ECLI:NL:RBMNE:2024:2496

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
16/039655-23 en 16/331264-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een reeks van diefstallen, poging tot woninginbraak en winkeldiefstal door verdachte met medeverdachten

Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een reeks van diefstallen uit woningen, een poging tot woninginbraak en winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met haar dochter en schoonzussen, in de periode van 2019 tot 2023 meerdere diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden van de herkenningen voldoende betrouwbaar waren, met uitzondering van enkele feiten waarbij de beelden onduidelijk waren. De verdachte werd vrijgesproken van twee diefstallen uit woningen, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/039655-23 en 16/331264-23 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Frankrijk),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verbijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 maart 2024 en 24 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] naar voren hebben gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16-039680-23), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/039691-23) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/039667-23). In deze zaken is door de rechtbank gelijktijdig uitspraak gedaan.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/039655-23 en 16/331264-23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 8 en feit 9.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:

1. op 29 augustus 2019 uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] met een of meer anderen goederen van [benadeelde 14] heeft weggenomen;

2. op 5 maart 2022 tot en met 7 maart 2022 uit woningen aan [adres] , [adres] , [adres] , [adres] , [adres] , [adres] en [adres] te [woonplaats] , met een of meer anderen goederen van [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] heeft weggenomen;

3. op 14 juli 2022 uit een woning aan [adres] te [woonplaats] met een of meer anderen goederen van [benadeelde 9] heeft weggenomen;

4. op 28 juli 2022, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit woningen aan [adres] , [adres] en [adres] te [woonplaats] met een of meer anderen goederen van [benadeelde 10] , [benadeelde 11] en/of [benadeelde 3] heeft weggenomen;

5. op 29 juli 2022 uit een woning aan [adres] te [woonplaats] met een of meer anderen goederen van [benadeelde 12] heeft weggenomen;

6. op 27 augustus 2022 uit een woning aan [adres] te [woonplaats] met een of meer anderen geld en goederen van [benadeelde 13] heeft weggenomen;

7. op 15 oktober 2022 te Oss met een of meer anderen goederen van [winkel 1] heeft weggenomen;

8. op 11 januari 2023, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, uit een of meer woningen in het appartementencomplex aan de [straat] te [woonplaats] goederen heeft geprobeerd weg te nemen;

9. op 11 december 2023 te Nieuwegein met een of meer anderen goederen van [winkel 2] heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten, met uitzondering van de feiten 8 en 9, aangevoerd dat op de zich in het dossier bevindende afbeeldingen (screenshots) geen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn waarop de verbalisanten hun herkenning hebben kunnen baseren. De afbeeldingen zijn niet duidelijk genoeg om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat verdachte de persoon op de afbeeldingen is. Daarnaast is de verbalisering onvolledig, omdat zij vage en niet onderscheidende kenmerken bevat. Bovendien is de modus operandi niet voldoende specifiek en onderscheidend, zodat dit niet tot schakelbewijs kan dienen.
Hetgeen de raadsman ten aanzien van de hierna te bespreken feiten afzonderlijk heeft aangevoerd, is besproken onder het betreffende feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende (bewijs)overwegingen
4.3.1
Inleiding – waar gaat deze zaak over?
Op 11 januari 2023 werden verdachte en haar medeverdachten geobserveerd door de Landelijke Eenheid van de politie. De aanleiding voor deze observatie was dat in het politiesysteem meerdere afbeeldingen van vier vrouwen naar voren kwamen die zich bezig hielden met woninginbraken. Een van de vier vrouwen werd herkend als verdachte. Door verbalisanten is gerelateerd dat zij zien dat verdachte en medeverdachten de deur forceren van een appartementencomplex in [woonplaats] en vervolgens dit complex betreden. Er is aangifte gedaan van poging tot inbraak in dat complex (feit 8). Er is onderzoek gedaan naar verdachte en haar medeverdachten. Daarbij is zij door verschillende verbalisanten herkend als een van de personen op de camerabeelden van een aantal eerder gepleegde woninginbraken en een winkeldiefstal in een periode van vier jaar voorafgaand aan die observatie. Verdachte en medeverdachten zijn enige tijd na die observatie door de politie buiten heterdaad aangehouden.
Het dossier bevat meerdere processen-verbaal die zien op de herkenning van verdachte door opsporingsambtenaren op camerabeelden. De vraag die de rechtbank in dat verband dient te beantwoorden – onder meer vanwege de daarover gevoerde verweren – is of de herkenningen van verdachte op de genoemde camerabeelden voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen dienen en zo ja, of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd.
4.3.2
Beoordelingskader herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan, ook wanneer deze herkenningen door verbalisanten worden gedaan. Dit geldt temeer wanneer deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem tenlastegelegde kunnen aantonen. Bij de beoordeling van het bewijs dient te worden getoetst of de aan de hand van de foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of foto’s is onder meer van belang in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Hierbij spelen de kwaliteit van de camerabeelden of foto’s en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken daarop een belangrijke rol. Daarnaast is van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem of haar herkende persoon eerder heeft gezien.
4.3.3
Herkenningen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
De rechtbank zal met de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in het bijzonder behoedzaam omgaan, nu zij verdachte niet kennen, anders dan naar aanleiding van de onderhavige verdenkingen, en niet duidelijk is hoe vaak en hoe lang zij verdachte van een afstand hebben geobserveerd. Het dossier bevat slechts processen-verbaal van een observatie op 11 januari 2023. Bovendien maakt de rechtbank uit de inhoud van het dossier op dat de verbalisanten na die observatie alle camerabeelden hebben teruggekeken en vervolgens verklaren verdachte daarop te herkennen.
4.3.4
Vrijspraken
Vrijspraak feit 2 (diefstal uit woningen [woonplaats] )
De officier van justitie acht op basis van de aangiftes, de camerabeelden, en de herkenningen van drie verbalisanten de diefstallen in [woonplaats] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank ziet dit anders en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden waarop de herkenningen zijn gebaseerd niet duidelijk zijn en dat daarop onvoldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Verdachte lijkt misschien op één van de personen die op die camerabeelden te zien is, maar de rechtbank kan op basis van deze beelden niet vaststellen dat zij het is. Hiervoor zijn de beelden te onscherp en te wazig, en is met name het gelaat van de persoon die door de verbalisanten wordt herkend als verdachte, niet goed te zien. De herkenningen door de verbalisanten kunnen om die reden niet dienen als bewijs. Het dossier bevat geen ander bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten. Het feit dat het er alle schijn van heeft dat verdachte zich ter zake van deze feiten beroept op een vals alibi, is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk, maar is desondanks onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken voor dit feit, wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Vrijspraak feit 6 (diefstal uit woning [woonplaats] )
De officier van justitie acht op basis van de aangifte, de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en met gebruikmaking van schakelbewijs de diefstal in [woonplaats] wettig en overtuigend bewezen. Volgens de officier van justitie is er bij alle diefstallen uit woningen sprake van eenzelfde modus operandi.
De rechtbank oordeelt anders en overweegt hiertoe als volgt.
[benadeelde 13] heeft aangifte gedaan van inbraak in de woning van zijn vader aan de [adres] te [woonplaats] op 27 augustus 2022. De inbraak zou die dag hebben plaatsgevonden tussen 9:00 uur ’s ochtends en 16:45 uur ’s middags. Onder meer een kluis en contant geld zijn weggenomen. Er zijn geen braaksporen gevonden op de voordeur en van een specifieke modus operandi is niet gebleken. Er is een getuige gehoord die heeft verklaard dat zij rond 13:00 uur vier personen voor de deur zag staan. Zij zag twee vrouwen en de andere twee personen kon zij niet goed zien. Zij zag dat het donkere personen waren, zij dacht Antillianen.
Verbalisanten hebben camerabeelden van een bewoner van de woning aan de [adres] te [woonplaats] bekeken. Er staan geen tijden op deze camerabeelden, maar aan de verbalisanten is meegedeeld dat de beelden zijn gemaakt tussen 9:00 uur ’s ochtends en 19:00 uur ’s avonds. Op deze camerabeelden werd waargenomen dat op enig moment vier vrouwen over de [straat] lopen. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben verdachte als een van deze vrouwen herkend. Verbalisant [verbalisant 2] herkent daarnaast ook medeverdachte [medeverdachte 1] . Een jurk die in de woning van verdachte is aangetroffen vertoont sterke gelijkenissen met de jurk die de persoon op de camerabeelden draagt en die als verdachte werd herkend.
De rechtbank stelt vast dat de kwaliteit van de camerabeelden goed is en dat persoonskenmerken duidelijk zichtbaar zijn. De herkenning van verdachte door verbalisanten is naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar, te meer nu bij de doorzoeking in haar woning eenzelfde soort jurk wordt aangetroffen. Hieruit volgt dat verdachte op 27 augustus 2022 op enig moment met drie vrouwen op de [straat] heeft gelopen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het ook verdachte is geweest die de woning aan de [adres] die dag is binnengegaan en daar goederen heeft weggenomen, dan wel dat zij op andere wijze een rol heeft gehad bij de woninginbraak op dat adres. Over een modus operandi bij deze diefstal is niets bekend, zodat die niet kan worden vergeleken met andere feiten waarvoor verdachte zal worden veroordeeld. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor dit feit, wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
4.3.5
Bewijsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat is bewezen dat verdachte de onder 1, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna onder rubriek 5 omschreven, op grond van de daarvoor redengevende feiten en omstandigheden uit de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage II aan dit vonnis zijn gehecht.
4.3.6
Bewijsoverwegingen
Bewijsoverweging feit 1 (diefstal uit woning [woonplaats] )
In aanvulling op hetgeen hiervoor onder 4.2 is opgenomen, heeft de verdediging aangevoerd dat de omschrijving van de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] te vaag is, waardoor deze op veel mensen van toepassing zou kunnen zijn. Daarnaast zijn de kenmerken niet waar te nemen op de afbeeldingen en is de kleding die is aangetroffen in de woning van verdachte niet uniek.
De rechtbank overweegt dat de camerabeelden duidelijk zijn en dat de persoonskenmerken waaraan de drie verbalisanten verdachte herkennen voldoende duidelijk zichtbaar zijn. De rechtbank acht de herkenningen daarom betrouwbaar, te meer nu in de woning van verdachte een jurk is aangetroffen die qua kleur en motief overeenkomt met de jurk die de persoon op de camerabeelden draagt, die als verdachte wordt herkend. Naar het oordeel van de rechtbank is de print en de kleurencombinatie van de jurk specifiek en voldoende onderscheidend. Het aantreffen van de jurk in de kledingkast van verdachte ondersteunt de betrouwbare herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] . De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging goederen heeft gestolen uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Bewijsoverweging feit 3 (diefstal uit woning [woonplaats] )
In aanvulling op hetgeen hiervoor onder 4.2 is opgenomen, heeft de verdediging aangevoerd dat de omschrijving van de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] deels hetzelfde is als zijn omschrijving van de herkenning van verdachte op camerabeelden van de diefstallen in [woonplaats] . Deze herkenning is te vaag, waardoor deze op veel mensen van toepassing kan zijn. Daarnaast zijn de kenmerken die [verbalisant 1] noemt niet waar te nemen op de afbeeldingen in het dossier en is de kleding die is aangetroffen in de woning van verdachte niet uniek.
De rechtbank stelt vast dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de vrouwen op de camerabeelden de eerste keer in beeld komen lopen, in de richting van de woning van aangever, zonder dat zij iets bij zich dragen. Als dezelfde vrouwen na een uur voor de tweede keer in beeld komen vanuit de richting van de woning van aangever, tillen zij iets zwaars. Aangever herkent op de camerabeelden zijn reistas en fleecedeken die deze vrouwen bij zich dragen, als zijn goederen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de vrouwen die op de camerabeelden van de woning aan [adres] te [woonplaats] te zien zijn, degenen zijn die uit de woning van aangever deze goederen hebben weggenomen.
Over de vraag of verdachte op voornoemde camerabeelden te zien is, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat de kwaliteit van de camerabeelden goed is en dat de persoonskenmerken waaraan de drie verbalisanten verdachte herkennen voldoende duidelijk zichtbaar zijn. De rechtbank acht de herkenningen daarom betrouwbaar, te meer nu in de woning van verdachte een jurk is aangetroffen die wederom qua kleur en motief overeenkomt met de jurk die de persoon op de camerabeelden draagt, die als verdachte wordt herkend. Naar het oordeel van de rechtbank is de print en de kleurencombinatie van de jurk specifiek en voldoende onderscheidend. Het aantreffen van de jurk in de kledingkast van verdachte ondersteunt daarmee de betrouwbare herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] . De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging goederen heeft gestolen uit de woning aan de [adres] in [woonplaats] .
Bewijsoverweging feit 4 (woninginbraken [woonplaats] )
In aanvulling op hetgeen hiervoor onder 4.2 is opgenomen, heeft de verdediging aangevoerd dat de omschrijving van de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te vaag zijn, waardoor deze op veel mensen van toepassing is. Daarnaast zijn de kenmerken niet waar te nemen op de afbeeldingen. Verdachte heeft weliswaar een tatoeage gehad van de naam van haar overleden man, maar ten tijde van het tenlastegelegde was daarover reeds een andere tatoeage geplaatst. De gelijkenis met de tatoeage die zichtbaar is op de camerabeelden berust op toeval.
De rechtbank stelt vast dat de kwaliteit van de camerabeelden van zowel 21 als 28 juli 2022 zeer goed is en dat de persoonskenmerken waaraan de drie verbalisanten verdachte herkennen duidelijk zichtbaar zijn op de camerabeelden. De rechtbank acht de herkenningen daarom betrouwbaar. Een zeer specifiek kenmerk waaraan verdachte werd herkend op de beelden betreft een tatoeage op haar arm van een hartje met daaronder de naam “ [naam 1] ”. Op de camerabeelden van 21 juli 2022 is een tatoeage op de arm van de vrouw die als verdachte wordt herkend zichtbaar. Dezelfde vrouw wordt op de camerabeelden van 28 juli 2022 ook als verdachte herkend. Uit het politiesysteem volgt dat verdachte in 2007 op dezelfde bovenarm een tatoeage had met vrijwel dezelfde vorm hart, kleuren en tekst.
Ter terechtzitting van 20 maart 2024 heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte op haar linker bovenarm een andere tatoeage heeft dan op de foto van 2007 te zien is. Haar verweer, dat zij deze nieuwe tatoeage al ten tijde van het ten laste gelegde had, schuift de rechtbank evenwel als ongeloofwaardig ter zijde. Dit omdat in het dossier wordt vermeld dat zij na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 30 mei 2023 niet heeft willen meewerken aan het nemen van een foto van haar linkerarm door de wijkagent, terwijl zij op geen enkele andere wijze aannemelijk heeft gemaakt wanneer zij deze nieuwe tatoeage heeft laten zetten.
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging heeft ingebroken in woningen aan de [straat] in [woonplaats] .
Bewijsoverweging feit 5 (diefstal uit woning [woonplaats] )
In aanvulling op hetgeen hiervoor onder 4.2 is opgenomen, heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte weliswaar lijkt op de persoon op de beelden, maar dat de omschrijvingen van de herkenningen van verbalisanten te vaag en te algemeen zijn. Daarnaast zijn de kenmerken niet waar te nemen op de afbeeldingen en is de kleding die is aangetroffen in de woning van verdachte niet uniek.
De rechtbank is van oordeel dat de kwaliteit van de camerabeelden zeer goed is en dat de persoonskenmerken waaraan de drie verbalisanten verdachte herkennen duidelijk zichtbaar zijn. De rechtbank acht de herkenningen daarom betrouwbaar, te meer nu in de woning van verdachte een jurk is aangetroffen die wederom qua kleur en motief overeenkomt met de jurk die de persoon op de camerabeelden draagt, die als verdachte wordt herkend. Naar het oordeel van de rechtbank is de print en de kleurencombinatie van de jurk specifiek en voldoende onderscheidend. De verbalisanten herkennen op de beelden ook medeverdachte [medeverdachte 2] , de schoonzus van verdachte en ook in haar woning wordt kleding aangetroffen, een wit jasje, dat wat betreft kleur en model sterk overeenkomt met het jasje dat de persoon op de camerabeelden draagt en die als [medeverdachte 2] wordt herkend. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 2] goederen heeft weggenomen aan de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Bewijsoverweging feit 7 (winkeldiefstal [winkel 1] )
In aanvulling op hetgeen hiervoor onder 4.2 is opgenomen, heeft de verdediging aangevoerd dat de omschrijvingen van de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te vaag en algemeen zijn. Daarnaast zijn de kenmerken niet waar te nemen op de afbeeldingen.
De rechtbank overweegt dat verdachte door drie verbalisanten is herkend op de beelden van de supermarkt [winkel 1] te Oss. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen verdachte aan persoonskenmerken die duidelijk zichtbaar zijn op de afbeelding die afkomstig is van die camerabeelden. De rechtbank acht deze herkenningen daarom betrouwbaar. Er wordt kleding in de woning van verdachte aangetroffen die overeenkomt met de kleding die de vrouw die op de beelden als verdachte is herkend draagt (te weten een jurk en een jas). Bovendien reden de daders in een huurauto van het verhuurbedrijf ‘ [verhuurbedrijf] ’, net als tijdens de poging tot woninginbraak op 11 januari 2023. Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een winkeldiefstal heeft gepleegd.
Bewijsoverweging feit 8 (poging inbraak [woonplaats] )
Verdachte heeft verklaard dat zij op 11 januari 2023 met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in [woonplaats] was en het appartementencomplex aan de [straat] binnen is gegaan. Verdachte heeft ontkend dat zij daar was met de intentie om woninginbraken te plegen. De raadsman heeft daarom bepleit dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van een inbraak.
De rechtbank overweegt dat verdachte met haar medeverdachten van [woonplaats] naar [woonplaats] is gereden. Verdachte heeft geen duidelijke verklaring gegeven over de redenen van die reis naar [woonplaats] . Zij hebben eerst een half uur door en rondom [woonplaats] gereden, voordat zij uiteindelijk hebben geparkeerd aan [straat] . Zij zijn uitgestapt en naar het appartementencomplex aan de [straat] gelopen. Er wordt gezien dat medeverdachte [medeverdachte 3] een schroevendraaier of iets soortgelijks tussen de toegangsdeur stak en dat medeverdachte [medeverdachte 2] hielp met het openbreken van de deur. De deur blijkt daadwerkelijk te zijn beschadigd. Verdachte en haar dochter schermden de handelingen van hun medeverdachten af, althans waren volgens de verbalisanten aan het observeren. Alle vier de verdachten gaan het complex binnen, maar komen na twee minuten alweer naar buiten en doen alsof zij afscheid nemen van iemand, terwijl niemand die aanwezig was in het complex met één van de vrouwen heeft gesproken. Eenmaal om de hoek zetten zij het op een lopen en wordt gezien dat de auto naar Bergen op Zoom rijdt.
De rechtbank oordeelt dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, te weten het plegen van woninginbraken, nu zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Het voornemen van verdachte en medeverdachten heeft zich door dit begin van uitvoering geopenbaard; verdachte en haar medeverdachten hebben de toegangsdeur van het complex immers geforceerd en zijn vervolgens het complex binnengegaan, zodat sprake is van een strafbare poging tot het plegen van diefstallen uit woningen behorende bij dat complex.
Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking die uit dit samenstel van gedragingen blijkt, is er sprake van het medeplegen van een strafbare poging tot het plegen van dat voorgenomen feit.
Bewijsoverweging feit 9 (winkeldiefstal [winkel 2] )
Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd en de verdediging wijst op de ontlastende verklaring van medeverdachte die tevens haar schoondochter is.
Weliswaar heeft de schoondochter van verdachte de winkeldiefstal bekend en verklaard dat zij daarbij alleen heeft gehandeld, maar de rechtbank gaat aan deze verklaring voorbij. Deze verklaring wordt namelijk weerlegd door de verklaring van [getuige] , een onafhankelijke getuige, die juist verklaart dat de oudere vrouw, die later wordt herkend als verdachte, winkelpersoneel afleidde, zodat de jonge vrouw de winkel kon verlaten. Zij zag dat verdachte een aantal pakken drinken aan de medeverdachte gaf, die daarmee vervolgens direct wegliep. De verklaring wordt naast de verklaring van [getuige] , ook weerlegd door hetgeen aangever en verbalisanten op de camerabeelden zagen, namelijk dat twee vrouwen met lege tassen de winkel in komen, spullen in de tas doen en naar buiten lopen. Aangever verklaart tevens dat te zien is dat de verdachten lege tassen voor de deur wisselen voor een volle tas. In totaal zijn verdachten drie of vier keer in de winkel geweest. Bovendien wordt een deel van de gestolen goederen later in de woning van verdachte aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte blijkt bij het plegen van de winkeldiefstal. De rechtbank acht gelet op de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 9 tenlastegelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 29 augustus 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevonden, een kluis (met inhoud), een witte deken, sieraden en een geldbedrag die aan [benadeelde 14] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 14 juli 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een of meerdere kluizen (met inhoud), horloges, een reistas, een fleecedeken en een lampje die aan [benadeelde 9] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 28 juli 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, in meerdere woningen, te weten [adres] , [adres] en [adres] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevonden,
- horloges, onderscheidingen, enig geldbedrag en sieraden die aan [benadeelde 10] toebehoorden,
- een geldbedrag dat aan [benadeelde 11] , toebehoorde en
- sleutels en sieraden die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
5
Op 29 juli 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en haar mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, meerdere handtassen die aan [benadeelde 12] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
op 15 oktober 2022 te Oss tezamen en in vereniging met een ander diverse winkelgoederen, die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
op 11 januari 2023 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan [straat] , waaronder [adres] , alwaar verdachte en haar mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde 15] en/of een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met een voorwerp, heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9
op 11 december 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander verzorgingsproducten die aan de [winkel 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Strafbaarheid feit 8 – vrijwillige terugtred?
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 8 bewezenverklaarde feit niet strafbaar is omdat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft een intrinsiek wilsbesluit genomen en is gestopt met de verdere uitvoering.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van haar wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is er -kort gezegd- sprake van een (voltooide) poging tot diefstal in vereniging door middel van braak. De rechtbank overweegt dat verdachte geen controleerbare en/of verifieerbare omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat zij het intreden van het gevolg vrijwillig heeft willen beletten. Enkel is vast te stellen dat verdachte en haar medeverdachten na twee minuten het complex uit zijn gelopen. Daaruit valt niet af te leiden wat zich daarbinnen heeft afgespeeld en wat verdachte en/of haar medeverdachten heeft doen bewegen te stoppen met de uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Daarmee is vrijwillige terugtred niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit en de overige bewezen verklaarde feiten uitsluiten, betekent het dat deze strafbaar zijn.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1, 3 en 5, telkens
diefstal door twee of meer verenigde personen, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt
onder 4
diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
onder 7 en 9, telkens
diefstal door twee of meer verenigde personen
onder 8
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt het volgende aangevoerd. Er is bij het plegen van de feiten geen gebruik gemaakt van geweld. De slachtoffers waren niet thuis ten tijde van de inbraken. De eis van de officier van justitie doet daarom geen recht aan de aard en de ernst van de feiten, ook gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een lastige jeugd heeft gehad, maar haar leven nu anders wil invullen. Verdachte heeft aangegeven naar school te willen gaan om te leren lezen en schrijven. Een lange gevangenisstraf doorkruist dit. Als zij langer vast blijft zitten dreigt zij haar woning te verliezen, terwijl zij bovendien de zorg draagt voor haar vijf jonge kleinkinderen. Een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel, dan wel een taakstraf, is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte passender.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met anderen, waaronder haar dochter en schoonzussen, in vier jaar tijd, schuldig gemaakt aan een reeks van diefstallen uit woningen, een poging daartoe en winkeldiefstallen. Op klaarlichte dag hebben zij op geraffineerde wijze uit meerdere woningen waardevolle goederen weggenomen. Veel spullen waren ook van emotionele waarde voor de slachtoffers, zo blijkt uit de toelichtingen op hun vorderingen. Naast schade veroorzaakt het plegen van dit soort feiten ook gevoelens van angst en onveiligheid. De woning is immers bij uitstek een plek waar men zich veilig behoort te voelen. Door de woningen binnen te gaan heeft verdachte inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid. Het gemak en de brutaliteit waarmee verdachte en haar kompanen woningen zijn binnengegaan (onder andere door middel van het zogenaamd ‘flipperen’ van de deur) en deze woningen als het ware hebben leeggeroofd, getuigt ervan dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte staat niet stil bij de schade en de impact die zij veroorzaakt bij de slachtoffers, maar heeft enkel oog voor haar eigen gewin. Omdat verdachte ontkent en niet verklaart wat er met de spullen is gebeurd, is de emotionele schade in ieder geval niet meer te herstellen en de rechtbank neemt het haar kwalijk dat zij hier geen enkele verantwoordelijkheid voor neemt.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 maart 2024 blijkt een hardnekkig patroon van vermogensdelicten waarvoor verdachte is veroordeeld. Verdachte liep ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezen verklaarde feit nog in een proeftijd. Kort na het eindigen van de proeftijd heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de overige bewezen verklaarde feiten, waarvan een feit (feit 9) bovendien is gepleegd toen de voorlopige hechtenis was geschorst. De eerdere veroordelingen, de proeftijd en het toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis hebben verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee in het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van 12 maart 2024. Hieruit volgt dat de reclassering geen meerwaarde ziet in reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden. De reden hiervan is dat verdachte aan de oppervlakte meewerkt, maar bij de reclassering de indruk bestaat dat een interne motivatie voor gedragsverandering en een blijvend delictvrij bestaan ontbreekt, dan wel onvoldoende aanwezig is. De reclassering schat de kans op recidive in als hoog vanwege de uitgebreide delictgeschiedenis.
Strafoplegging
Hoewel bij niet alle bewezen verklaarde diefstallen uit woningen sprake is geweest van braak, neemt de rechtbank de oriëntatiepunten voor woninginbraak wel als uitgangspunt voor het bepalen van de straf. De reden hiervan is dat verdachte en haar mededaders op gewiekste manier woningen zijn binnengegaan en de omvang van de schade die zij hebben aangericht groot is, nu het om het wegnemen van goederen van grote financiële, dan wel emotionele waarde ging.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woninginbraak uit van een gevangenisstraf van drie maanden, dan wel, indien sprake is van recidive of veelvuldige recidive, een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden respectievelijk zeven maanden. De rechtbank gaat gelet op de uitgebreide documentatie van verdachte uit van de oriëntatiepunten voor veelvuldige recidive.
De rechtbank is van oordeel dat met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur recht wordt gedaan aan de hoeveelheid en de ernst van de feiten en dat daarmee tevens de samenleving voor langere tijd wordt beschermd tegen strafbaar handelen van verdachte. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat een voorwaardelijk strafdeel doel zal treffen, nu verdachte heeft laten zien dat een proeftijd haar er niet van weerhoudt strafbare feiten te plegen. Wel zal de rechtbank aanzienlijk afwijken van de eis van de officier van justitie, nu zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan waarop de vordering van de officier van justitie is gebaseerd en zij een ander vertrekpunt neemt voor het bepalen van de hoogte van de straf voor dit soort feiten.
Al het voorgaande afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht daarop in mindering wordt gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 7] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 9] , [benadeelde 3] en [benadeelde 12] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
[benadeelde 7] vordert een bedrag van € 6.000,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1] vordert een bedrag van € 14.650,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] vordert een bedrag van € 149.962,29. Dit bedrag bestaat uit € 49.692,29 materiële schade en € 100.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 9] vordert een bedrag van € 5.025,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.525,00 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3] vordert een bedrag van € 12.360,00. Dit bedrag bestaat uit € 7.360,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 12] vordert een bedrag van € 79.043,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Materiële schade
[benadeelde 7] , [benadeelde 1] , [benadeelde 9] en [benadeelde 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [benadeelde 7] , [benadeelde 1] , [benadeelde 9] en [benadeelde 3] voor zover die zien op de materiële schade die niet reeds is vergoed door de verzekeraar, hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde 2] kan worden toegewezen voor zover dit ziet op de volgende schadeposten: kluis, deursloten, sleutels en antiflipper, contant geld (€ 18.000,-) en trouwboekje. De vordering dient voor het deel dat ziet op de schadeposten muntenverzameling en juwelen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[benadeelde 12]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde 12] hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Immateriële schade
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van [benadeelde 2] , [benadeelde 9] en [benadeelde 3] op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard ten aanzien van het deel van de vorderingen dat ziet op immateriële schade.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Niet ontvankelijk
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 7] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering nu verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partijen zullen als in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van verdachte tot op heden vastgesteld op nihil.
[benadeelde 9]
Materiële schade
[benadeelde 9] heeft vergoeding van schade gevorderd als gevolg van diefstal van sieraden, kluisjes, reistassen, fleeceplaid en een lampje, namelijk € 11.544,-. Uit de vordering blijkt dat een deel, groot € 9.019,- van de schade reeds is vergoed door de verzekeraar. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij de hoogte van het restant van de schade, dus het deel dat niet al door de verzekeraar is vergoed, niet heeft onderbouwd. Daar komt bij dat uit de vordering niet kan worden vastgesteld op welke wijze de schade is begroot, en dat uit de hoogte van het bedrag dat is vergoed door de verzekeraar, kan worden afgeleid dat de werkelijke waarde van de goederen al is vergoed, en niet een maximaal verzekerd bedrag. Dit leidt er dan ook toe dat de vordering zal worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
Daarnaast heeft [benadeelde 9] vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien er geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel, als vorm van een persoonsaantasting op andere wijze, kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn en objectief kunnen worden vastgesteld. Hoewel invoelbaar is dat de inbraak gevoelens van angst teweeg heeft gebracht, is dit geen wettelijke grond voor toekenning van een vergoeding. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor dit deel daarom afwijzen.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van verdachte tot op dit moment wordt begroot op nihil.
[benadeelde 3]
Materiële schade
[benadeelde 3] vordert een bedrag van € 12.360,- ter vergoeding van schade gevorderd als gevolg van de diefstal van sieraden. Uit de vordering blijkt dat een deel, groot € 5.000,- van de schade reeds is vergoed door de verzekeraar. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij de hoogte van het restant van de schade niet heeft onderbouwd, zodat dit deel van de vordering niet reeds kan worden toegewezen. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Daarnaast heeft [benadeelde 3] vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien er geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel, als vorm van een persoonsaantasting op andere wijze, kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn en objectief kunnen worden vastgesteld. Hoewel invoelbaar is dat de inbraak gevoelens van onveiligheid en het verlies van erfstukken verdriet teweeg hebben gebracht, is dit geen wettelijke grond voor toekenning van een vergoeding. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor dit deel daarom afwijzen.
Proceskosten
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in een deel van de vordering en de vordering voor het overige wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van verdachte tot op dit moment wordt begroot op nihil.
[benadeelde 12]
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten die zijn onderbouwd met facturen, ter hoogte van in totaal € 10.103,-, komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 10.103,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De vordering is voor het meer gevorderde onvoldoende onderbouwd, omdat de aankoopfacturen ontbreken. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen levert in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 12] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.103,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte en/of haar mededader is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 12] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 6 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[benadeelde 7]
  • verklaart [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 9]
  • wijst de vordering tot schadevergoeding af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 12]
  • wijst de vordering van [benadeelde 12] toe tot een bedrag van € 10.103,00 bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 12] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 12] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 12] aan de Staat € 10.103,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of haar mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2024.
Bijlage I: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt onder parketnummer 16/039655-23 ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 29 augustus 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een kluis (met inhoud), een witte deken, een of meerdere sieraden en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 14] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2022 tot en met 7 maart 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een of meerdere woningen, te weten [adres] , [adres] , [adres] , [adres] , [adres] , [adres] en/of [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een horloge en/of een of meerdere sieraden en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een horloge en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een horloge en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een kluis (met inhoud) en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een of meerdere sieraden, een of meerdere (losse) smaragden, een geldbedrag, een fles parfum, een set 'Rituals' en/of een of meerdere besteksets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een geldbedrag en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zij op of omstreeks 14 juli 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere kluizen (met inhoud), een of meerdere horloges, een reistas, een fleecedeken en/of een lampje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 28 juli 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere malen, althans eenmaal, in een of meerdere woningen, te weten [adres] , [adres] en/of [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zicht buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een of meerdere horloges, een of meerdere onderscheidingen, enig geldbedrag en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n),
- een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 11] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een of meerdere sleutels en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5
zij op of omstreeks 29 juli 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere handtassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 12] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
zij op of omstreeks 27 augustus 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond(en),
- een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 13] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 16] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7
zij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
zij op of omstreeks 11 januari 2023 te [woonplaats] , gemeente Schouwen-Duiveland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een of meerdere woningen en/of op een besloten erf waarop een/of meerdere woningen staan, te weten het appartementencomplex gelegen aan [straat] , waaronder [adres] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 15] en/of een ander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- de algemene toegangsdeur van voornoemd appartementencomplex met gereedschap, althans een voorwerp, heeft/hebben geforceerd en/of de deur en/of het slot heeft/hebben onzet en/of gebogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan verdachte wordt onder parketnummer 16/331264-23 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 december 2023 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere levensmiddelen, verzorgingsproducten, cosmetica en/of huishoudelijke middelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Feit 1 (diefstal uit woning [woonplaats] )
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [benadeelde 14]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 29 augustus 2019 waren mijn vrouw en ik van 14:00 uur tot 16:10 uur niet thuis in onze woning aan de [adres] te [woonplaats] . Toen we thuis kwamen lagen onze kluis en een witte deken van onze zolder in het trapgat en zagen wij dat er sieraden en ongeveer 300 euro weg waren. [2]
In
een proces-verbaal van bevindingenbetreffende camerabeelden van het appartementencomplex ‘ [naam 2] ’ in [woonplaats] is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zie dat om 15:04 uur vier vrouwen aan komen lopen bij de ingang van het complex. Ik zie dat persoon 1 aan het slot aan het rommelen is. Ik zie dat persoon 2 met haar handen tegen de voorruit van de deur staat en zo naar binnen kijkt. Ik zie dat persoon 4 onrustig achter zich kijkt van links naar rechts. Ik zie dat persoon 1 de voordeur open krijgt en als eerste naar binnen gaat, ik zie dat de andere personen haar gehaast volgen. Ik zie dat alle vier de personen richting de lift en trappengang lopen. Ik zie dat alle vier de personen hun gezicht verborgen houden achter hun handen en hun trui en vesten. Omstreeks 15:56 uur verlaten de vier personen weer gehaast in versnelde pas het pand. De personen houden hun gezicht weer verborgen achter hun handen, trui en vesten. [3]
In
een proces-verbaal van bevindingenvan herkenningen is onder meer – zakelijk weergeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
Op 29 augustus 2019 staan vier vrouwen op camerabeelden bij de entree in het appartementencomplex in [woonplaats] . Een van de vier verdachten herken ik als [verdachte] . Ik herken haar aan haar gelaat, neus en mond en aan haar grote postuur en lichaamshouding. [4]
In
een proces-verbaal van bevindingenbetreffende herkenningen is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Op 29 augustus 2019 staan vier verdachten op camerabeelden bij de entree van het appartementencomplex in [woonplaats] . Een van de vier verdachten, met het grijze/zwarte panterjurkje herken ik als [verdachte] . Ik herken haar aan haar gelaat, neus en mond, aan haar zilveren oorbel en haarkleur en -dracht. Daarnaast herken ik haar aan haar grote postuur en haar statige houding. [5]
In
een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaaris onder meer – zakelijk weergeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 3] gerelateerd:
De persoon op foto 9 [6] aangegeven met een pijl herken ik als [verdachte] . Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik heb haar de afgelopen jaren meerdere keren gesproken. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken: een relatief fors postuur, licht getinte huidskleur, zwart lang haar wat ook wel eens opgestoken zit en haar vollere gezicht. Verder herken ik haar aan haar wat forsere neus, oren die plat tegen het hoofd aan staan en onderkin. Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto zag. Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [7]
In
een proces-verbaal van bevindingenherkenning kleding zoeking is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij de woning van [verdachte] op de [adres] te [woonplaats] vonden wij in de kledingkast van [verdachte] een jurk die qua kleur en motief overeenkomstig is met de verdachte op camerabeelden van de zaak in [woonplaats] . [8]
Feit 3 (diefstal uit woning [woonplaats] )
Aangever [benadeelde 9]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 14 juli 2022 verlieten mijn vrouw en ik onze woning aan [adres] te [woonplaats] . Om 18:30 uur kwamen wij terug. Ik zag dat de twee kluizen weg waren. In mijn nachtkastje had ik twee horloges liggen en onderin lagen vier horloges. In kluis één lagen diploma’s en documenten van de notaris. In kluis twee lagen drie zilveren horloges, een halsband van zilver, een collier Omega van zilver met topaas en een gouden ring met edelsteen. Ook is er een lampje gestolen. Een bewoner van [adres] heeft beelden van drie vrouwen die langslopen. Op andere beelden lopen twee vrouwen die iets zwaars tillen. Ik herken op dat filmpje mijn rode reistas met iets erin en daarbovenop een vierkant voorwerp met een fleecedeken erover. Het fleecedeken herken ik als ons eigen fleecedeken. [9]
In
een proces-verbaal van bevindingenbetreffende camerabeelden is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik kreeg van aangever beelden van een woning aan [adres] te [woonplaats] . Op de eerste beelden is te zien dat op 14 juli 2022 om 17:03 uur drie vrouwen langslopen. Op de tweede beelden is te zien dat om 18:08 of 18:09 uur twee van de vrouwen wederom langslopen. Deze vrouwen houden samen een rode reistas vast. Op de tas staat een vierkant voorwerp met daar overheen een deken. [10]
In
een proces-verbaal van bevindingenvan herkenningen is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
Op 14 juli 2022 werden er bij [adres] te [woonplaats] kluizen en horloges gestolen. Op de beelden herkende ik de vrouw met het zwarte open petje als zijnde [verdachte] . Ik herkende haar aan haar gelaat, lichaamshouding en haar grote en brede postuur. Tijdens de observatie op 11 januari 2023 heb ik haar goed en van dichtbij kunnen observeren. [11]
In
een proces-verbaal van bevindingenbetreffende herkenningen is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Ik herkende de verdachte met het zwarte open petje als zijnde [verdachte] . Ik herken haar op de beelden aan haar gelaat en zilveren oorbellen, lange postuur, statige houding. [12]
In
een proces-verbaal herkenning personen door opsporingsambtenaaris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 3] gerelateerd:
De persoon op foto 3 [13] aangegeven met een pijl herken ik als [verdachte] . Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik heb haar de afgelopen jaren meerdere keren gesproken. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken: een relatief fors postuur, licht getinte huidskleur, zwarte lange haar wat ook wel eens opgestoken zit en haar vollere gezicht. Verder herken ik haar aan haar wat forsere neus, oren die plat tegen het hoofd aan staan en onderkin. Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto zag. Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [14]
In
een proces-verbaal van bevindingenherkenning kleding zoeking is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij de woning van [verdachte] in de kledingkast van [verdachte] vonden wij een jurk die qua kleur en motief overeenkomstig is met de als [verdachte] herkende verdachte op camerabeelden van de zaak in [woonplaats] . [15]
Feit 4 (woninginbraak [woonplaats] )
Aangever [benadeelde 10]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 28 juli 2022 hoorde ik dat er was ingebroken. Ik zag dat uit mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] horloges, diverse sieraden en onderscheidingen waren weggenomen. Ook was er 10.000 euro spaargeld weg. Ik heb de camerabeelden bekeken van de beveiligingscamera’s van het appartementencomplex en zag dat vier vrouwen de deur van de centrale hal naar de woningen openden met een soort pasje. Ik had het idee dat ze de deur flipperden. [16]
Aangever [benadeelde 11]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 28 juli 2022 hoorde ik van mijn buren dat er bij hen was ingebroken. Toen ik thuiskwam zag ik dat er uit mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] een geldkistje en portemonnee waren leeggehaald. Ik mis ongeveer 100 euro. [17]
Aangever [benadeelde 3]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 28 juli 2022 zag ik dat het sleutelkastje was vernield en dat mijn huissleutel niet meer in het sleutelkastje hing in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat de kluis was opengebroken. Mijn vrouw zag dat er een gouden armband miste. Ik heb de camerabeelden van de centrale hal op de begane grond bekeken en ik zag dat hier vier dames op te zien zijn die met sjaals en zonnebrillen het appartementencomplex betraden. [18] Ik mis meer spullen en overhandig een goederenlijst en foto’s waar sieraden op te zien zijn. [19]
In
een proces-verbaal van bevindingenbetreffende camerabeelden is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De camerabeelden van de centrale hal van het appartementencomplex aan de [adres] te [woonplaats] werden uitgekeken. Hierop is te zien dat vier vrouwen de hal op 28 juli 2022 binnenkomen. De vrouw met de blauwe jurk, zwarte sportschoenen, zonnebril en sjaal over haar hoofd geeft vanuit haar schoudertas een voorwerp aan de vrouw met een gestreepte jurk. De vrouw met de zonneklep en de rode jurk schermt met haar grijze trui de vrouw met de gestreepte jurk af zodat er vanaf de straatzijde/ openbare weg niets gezien kan worden wat de vrouw bij de tussen- toegangsdeur van het appartementencomplex doet. Te zien is dat de vrouw in de gestreepte jurk iets in haar handen heeft en dat er iets tussen de toegangsdeur omhoog wordt gehaald. Hierna kan de deur worden geopend. De vrouwen lopen achter elkaar de lift in. [20]
In
een proces-verbaal van bevindingen van herkenningenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
Op de camerabeelden van het appartementencomplex aan de [straat] in [woonplaats] is te zien dat vrouwen die op 28 juli 2022 in het complex aanwezig waren daar een week daarvoor ook waren. Op 21 juli 2022 herken ik de vrouw in de blauwe jurk en zwarte vest als [verdachte] . Op de camerabeelden van 1 week later zag ik dat [verdachte] weer voorop liep in een rode jurk met zwarte klep. [21]
In
een aanvullend proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Ik zag dat [verdachte] op de camerabeelden van 21 juli 2022 in beeld kwam met een ontblote bovenarm. Hierop was een tatoeage zichtbaar. De afbeelding was een hartje met daaronder een tekst/naam geschreven. De eerste letter kwam overeen met een ‘ […] ’. Het hartje was zwart omlijnd en binnenin roze/rood ingekleurd. Wijkagent [verbalisant 4] gaf op 30 mei 2023 aan dat [verdachte] niet wilde dat er zonder dat haar advocaat erbij was een foto van haar linkerarm werd gemaakt om te zien of zij daar een tatoeage had. In het politiesysteem zag ik dat de tatoeage van [verdachte] in 2007 overeenkwam met de tatoeage van de verdachte in [woonplaats] . [22]
In een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Een van de vrouwen op de beelden van het appartementencomplex in [woonplaats] op 28 juli 2022 herken ik als [verdachte] . Ik herken haar aan haar gelaat, haar grote en lange postuur, statige houding, haardracht (knot), haarkleur, haar zilveren oorbellen die ze altijd draagt en aan de lage zwarte schoenen. De vrouwen op de beelden waren er op 21 juli 2022 ook. [23]
In
een proces-verbaal herkenning personen door opsporingsambtenaaris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 3] gerelateerd:
De persoon op de foto’s 4, 5 en 6 [24] aangegeven met een pijl herken ik als [verdachte] . Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik heb haar de afgelopen jaren meerdere keren gesproken. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken: een relatief fors postuur, licht getinte huidskleur, zwarte lange haar wat ook wel eens opgestoken zit en haar vollere gezicht. Verder herken ik haar aan haar wat forsere neus, oren die plat tegen het hoofd aan staan en onderkin. Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto zag. Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [25]
Feit 5 (diefstal uit woning [woonplaats] )
Aangever [benadeelde 12]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 29 juli 2022 zag ik dat er in mijn appartement aan de [adres] te [woonplaats] handtassen ontbraken. De babyfoon heeft camerabeelden van de daders gemaakt. [26]
In
een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeeldenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Een blanke vrouw komt de kamer in lopen. De vrouw heeft opgestoken donkerblond haar. Zij is gekleed in een wit topje, een wit vest een rode rok en witte sneakers. Ze draagt zwarte handschoenen. Het lijkt alsof de vrouw iets aan het zoeken is. Deze vrouw noem ik verder vrouw 1.
Er komt links in beeld een blanke vrouw in beeld lopen. Ook zij heeft donkerblond haar, opgestoken. Zij is gekleed in een zwart/witte gestreepte jurk en draagt zwarte schoenen. Ook zij draagt zwarte handschoenen. Zij heeft een aantal goederen in haar handen, waaronder een schoudertasje. Deze noem ik vrouw 2.
Vrouw 1 komt binnen en ook zij heeft nu haar handen vol goederen. Vrouw 1 legt de goederen op de grond en scheurt, naar later blijkt, een vuilniszak van een rol. [27]
In
een proces-verbaal van bevindingen herkenning kleding zoekingis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij de woning van [verdachte] vonden wij in de kledingkast van [verdachte] een jurk die qua kleur en motief overeenkomstig is met de herkende verdachte [verdachte] op camerabeelden van de zaak [adres] in [woonplaats] . [28]
In
een proces-verbaal van bevindingen woninginbraak [adres] [woonplaats] 29 juli 2022is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Ik herken [verdachte] op de camerabeelden van de babyfoon in de woning aan de [adres] in [woonplaats] als de verdachte woninginbreker aan haar postuur: groot en breed, aan haar gelaat: bol, ogen en wenkbrauwen, neus en mond. Daarnaast draagt ze dezelfde zilveren oorbellen op de politiefoto als op de beelden van de babyfoon. Ook haar haarkleur en haardracht komen overeen. [29]
In
een proces-verbaal van bevindingen van herkenningenis het volgende – zakelijk weergegeven – door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
De verdachte met de zwart witte streepjesjurk herken ik als [verdachte] . Ik herken haar op de beelden aan haar gelaat, ogen, mond, haardracht en aan haar grote/brede postuur en houding. Ik herken de verdachte voor 100% als [verdachte] . [30]
In
een proces-verbaal van bevindingen herkenning persoon door opsporingsambtenaaris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 3] gerelateerd:
De persoon op de foto 7 [31] aangegeven met een pijl herken ik als [verdachte] . Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik heb haar de afgelopen jaren meerdere keren gesproken. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken: een relatief fors postuur, licht getinte huidskleur, zwarte lange haar wat ook wel eens opgestoken zit en haar vollere gezicht. Verder herken ik haar aan haar wat forsere neus, oren die plat tegen het hoofd aan staan en onderkin. Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto zag. Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [32]
Feit 7 (winkeldiefstal Oss)
Aangever [aangever 1]het volgende – zakelijk weergegeven – verklaard:
Op 15 oktober 2022 heeft er een winkeldiefstal plaatsgevonden bij de [winkel 1] te Oss . Een collega van mij riep door de portofoon dat er een mevrouw met een volle boodschappentas langs de kassa zonder te betalen naar buiten liep. Daarna zijn er collega's achter de mevrouw aangegaan en zagen dat zij in een personenauto stapte. Zij zijn naar de personenauto gelopen en hebben door het openstaande raam met de twee vrouwen gesproken. Mijn collega heeft de boodschappen mee naar binnen genomen en na controle bleek dat de boodschappen niet betaald waren. Vervolgens heeft een collega de camerabeelden bekeken om te bekijken wat er precies is gebeurd. Daaruit bleek dat de mevrouw die nog in de auto zat ook een volle boodschappentas mee had genomen voorbij de kassa zonder te betalen.
Mevrouw 1:
- Zwarte kleding, donkere rok, lichte blouse/jas;
- Donkere haren, vast;
- Zwarte schoenen;
- Stevig postuur.
Het kenteken waarmee de dames wegreden is: [kenteken] , merk, Opel. [33]
In
een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij de woning van [medeverdachte 1] vonden wij in de kledingkast van [medeverdachte 1] een jasje die qua kleur en zwarte drukknoppen en andere accenten, overeenkomstig is met het jasje van de (herkende) verdachte [verdachte] in de zaak winkeldiefstal [winkel 1] [plaats] . In de kledingkast van [verdachte] troffen we een bruine jurk aan die overeenkomstig is met dezelfde fotoafbeelding. [34]
In
een proces-verbaal van bevindingenvan herkenningen is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd:
De twee vrouwen liepen zonder te betalen voorbij de kassa en plaatsten deze twee tassen in een Opel Corsa met kenteken [kenteken] van verhuurbedrijf uit [verhuurbedrijf] . Later bleek uit de beelden dat er twee tassen waren gestolen. Ik herken de verdachte van diefstal [winkel 1] als [verdachte] . Ik herken haar aan haar gelaat, ogen, neus en mond. Daarnaast aan haar grote, brede postuur. Ik herken [verdachte] voor 100% als verdachte van deze winkeldiefstal. Doordat deze dames op onder andere 11 januari 2023 onder observatie van de Landelijke Eenheid hebben gestaan en ik deel uitmaakte van dit team heb ik haar goed en van dichtbij kunnen observeren. Het gebruik van de Opel Corsa van het [verhuurbedrijf] komt overeen met hetgeen wij hebben waargenomen op de genoemde observatie van onder andere 11 januari 2023. [35]
In
een proces-verbaal van bevindingenbetreffende herkenningen is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd:
Ik, [verbalisant 2] , herken de verdachte van diefstal [winkel 1] als zijnde [verdachte] . Ik herken haar aan haar gelaat, ogen, neus en mond. Daarnaast aan haar zilveren oorbellen en grote, lange en forse postuur. Ik herken [verdachte] voor 100% als verdachte van winkeldiefstal. [36]
In
een proces-verbaal van bevindingen herkenning persoon door opsporingsambtenaaris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende door verbalisant [verbalisant 3] gerelateerd:
De persoon op de foto 9 [37] aangegeven met een pijl herken ik als [verdachte] . Ik ken haar vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik heb haar de afgelopen jaren meerdere keren gesproken. Ik herken haar aan het totaalbeeld van haar kenmerken: een relatief fors postuur, licht getinte huidskleur, zwarte lange haar wat ook wel eens opgestoken zit en haar vollere gezicht. Verder herken ik haar aan haar wat forsere neus, oren die plat tegen het hoofd aan staan en onderkin. Ik herkende haar onmiddellijk toen ik de foto zag. Over haar identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. [38]
Feit 8 (poging woninginbraak [woonplaats] )
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2024onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik op 11 januari 2023 bij het appartementencomplex aan de [straat] in [woonplaats] was. Ik ben daar met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] binnen geweest.
Aangever [benadeelde 15]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik vernam van politieagent [verbalisant 2] dat er op 11 januari 2023 vier inbrekers in het complex waren geweest en dat uit onderzoek bleek dat zij geen bewoners waren van het complex, of familieleden met dezelfde achternaam in het complex hebben wonen en ook niet uit [woonplaats] of omstreken kwamen. Daarnaast bleek dat geen van de 15 bewoners/woningen contact hadden gehad met 1-4 dames die op 11 januari 2023 omstreeks 15.30 uur bij de toegangsdeur stonden. Niemand heeft dus de deur voor de dames geopend of kon zich net na het incident herinneren dat een van de dames heeft aangebeld met de vraag om de deur voor hen te openen. Politieagent [verbalisant 2] deelde mij mede dat er braaksporen waren te zien bij de toegangsdeur toen hij ter plaatse was geweest net na het incident. Ik kan stellen dat deze schade er eerder niet zat. Ik gebruik iedere dag deze deur en had deze schade ook niet eerder gezien. Het is daarmee zeer goed mogelijk dat de 4 inbrekers deze schade hebben toegebracht. [39]
In
een proces-verbaal van bevindingenis door verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 2] en [verbalisant 1] onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 januari 2023 zag ik [verdachte] en [medeverdachte 1] uit de woning van [verdachte] komen en in een gehuurde auto van [verhuurbedrijf] stappen. Wij volgden deze auto, waarin later ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stapten. Ze reden richting [woonplaats] . In totaal hebben zij ongeveer 30 minuten in en rondom [woonplaats] gereden. Uiteindelijk werd de auto aan het einde van de straat [straat] , ter hoogte van kruising [straat] , geparkeerd. We zagen dat de vier vrouwen de auto uitstapten en naar een appartementencomplex liepen aan de [straat] . De centrale toegangsdeur is alleen te openen door de bewoners middels een digitale pas of door de deur elektronisch te openen wanneer op een elektronische bel is gedrukt. Ik, [verbalisant 5] , zag dat [verdachte] aan het observeren was en mij sterk in de gaten hield. Ik, [verbalisant 1] zag dat [medeverdachte 3] een voorwerp in haar handen hield, dat leek op een schroevendraaier. Ik zag dat zij het voorwerp tussen de toegangsdeur en het kozijn stak en handelingen verrichtte die leken op openbreken. Ik zag dat [medeverdachte 2] hielp met het openbreken. De andere twee vrouwen keken ernaar en waren bezig met afschermen dan wel observeren. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 5] , zagen dat de vier vrouwen de toegangsdeur open hadden en dat zij naar binnen liepen. Na ongeveer twee minuten zagen wij, [verbalisant 1] , [verbalisant 5] en [verbalisant 2] , dat de vier vrouwen het complex uit kwamen lopen en zagen wij dat zij met versnelde pas liepen en tijdens het lopen naar achteren keken. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de vrouwen amicaal zwaaiden en deden of ze afscheid namen van mensen. Toen zij om de hoek waren en uit zicht van het appartementencomplex zag ik dat ze gingen rennen richting [straat] , waar hun auto stond. Ik, [verbalisant 1] , zag bij het slot van de toegangsdeur twee beschadigingen die overeenkomen met het openwrikken van de deur door middel van een schroevendraaier of iets dergelijks. Ik, [verbalisant 2] zag twee beschadigingen rondom het slot, die leken op het open wrikken door middel van een rond hard voorwerp. De vier vrouwen zijn slechts tien minuten uit de auto geweest en twee tot drie minuten in het appartementencomplex. [40]
Feit 9 (winkeldiefstal Nieuwegein )
Bewijsmiddelen [41]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2024onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 december 2023 was ik samen met [A] in de [winkel 2] in Nieuwegein .
Aangever [aangever 2]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van diefstal. Op de camerabeelden van de [winkel 2] is te zien dat op 11 december 2023 twee vrouwen met lege tassen de [winkel 2] binnenkomen, spullen in de tas doen en naar buiten lopen zonder deze goederen af te rekenen. [42]
In
een proces-verbaal van bevindingen(omschrijving goederenlijst) is door verbalisant [verbalisant 6] onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De volgende goederen zijn op 11 december 2023 uit de [winkel 2] weggenomen:
- 2x Always ultra secure night;
- 2x Gilette Venus Oceana;
- 2x Zwitsal Babydoekjes. [43]
Getuige [getuige]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 december 2023 was ik in de [winkel 2] in Nieuwegein . Ik zag daar een jonge vrouw en een oudere vrouw. Ik zag de oudere vrouw heel erg om zich heen kijken. Ik zag dat de oudere vrouw een aantal pakken aan de jonge vrouw gaf en dat deze direct wegliep. Ik zag en hoorde dat de oudere vrouw met een mevrouw in gesprek ging, dit leek op afleiden zodat de jonge vrouw de winkel kon verlaten. [44]
In
een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 december 2023 hebben wij de camerabeelden van de [winkel 2] bekeken. Op de beelden zagen wij dat twee vrouwen meerdere malen de [winkel 2] in en uit liepen. Hierbij zagen wij dat de vrouwen meerdere goederen in de meegebrachte tassen stopten en zonder te betalen de winkel verlieten. Wij konden zien dat in ieder geval een pak luiers en scheermesjes werden weggenomen. Wij herkenden verdachte [verdachte] als vrouw 2. [45]
In
een proces-verbaal van bevindingenis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
We kwamen aan bij de woning waar [verdachte] stond ingeschreven. Ik zag op de trap in de woonkamer een tas staan die ook op de foto stond van de camerabeelden in de [winkel 2] . In de tas zaten scheermesjes, billendoekjes en maandverband. In de woning was [verdachte] , zij had dezelfde uiterlijke kenmerken en kleding als de vrouw op de foto van de winkeldiefstal. [46]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2023, genummerd PL0900-2023041487, opgemaakt door politie Landelijke Eenheid, doorgenummerd 1 tot en met 551. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 313 en 314.
3.Pagina’s 330 en 331.
4.Pagina 341.
5.Pagina 353.
6.Pagina 373.
7.Pagina’s 366 en 367.
8.Pagina 524.
9.Pagina’s 166 en 167.
10.Pagina’s 180 en 181.
11.Pagina’s 188 en 189.
12.Pagina 356.
13.Pagina 370.
14.Pagina’s 366 en 367.
15.Pagina 527.
16.Pagina’s 207, 208, 212 en 213.
17.Pagina’s 205 en 206.
18.Pagina’s 192 en 193.
19.Pagina’s 196, 201 t/m 204.
20.Pagina 229.
21.Pagina’s 236 t/m 239.
22.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2023, opgenomen op pagina 1 en verder van het aanvullend proces-verbaal van Politie Landelijke Eenheid met nummer PL0900- 2023041487-54, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] op pagina 7, 8 en 9.
23.Pagina’s 357 t/m 259.
24.Pagina’s 370 en 371.
25.Pagina’s 366 en 367.
26.Pagina 249.
27.Pagina 255.
28.Pagina 525.
29.Pagina’s 256 en 259.
30.Pagina’s 261 en 262.
31.Pagina’s 370 en 371.
32.Pagina 372.
33.Pagina’s 346 en 347.
34.Pagina 530.
35.Pagina’s 351 en 352.
36.Pagina 362.
37.Pagina 374.
38.Pagina 366 en 367
39.Pagina’s 30 en 31.
40.Pagina’s 33-36 en 37-43.
41.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 december 2023, genummerd PL0900-2023378191 opgemaakt door politie Midden-Nederland, in het digitaal dossier pagina 1 tot en met 98. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
42.Pagina’s 8 en 9.
43.Pagina 18.
44.Pagina’s 11 en 12.
45.Pagina’s 14 t/m 16.
46.Pagina’s 20 en 21.