ECLI:NL:RBMNE:2024:2497

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
16/039691-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot inbraak door verdachte en medeverdachten met gebruik van camerabeelden als bewijs

Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen, waaronder haar schoonzussen en nicht, beschuldigd werd van diefstal uit woningen en poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de camerabeelden van goede kwaliteit zijn en dat de persoonskenmerken van de verdachte duidelijk zichtbaar zijn. De rechtbank oordeelt dat de gedragingen van de verdachte en haar medeverdachten als een begin van uitvoering van woninginbraken kunnen worden aangemerkt. Echter, de verdachte werd vrijgesproken van twee ten laste gelegde diefstallen uit woningen, omdat de camerabeelden waarop de herkenningen zijn gebaseerd onduidelijk waren en er geen steunbewijs in het dossier aanwezig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij sommige vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/039691-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 maart 2024 en 24 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 11] naar voren hebben gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16-039680-23), [medeverdachte 2] (parketnummers 16/039655-23 en 16/331264-23) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/039667-23). In deze zaken is door de rechtbank gelijktijdig uitspraak gedaan.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:

1. op 5 maart 2022 tot en met 7 maart 2022 uit woningen aan [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] en [adres 8] te [plaats 1] , met een of meer anderen goederen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft weggenomen;

2. op 14 juli 2022 uit een woning aan [adres 9] te [plaats 2] met een of meer anderen goederen van [slachtoffer 8] heeft weggenomen;

3. op 28 juli 2022, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit woningen aan [adres 10] , [adres 11] en [adres 12] te [plaats 3] met een of meer anderen goederen van [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] heeft weggenomen;

4. op 29 juli 2022 uit een woning aan [adres 13] te [plaats 4] met een of meer anderen goederen van [slachtoffer 12] heeft weggenomen;

5. op 11 januari 2023, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit een of meer woningen in het appartementencomplex aan de [straat 1] te [plaats 5] goederen heeft geprobeerd weg te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van getuige [B] , indien de rechtbank van oordeel is dat de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] betrouwbaar zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende (bewijs)overwegingen
4.3.1
Inleiding – waar gaat deze zaak over?
Op 11 januari 2023 werden verdachte en haar medeverdachten geobserveerd door de Landelijke Eenheid van de politie. De aanleiding voor deze observatie was dat in het politiesysteem meerdere afbeeldingen van vier vrouwen naar voren kwamen die zich bezig hielden met woninginbraken. Een van de vier vrouwen werd herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] en zij wordt vervolgens geobserveerd. Door verbalisanten is gerelateerd dat zij zien dat verdachte en medeverdachten de deur forceren van een appartementencomplex in [plaats 5] en vervolgens dit complex betreden. Er is aangifte gedaan van poging tot inbraak in dat complex (feit 5). Er is onderzoek gedaan naar verdachte en haar medeverdachten. Daarbij is zij door verschillende verbalisanten herkend als een van de personen op de camerabeelden van een aantal eerder gepleegde woninginbraken. Verdachte en medeverdachten zijn enige tijd na die observatie door de politie buiten heterdaad aangehouden.
Het dossier bevat meerdere processen-verbaal die zien op de herkenning van verdachte door opsporingsambtenaren op camerabeelden. De vraag die de rechtbank in dat verband dient te beantwoorden – onder meer vanwege de daarover gevoerde verweren – is of de herkenningen van verdachte op de genoemde camerabeelden voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen dienen en zo ja, of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd.
4.3.2
Beoordelingskader herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan, ook wanneer deze herkenningen door verbalisanten worden gedaan. Dit geldt temeer wanneer deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem tenlastegelegde kunnen aantonen. Bij de beoordeling van het bewijs dient te worden getoetst of de aan de hand van de foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of foto’s is onder meer van belang in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Hierbij spelen de kwaliteit van de camerabeelden of foto’s en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken daarop een belangrijke rol. Daarnaast is van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem of haar herkende persoon eerder heeft gezien.
4.3.3
Herkenningen door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]
De rechtbank zal met de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in het bijzonder behoedzaam omgaan, nu zij verdachte niet kennen, anders dan naar aanleiding van de onderhavige verdenkingen, en niet duidelijk is hoe vaak en hoe lang zij verdachte van een afstand hebben geobserveerd. Het dossier bevat slechts processen-verbaal van een observatie op 11 januari 2023. Bovendien maakt de rechtbank uit de inhoud van het dossier op dat de verbalisanten na die observatie alle camerabeelden hebben teruggekeken en vervolgens verklaren verdachte daar op te herkennen.
4.3.4
Vrijspraken
Vrijspraak feit 1 (diefstal uit woningen [plaats 1] )
De officier van justitie acht op basis van de aangiftes, de camerabeelden en de herkenningen van verbalisanten de diefstallen in [plaats 1] wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank ziet dit anders en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden waarop de herkenningen zijn gebaseerd niet duidelijk zijn en dat daarop onvoldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Verdachte lijkt misschien op één van de personen die op die camerabeelden te zien is, maar de rechtbank kan op basis van deze beelden niet vaststellen dat zij het is. Hiervoor zijn de beelden te onscherp en te wazig, en is met name het gelaat van de persoon die door de verbalisanten wordt herkend als verdachte, niet goed te zien. Daar komt bij dat op de beelden te zien is dat de persoon die door verbalisanten wordt herkend, een steekkar trekt. Het gelaat van die persoon, maar ook haar postuur en de eventuele andere kenmerken (zoals de manier van lopen), is dus op deze beelden niet goed te zien. De herkenningen door de verbalisanten zijn bovendien niet sterk, nu zij op een vermoeden berusten. De herkenningen door de verbalisanten kunnen om die reden niet dienen als bewijs. Daarnaast bevat het procesdossier geen ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. De rechtbank zal verdachte daarom van de onder 1 ten laste gelegde diefstallen uit woningen vrijspreken.
Vrijspraak feit 2 (diefstal uit woning [plaats 2] )
De officier van justitie acht op basis van de aangifte, de camerabeelden waaruit blijkt dat er twee vrouwen na de diefstal weglopen met een afgedekte kluis en sporttas van aangever, en de herkenningen door twee verbalisanten, feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot een ander oordeel, gelet op het volgende.
Op de camerabeelden van dit feit is te zien dat er voor een woning, vlakbij de woning van aangever, vrouwen langs lopen. De eerste keer komen zij in beeld lopen, in de richting van de woning van aangever, zonder dat zij iets bij zich dragen. Als dezelfde vrouwen na een uur voor de tweede keer in beeld komen vanuit de richting van de woning van aangever, tillen zij iets zwaars. Aangever herkent op de camerabeelden zijn reistas en fleecedeken als de goederen die deze vrouwen dan bij zich dragen. Een van de vrouwen die op de beelden is te zien, wordt door twee verbalisanten ( [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ) herkend als verdachte. Zoals reeds is overwogen, gaat de rechtbank met de herkenningen door deze verbalisanten zeer behoedzaam om.
Over de camerabeelden zelf stelt de rechtbank vast dat de kwaliteit van de camerabeelden goed is, maar dat de persoonskenmerken waaraan verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] verdachte herkennen onvoldoende duidelijk zichtbaar zijn.
Dit alles maakt dat de herkenningen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrouwbaar zijn om tot bewijs te kunnen dienen. Daarnaast bevat het procesdossier geen ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2.
Vrijspraak feit 3 (inbraak woningen [plaats 3] )
De officier van justitie acht op basis van de aangiftes, camerabeelden bij de toegangsdeur van het appartementencomplex en de herkenningen van drie verbalisanten, feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank ziet dat anders en overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de kwaliteit van de camerabeelden die zijn gemaakt op 21 en 28 juli 2022 goed is en dat enkele persoonskenmerken van de personen op deze beelden voldoende duidelijk zichtbaar zijn. Echter, de verbalisanten hebben enkel een specifieke herkenning van verdachte opgemaakt op basis van de camerabeelden van 21 juli 2022, de datum waarop geen inbraak is gepleegd. Het dossier bevat geen specifieke herkenningen op basis van de beelden van de dag waarop de inbraken zijn gepleegd, te weten 28 juli 2022. Evenmin kan worden vastgesteld dat de personen die op de beelden van 21 juli 2022 te zien zijn, exact dezelfde personen zijn als die op de beelden van 28 juli 2022 zijn te zien. Omdat het dossier verder geen bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij deze inbraken, zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken voor dit feit.
4.3.5
Bewijsoverwegingen
Feit 4 (diefstal uit woning [plaats 4] )
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer 12]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 29 juli 2022 zag ik dat er in mijn appartement aan de [adres 13] te [plaats 4] handtassen ontbraken. De babyfoon heeft camerabeelden van de daders gemaakt. [2]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeeldenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Een blanke vrouw komt de kamer in lopen. De vrouw heeft opgestoken donkerblond haar. Zij is gekleed in een wit topje, een wit vest een rode rok en witte sneakers. Ze draagt zwarte handschoenen. Het lijkt alsof de vrouw iets aan het zoeken is. Deze vrouw noem ik verder vrouw 1.
Er komt links in beeld een blanke vrouw in beeld lopen. Ook zij heeft donkerblond haar, opgestoken. Zij is gekleed in een zwart/witte gestreepte jurk en draagt zwarte schoenen. Ook zij draagt zwarte handschoenen. Zij heeft een aantal goederen in haar handen, waaronder een schoudertasje. Deze noem ik vrouw 2.
Vrouw 1 komt binnen en ook zij heeft nu haar handen vol goederen. Vrouw 1 legt de goederen op de grond en scheurt, naar later blijkt, een vuilniszak van een rol. [3]
In een proces-verbaal van bevindingen herkenning kleding zoekingis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij de woning van [verdachte] vonden wij in de bergingkast van [verdachte] een wit jasje dat qua model en kleur overeenkomstig is als de (herkende) verdachte [verdachte] in de zaak [adres 13] in [plaats 4] . [4]
In een proces-verbaal van bevindingen woninginbraak [adres 13] [plaats 4] 29 juli 2022is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
Ik herken [verdachte] op de camerabeelden van de babyfoon in de woning aan de [adres 13] in [plaats 4] als de verdachte woninginbreker aan haar grote kromme neus, voorhoofd, haar mond en gekromde oren. Daarnaast aan haar lang doorlopen wenkbrauw en zelfde haarlijn en haarkleur (zwart/met geblondeerd/bruin haarlokken). [5]
In een proces-verbaal van bevindingen van herkenningenis het volgende – zakelijk weergegeven – door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Ik herken de vrouw in het witte jasje/vest als [verdachte] op de screens. Ik herkende haar aan haar hoge haargrens, afstaande oorlellen en het kleine neuseind. [6]
In
een proces-verbaal van bevindingen herkenning kleding zoekingis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij de woning van [medeverdachte 2] vonden wij in de kledingkast van [medeverdachte 2 (voornaam)] een jurk die qua kleur en motief overeenkomstig is met de herkende verdachte [medeverdachte 2] op camerabeelden van de zaak [adres 13] in [plaats 4] . [7]
In
een proces-verbaal van bevindingen woninginbraak [adres 13] [plaats 4] 29 juli 2022is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
Ik herken [medeverdachte 2] op de camerabeelden van de babyfoon in de woning aan de [adres 13] in [plaats 4] als de verdachte woninginbreker aan haar postuur: groot en breed, aan haar gelaat: bol, ogen en wenkbrauwen, neus en mond. Daarnaast draagt ze dezelfde zilveren oorbellen op de politiefoto als op de beelden van de babyfoon. Ook haar haarkleur en haardracht komen overeen. [8]
In
een proces-verbaal van bevindingen van herkenningenis het volgende – zakelijk weergegeven – door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
De verdachte met de zwart witte streepjesjurk herken ik als [medeverdachte 2] . Ik herken haar op de beelden aan haar gelaat, ogen, mond, haardracht en aan haar grote/brede postuur en houding. Ik herken de verdachte voor 100% als [medeverdachte 2] . [9]
In
een proces-verbaal van bevindingen herkenning persoon door opsporingsambtenaaris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 5] gerelateerd:
De persoon op de foto 7 [10] aangegeven met een pijl herken ik als [medeverdachte 2] . Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik heb haar de afgelopen jaren meerdere keren gesproken. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken: een relatief fors postuur, licht getinte huidskleur, zwarte lange haar wat ook wel eens opgestoken zit en haar vollere gezicht. Verder herken ik haar aan haar wat forsere neus, oren die plat tegen het hoofd aan staan en onderkin. Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto zag. Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [11]
Bewijsoverweging feit 4
De rechtbank is van oordeel dat de kwaliteit van de camerabeelden zeer goed is en dat de persoonskenmerken waaraan de verbalisanten verdachte herkennen duidelijk zichtbaar zijn. De rechtbank acht de herkenningen daarom betrouwbaar, te meer nu in de woning van verdachte een wit jasje is aangetroffen dat qua kleur en model overeenkomt met het jasje dat de persoon op de camerabeelden draagt. De verbalisanten herkennen op de beelden ook medeverdachte [medeverdachte 2] , de schoonzus van verdachte, en ook in haar woning wordt kleding aangetroffen (een jurk) die wat betreft kleurmotief en model overeenkomt met de jurk die wordt gedragen door de persoon op de camerabeelden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verzoek horen deskundige [B]
De raadsman heeft – voor het geval de rechtbank de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar acht – verzocht deskundige [B] te horen, een deskundige op het gebied van herkenningen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat nader onderzoek naar de bewijswaarde van de herkenningen in dit procesdossier noodzakelijk is nu ieder ander direct/ondersteunend bewijs onderbreekt.
De rechtbank wijst het verzoek tot horen van deskundige [B] af. De noodzakelijkheid van het horen van [B] is niet gebleken. De rechtbank zal verdachte immers van de feiten 1, 2 en 3 vrijspreken. Ten aanzien van feit 4 geldt dat de kwaliteit van de camerabeelden zeer goed is en dat de herkenningen van de verbalisanten niet op zichzelf staan, maar worden ondersteund door het aantreffen van overeenkomstige kleding in de woning van verdachte. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank geen noodzaak ziet deskundige [B] te horen.
Feit 5 (poging inbraak [plaats 5] )
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2024onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik op 11 januari 2023 bij het appartementencomplex aan de [straat 1] in [plaats 5] was. Ik ben daar met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] binnen geweest.
In een proces-verbaal van bevindingenis door verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 januari 2023 zag ik [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de woning van [medeverdachte 2] in [plaats 6] komen en in een gehuurde auto van [autoverhuurbedrijf] stappen. Wij volgden deze auto, waarin later ook [verdachte] en [medeverdachte 3] stapten. Ze reden richting [plaats 5] . In totaal hebben zij ongeveer 30 minuten in en rondom [plaats 5] gereden. Uiteindelijk werd de auto aan het einde van de straat [straat 2] , ter hoogte van kruising [straat 3] , geparkeerd. We zagen dat de vier vrouwen de auto uitstapten en naar een appartementencomplex liepen aan de [straat 1] . De centrale toegangsdeur is alleen te openen door de bewoners middels een digitale pas of door de deur elektronisch te openen wanneer op een elektronische bel is gedrukt. Ik, [verbalisant 4] , zag dat [medeverdachte 2] aan het observeren was en mij sterk in de gaten hield. Ik, [verbalisant 2] zag dat [medeverdachte 3] een voorwerp in haar handen hield dat leek op een schroevendraaier. Ik zag dat zij het voorwerp tussen de toegangsdeur en het kozijn stak en handelingen verrichtte die leken op openbreken. Ik zag dat [verdachte] hielp met het openbreken. De andere twee vrouwen keken ernaar en waren bezig met afschermen dan wel observeren. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , zagen dat de vier vrouwen de toegangsdeur open hadden en dat zij naar binnen liepen. Na ongeveer twee minuten zagen wij, [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 1] , dat de vier vrouwen het complex uit kwamen lopen en zagen wij dat zij met versnelde pas liepen en tijdens het lopen naar achteren keken. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de vrouwen amicaal zwaaiden en deden of ze afscheid namen van mensen. Toen zij om de hoek waren en uit zicht van het appartementencomplex zag ik dat ze gingen rennen richting [straat 2] , waar hun auto stond. De auto is daarna naar [plaats 7] gereden.
Ik, [verbalisant 2] , zag bij het slot van de toegangsdeur twee beschadigingen die overeenkomen met het openwrikken van de deur door middel van een schroevendraaier of iets dergelijks. Ik, [verbalisant 1] zag twee beschadigingen rondom het slot, die leken op het open wrikken door middel van een rond hard voorwerp. De vier vrouwen zijn bij het bezoek in [plaats 5] (een uithoek op [gemeente] van maar liefst 2 uur rijden) slechts tien minuten uit de auto geweest en twee tot drie minuten in het appartementencomplex. [12]
Aangever [A]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik vernam van politieagent [verbalisant 1] dat er op 11 januari 2023 vier inbrekers in het complex waren geweest en dat uit onderzoek bleek dat zij geen bewoners waren van het complex, of familieleden met dezelfde achternaam in het complex hebben wonen en ook niet uit [plaats 5] of omstreken kwamen. Daarnaast bleek dat geen van de 15 bewoners/woningen contact hadden gehad met 1 van de 4 dames die op 11 januari 2023 omstreeks 15.30 uur bij de toegangsdeur stonden. Niemand heeft dus de deur voor de dames geopend of kon zich net na het incident herinneren dat een van de dames heeft aangebeld met de vraag om de deur voor hen te openen. Politieagent [verbalisant 1] deelde mij mede dat er braaksporen waren te zien bij de toegangsdeur toen hij ter plaatse was geweest net na het incident. Ik kan stellen dat deze schade er eerder niet zat. Ik gebruik iedere dag deze deur en had deze schade ook niet eerder gezien. Het is daarmee zeer goed mogelijk dat de 4 inbrekers deze schade hebben toegebracht. [13]
Bewijsoverweging feit 5
Verdachte heeft ontkend dat zij in [plaats 5] was met de intentie om woninginbraken te plegen. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van een inbraak.
De rechtbank overweegt dat verdachte met haar medeverdachten van [plaats 6] naar [plaats 5] is gereden. Verdachte heeft geen duidelijke verklaring gegeven over de redenen van die reis naar [plaats 5] . Zij hebben eerst een half uur door en rondom [plaats 5] gereden, voordat zij uiteindelijk hebben geparkeerd aan de [straat 2] . Zij zijn uitgestapt en naar het appartementencomplex aan de [straat 1] gelopen. Er wordt gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] een schroevendraaier of iets soortgelijks tussen de toegangsdeur stak en dat verdachte hielp met het openbreken van de deur. De deur blijkt daadwerkelijk te zijn beschadigd. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] schermden de handelingen van hun medeverdachten af, althans waren volgens de verbalisanten aan het observeren. Alle vier de verdachten gaan het complex binnen, maar komen na twee minuten alweer naar buiten en doen alsof zij afscheid nemen van iemand, terwijl niemand die aanwezig was in het complex met één van de vrouwen heeft gesproken. Eenmaal om de hoek zetten zij het op een lopen en wordt gezien dat de auto naar [plaats 7] rijdt.
De rechtbank oordeelt dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, te weten het plegen van woninginbraken, nu zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Het voornemen van verdachte en medeverdachten heeft zich door dit begin van uitvoering geopenbaard; verdachte en haar medeverdachten hebben de toegangsdeur van het complex immers geforceerd en zijn vervolgens het complex binnengegaan, zodat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van diefstallen uit woningen behorende bij dat complex.
Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking die uit dit samenstel van gedragingen blijkt, is er sprake van het medeplegen van een strafbare poging tot het plegen van dat voorgenomen feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
4
op 29 juli 2022 te [plaats 4] , tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, te weten [adres 13] , alwaar verdachte en haar mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, meerdere handtassen die aan [slachtoffer 12] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
op 11 januari 2023 te [plaats 5] tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan de [straat 1] , waaronder [adres 14] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, enig goed, dat geheel of ten dele aan [A] en/of een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met een voorwerp, heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Strafbaarheid feit 5 – vrijwillige terugtred?
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 5 bewezenverklaarde feit niet strafbaar is omdat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft een intrinsiek wilsbesluit genomen en is gestopt met de verdere uitvoering.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van haar wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is er -kort gezegd- sprake van een (voltooide) poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De rechtbank overweegt dat verdachte geen controleerbare en/of verifieerbare omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat zij het intreden van het gevolg vrijwillig heeft willen beletten. Enkel is vast te stellen dat verdachte en haar medeverdachten na twee minuten het complex uit zijn gelopen. Daaruit valt niet af te leiden wat zich daar binnen heeft afgespeeld en wat verdachte en/of haar medeverdachten heeft doen bewegen te stoppen met de uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Daarmee is vrijwillige terugtred niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit en de overige bewezen verklaarde feiten uitsluiten, betekent het dat deze strafbaar zijn.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

4 diefstal door twee of meer verenigde personen, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt

5 poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd dat het inmiddels goed gaat met verdachte, dat zij niet is gerecidiveerd en dat zij een dagbesteding heeft in de vorm van een baan. Daarnaast draagt ze de zorg voor haar kinderen en dementerende schoonmoeder. Indien verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal dit de positieve ontwikkelingen in haar leven doorkruizen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met anderen, waaronder haar schoonzussen en nicht, schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning en een poging daartoe. Verdachte en haar mededader hebben, op klaarlichte dag, veel waardevolle goederen weggenomen. De schade die dit heeft veroorzaakt is groot. Daarnaast brengt dergelijk handelen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig behoort te voelen. Door de woning binnen te gaan heeft verdachte inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid. Te meer nu op de camerabeelden van de babyfoon is te zien dat verdachte en medeverdachte ook in de kinderslaapkamer naar waardevolle spullen hebben gezocht. Het gemak en de brutaliteit waarmee verdachte de woning in [plaats 4] heeft leeggeroofd, getuigt ervan dat verdachte niet heeft stilgestaan bij de schade en impact die een dergelijk feit veroorzaakt, en dat zij alleen oog heeft gehad voor haar eigen gewin.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 februari 2024 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 18 maart 2024. Daaruit blijkt het volgende. Verdachte draagt de zorg voor haar ernstig dementerende schoonmoeder en voor haar drie kinderen. Sinds korte tijd heeft verdachte een betaalde baan, wat een zeer positieve ontwikkeling is. De financiële situatie en het sociaal netwerk van verdachte acht de reclassering delict gerelateerd. De reclassering acht het wenselijk om het reclasseringstoezicht voort te zetten om verdachte te steunen bij het maken van verstandige keuzes op het vlak van werk en inkomen, om zo te waken voor het opnieuw bestaan van financiële krapte. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) het zich inspannen voor het hebben en houden van een dagbesteding in de vorm van betaald werk en (3) inzage in de financiële situatie.
Strafoplegging
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd, kan zijn eis bij de bepaling van de straf geen uitgangspunt zijn. De rechtbank kijkt bij het bepalen van de straf onder andere naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die voor een voltooide woninginbraak uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, dan wel, indien sprake is van recidive of veelvuldige recidive, vijf maanden respectievelijk zeven maanden gevangenisstraf.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte de feiten samen met anderen heeft gepleegd. In het voordeel van verdachte weegt mee dat het bij één feit is gebleven bij een poging inbraak. Gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt sinds de voorlopige hechtenis is geschorst, acht de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte terug naar de gevangenis moet. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan het voorarrest zal die ontwikkeling naar verwachting negatief beïnvloeden. Bij wijze van een stok achter de deur zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Wel acht de rechtbank het noodzakelijk, vanwege de ernst van de feiten en de grote schade die verdachte heeft aangebracht in met name het onder 4 bewezen verklaarde feit, dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf wordt opgelegd.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. De tijd dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten zal op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank zal, ter voorkoming dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden die zijn geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich te willen houden aan de voorwaarden.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen, met als gevolg dat de voorlopige hechtenis na uitspraak herleeft en verdachte per direct opnieuw zal worden vastgezet, maar gelet op de op te leggen straf wordt deze vordering afgewezen. In plaats daarvan zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
[slachtoffer 6] vordert een bedrag van € 6.000,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4] vordert een bedrag van € 14.650,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 149.962,29. Dit bedrag bestaat uit € 49.692,29 materiële schade en € 100.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 8] vordert een bedrag van € 5.025,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.525,00 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 11] vordert een bedrag van € 12.540,00. Dit bedrag bestaat uit € 7.540,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 12] vordert een bedrag van € 79.043,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Materiële schade
[slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 11]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 11] voor zover die zien op de materiële schade die niet reeds is vergoed door de verzekeraar, hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 5] kan worden toegewezen voor zover dit ziet op de volgende schadeposten: kluis, deursloten, sleutels en antiflipper, contant geld (€ 18.000,-) en trouwboekje. De vordering dient voor het deel dat ziet op de schadeposten muntenverzameling en juwelen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[slachtoffer 12]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 12] hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Immateriële schade
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 11] op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard ten aanzien van het deel van de vorderingen dat ziet op immateriële schade.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering vanwege de bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vorderingen van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] onvoldoende onderbouwd zijn en daarom tot niet-ontvankelijkheid leiden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijk
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering nu verdachte van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partijen zullen als in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van verdachte tot op heden vastgesteld op nihil.
[slachtoffer 12]
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten die zijn onderbouwd met facturen, ter hoogte van in totaal € 10.103,-, komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 10.103,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De vordering is voor het meer gevorderde onvoldoende onderbouwd, omdat de aankoopfacturen ontbreken. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen levert in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 12] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.103,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte en/of haar mededader is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 150 (honderdvijftig) dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
45 (vijfenveertig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* zich inspant voor (het vinden van) en het behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* de reclassering inzicht geeft in de financiën van het gezin;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 6]
  • verklaart [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 4]
  • verklaart [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 5]
  • verklaart [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 8]
  • verklaart [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 11]
  • verklaart [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 12]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 12] toe tot een bedrag van € 10.103,00 bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 12] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 12] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 12] aan de Staat € 10.103,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2022 tot en met 7 maart 2022 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een of meerdere woningen, te weten [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] en/of [adres 8] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een horloge en/of een of meerdere sieraden en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een horloge en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een horloge en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een kluis (met inhoud) en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een of meerdere sieraden, een of meerdere (losse) smaragden, een geldbedrag, een fles parfum, een set 'Rituals' en/of een of meerdere besteksets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een geldbedrag en/of een sieraad, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 14 juli 2022 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, te weten [adres 9] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
een of meerdere kluizen (met inhoud), een of meerdere horloges, een reistas, een fleecedeken en/of een lampje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 28 juli 2022 te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een of meerdere woningen, te weten [adres 10] , [adres 11] en/of [adres 12] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een of meerdere horloges, een of meerdere onderscheidingen, enig geldbedrag en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een of meerdere sleutels en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
4
zij op of omstreeks 29 juli 2022 te [plaats 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, te weten [adres 13] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
een of meerdere handtassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
zij op of omstreeks 11 januari 2023 te [plaats 5] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan de [straat 1] , waaronder [adres 14] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [A] en/of een ander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met gereedschap, althans een voorwerp, heeft/hebben geforceerd en/of de deur en/of het slot heeft/hebben onzet en/of gebogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2023, genummerd PL0900-2023041487, opgemaakt door politie Landelijke Eenheid, doorgenummerd 1 tot en met 551. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 249.
3.Pagina 255.
4.Pagina 529.
5.Pagina 256 t/m 258.
6.Pagina’s 263 en 264.
7.Pagina 525.
8.Pagina’s 256 en 259.
9.Pagina’s 261 en 262.
10.Pagina’s 370 en 371.
11.Pagina 372.
12.Pagina’s 33-36 en 37-43.
13.Pagina’s 30 en 31.