personen kon zij niet goed zien. Zij zag dat het donkere personen waren, zij dacht Antillianen.
Verbalisanten hebben camerabeelden van een bewoner van de woning aan de [adres 7] te [plaats 3] bekeken. Er staan geen tijden op deze camerabeelden, maar aan de verbalisanten is meegedeeld dat de beelden zijn gemaakt tussen 9:00 uur ’s ochtends en 19:00 uur ’s avonds. Op deze camerabeelden werd waargenomen dat op enig moment vier vrouwen over de [straat 2] lopen. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen medeverdachte [medeverdachte 1] als een van deze vrouwen. Verbalisant [verbalisant 2] herkent, als enige, ook verdachte op de camerabeelden. Bij de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt een jurk aangetroffen die sterke gelijkenissen vertoont met de jurk van de persoon op de camerabeelden.
De rechtbank acht het voorgaande onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte de woning aan de [adres 6] op 27 augustus 2022 is binnengegaan en goederen heeft weggenomen, dan wel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de dader(s) van de woninginbraak. Het enige wat hier immers uit blijkt, is dat er op enig moment op de dag van de woninginbraak op 27 augustus 2022 een aantal vrouwen op de [straat 2] in [plaats 3] lopen, en dat een van de vrouwen door een verbalisant wordt herkend als verdachte. Of verdachte betrokken is geweest bij de inbraak aan de [straat 3] , en wat haar rol dan zou zijn geweest, kan hieruit niet worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte daarom voor feit 3 vrijspreken.
4.3.4Bewijsoverwegingen

Feit 4 (poging inbraak Zierikzee )

Bewijsmiddelen [1]
In een proces-verbaal van bevindingenis door verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 januari 2023 zag ik [medeverdachte 1] en [verdachte] uit de woning van [medeverdachte 1] in [plaats 4] komen en in een gehuurde auto van [bedrijf] stappen. Wij volgden deze auto, waarin later ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stapten. Ze reden richting Zierikzee . In totaal hebben zij ongeveer 30 minuten in en rondom Zierikzee gereden. Uiteindelijk werd de auto aan het einde van de straat [straat 4] , ter hoogte van kruising [straat 5] , geparkeerd. We zagen dat de vier vrouwen de auto uitstapten en naar een appartementencomplex liepen aan de [straat 1] . De centrale toegangsdeur is alleen te openen door de bewoners middels een digitale pas of door de deur elektronisch te openen wanneer op een elektronische bel is gedrukt. Ik, [verbalisant 4] , zag dat [medeverdachte 1] aan het observeren was en mij sterk in de gaten hield. Ik, [verbalisant 1] , zag dat [medeverdachte 3] een voorwerp in haar handen hield dat leek op een schroevendraaier. Ik zag dat zij het voorwerp tussen de toegangsdeur en het kozijn stak en handelingen verrichtte die leken op openbreken. Ik zag dat [medeverdachte 2] hielp met het openbreken. De andere twee vrouwen keken ernaar en waren bezig met afschermen dan wel observeren. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , zagen dat de vier vrouwen de toegangsdeur open hadden en dat zij naar binnen liepen. Na ongeveer twee minuten zagen wij, [verbalisant 1] , [verbalisant 4] en [verbalisant 2] , dat de vier vrouwen het complex uit kwamen lopen en zagen wij dat zij met versnelde pas liepen en tijdens het lopen naar achteren keken. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de vrouwen amicaal zwaaiden en deden of ze afscheid namen van mensen. Toen zij om de hoek waren en uit zicht van het appartementencomplex zag ik dat ze gingen rennen richting [straat 4] , waar hun auto stond. De auto is daarna naar Bergen op Zoom gereden.
Ik, [verbalisant 1] , zag bij het slot van de toegangsdeur twee beschadigingen die overeenkomen met het openwrikken van de deur door middel van een schroevendraaier of iets dergelijks. Ik, [verbalisant 2] zag twee beschadigingen rondom het slot, die leken op het open wrikken door middel van een rond hard voorwerp. De vier vrouwen zijn bij het bezoek in Zierikzee (een uithoek op Schouwenduivenland van maar liefst 2 uur rijden) slechts tien minuten uit de auto geweest en twee tot drie minuten in het appartementencomplex. [2]
Aangever [benadeelde 7]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik vernam van politieagent [verbalisant 2] dat er op 11 januari 2023 vier inbrekers in het complex waren geweest en dat uit onderzoek bleek dat zij geen bewoners waren van het complex, of familieleden met dezelfde achternaam in het complex hebben wonen en ook niet uit Zierikzee of omstreken kwamen. Daarnaast bleek dat geen van de 15 bewoners/woningen contact hadden gehad met 1 van de 4 dames die op 11 januari 2023 omstreeks 15.30 uur bij de toegangsdeur stonden. Niemand heeft dus de deur voor de dames geopend of kon zich net na het incident herinneren dat een van de dames heeft aangebeld met de vraag om de deur voor hen te openen. Politieagent [verbalisant 2] deelde mij mede dat er braaksporen waren te zien bij de toegangsdeur toen hij ter plaatse was geweest net na het incident. Ik kan stellen dat deze schade er eerder niet zat. Ik gebruik iedere dag deze deur en had deze schade ook niet eerder gezien. Het is daarmee zeer goed mogelijk dat de 4 inbrekers deze schade hebben toegebracht. [3]
In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisant [verbalisant 2] onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik herken [verdachte] aan haar gelaat, bolle gezicht, brede neus en opvallend zwaarlijvig postuur (dikke benen en brede derrière) Tijdens de postactie voor het huis van moeder [medeverdachte 1] , heb ik haar ook rondom het huis zien lopen. Daarnaast bracht zij, de dag waarop zij naar Zierikzee gingen, ook haar kind bij haar moeder thuis. Ik herkende haar voor 100% als een van de verdachten van Zierikzee . [4]
In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisant [verbalisant 5] onder meer – zakelijk weergegeven- het volgende gerelateerd:
Ik herken [verdachte] aan de hand van het postuur, maar vooral aan het gelaat, specifiek het zijprofiel. De kleine mond en kleine neus met een kenmerkend "wipje" van het puntje. [5]

Bewijsoverweging feit 4

Verdachte ontkent dat zij zich in Zierikzee schuldig heeft gemaakt aan poging tot inbraak en volgens de verdediging bevat het dossier voor dit feit onvoldoende bewijs. De rechtbank ziet dit anders en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank gaat uit van de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] , te meer nu de raadsvrouw ter terechtzitting namens verdachte heeft erkend, dat zij op 11 januari 2023 samen met de medeverdachten naar Zierikzee is gereden. Over de reden hiervoor heeft verdachte niets verklaard.
Zij hebben eerst een half uur door en rondom Zierikzee gereden, voordat zij uiteindelijk hebben geparkeerd aan de [straat 4] . Zij zijn uitgestapt en naar het appartementencomplex aan de [straat 1] gelopen. Er wordt gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] een schroevendraaier of iets soortgelijks tussen de toegangsdeur stak en dat medeverdachte [medeverdachte 2] hielp met het openbreken van de deur. De deur blijkt daadwerkelijk te zijn beschadigd. Verdachte en haar moeder schermden de handelingen van hun medeverdachten af, althans waren volgens de verbalisanten aan het observeren. Alle vier de verdachten gaan het complex binnen, maar komen na twee minuten alweer naar buiten en doen alsof zij afscheid nemen van iemand, terwijl niemand die aanwezig was in het complex met één van de vrouwen heeft gesproken. Eenmaal om de hoek zetten zij het op een lopen en wordt gezien dat de auto naar Bergen op Zoom rijdt.
De rechtbank oordeelt dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, te weten het plegen van woninginbraken, nu zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Het voornemen van verdachte en medeverdachten heeft zich door dit begin van uitvoering geopenbaard; verdachte en haar medeverdachten hebben de toegangsdeur van het complex immers geforceerd en zijn vervolgens het complex binnengegaan, zodat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van diefstallen uit woningen behorende bij dat complex.
Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking die uit dit samenstel van gedragingen blijkt, is er sprake van het medeplegen van een strafbare poging tot het plegen van dat voorgenomen feit.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
4
op 11 januari 2023 te Zierikzee tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan de [straat 1] , waaronder [adres 8] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 7] en/of een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met een voorwerp, heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 4 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEIT

De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 4 bewezen verklaarde feit niet strafbaar is omdat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft besloten dat het beter was om terug te gaan naar huis.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van haar wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is er -kort gezegd- sprake van een (voltooide) poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De rechtbank overweegt dat verdachte geen controleerbare en/of verifieerbare omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat zij het intreden van het gevolg vrijwillig heeft willen beletten. Enkel is vast te stellen dat verdachte en haar medeverdachten na twee minuten het complex uit zijn gelopen. Daaruit valt niet af te leiden wat zich daar binnen heeft afgespeeld en wat verdachte en/of haar medeverdachten heeft doen bewegen te stoppen met de uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Daarmee is vrijwillige terugtred niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, is dit feit strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
4 poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een alleenstaande moeder en is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. De raadsvrouw heeft verzocht bij veroordeling een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en een taakstraf.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met haar moeder en twee tantes schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in Zierikzee . Zij lijken daarbij zeer gericht en georganiseerd te werk te gaan, door in een gehuurde auto vanuit Nieuwegein helemaal naar Zierikzee te rijden en aldaar op zoek te gaan naar een geschikt appartementencomplex om in te breken. Hieruit spreekt een zekere geraffineerdheid die de rechtbank zorgen baart. Woninginbraken veroorzaken in het algemeen naast materiële schade ook een forse inbreuk op de privacy van slachtoffers. Het handelen van verdachte draagt dan ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 februari 2024 blijkt dat verdachte eerder een strafbeschikking heeft ontvangen voor een vermogensdelict.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de reclassering van 8 maart 2024. Verdachte lijkt zich te begeven in een pro criminele omgeving, wat een risico verhogende factor is die kan bijdragen aan delictgedrag. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank onderstreept door het feit dat verdachte samen met haar moeder en twee tantes heeft geprobeerd om in te breken. Uit het advies van de reclassering blijkt voorts dat verdachte als enige ouder zorg draagt voor haar twee kinderen, en daarnaast ook haar broer helpt bij de opvoeding en verzorging van zijn kinderen.
Strafoplegging
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd, kan zijn eis bij de bepaling van de straf geen uitgangspunt zijn. De rechtbank kijkt bij het bepalen van de straf onder andere naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die voor een voltooide woninginbraak uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. In het voordeel van verdachte weegt mee dat verdachte wordt veroordeeld voor een poging inbraak. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder dat zij als enige ouder de zorg heeft over haar twee kinderen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter niet passend. Wel acht de rechtbank het van groot belang, gezien de pro criminele omgeving van verdachte en het gevaar voor herhaling dat daaruit volgt, dat verdachte met een onvoorwaardelijke taakstraf duidelijk wordt gemaakt dat haar handelen onacceptabel is. Een voorwaardelijke gevangenisstraf dient daarnaast als stok achter de deur om haar ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal van de taakstraf worden afgetrokken, berekend naar de maatstaven van twee uren per dag.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen, met als gevolg dat de voorlopige hechtenis na uitspraak herleeft en verdachte per direct opnieuw zal worden vastgezet, maar gelet op de op te leggen straf wordt deze vordering afgewezen. In plaats daarvan zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis worden opgeheven.

BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.540,00. Dit bedrag bestaat uit € 7.540,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor zover dit ziet op de materiële schade die niet reeds is vergoed door de verzekeraar, hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht [benadeelde 1] niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van verdachte tot op heden vastgesteld op nihil.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2024.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Goes , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, te weten [adres 2] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een kluis (met inhoud), een witte deken, een of meerdere sieraden en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 28 juli 2022 te Dordrecht , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een of meerdere woningen, te weten [adres 3] , [adres 4] en/of [adres 5] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zicht buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een of meerdere horloges, een of meerdere onderscheidingen, enig geldbedrag en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een of meerdere sleutels en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
3
zij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Den Helder , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 6] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zij op of omstreeks 11 januari 2023 te Zierikzee , gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan de [straat 1] , waaronder [adres 8] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en), een of meerdere goederen van zijn/haar/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7] en/of een ander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar
mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met gereedschap, althans een voorwerp, heeft/hebben geforceerd en/of de deur en/of het slot heeft/hebben onzet en/of gebogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2023, genummerd PL0900-2023041487, opgemaakt door politie Landelijke Eenheid, doorgenummerd 1 tot en met 551. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 33-36 en 37-44.
3.Pagina’s 30 en 31.
4.Pagina 52.
5.Pagina’s 66 en 68.