Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
1.Het verloop van de procedure
31 januari 2024 verwijst de kinderrechter naar de hiervoor genoemde beschikking.
- een brief van de GI met daarin de actuele stand van zaken, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2024;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 12 maart 2024.
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI;
- oma mz, bijgestaan door voornoemde tolk Engels.
2.De feiten
3.De verzoeken
Oma mz is een veilige, stabiele plek voor hen. Zij heeft verlof opgenomen, waardoor zij voorlopig parttime vanuit huis aan de tafel beneden kan werken. Zij werkt ook samen met alle hulpverleners. Zij houdt toezicht op de moeder.
Moeder heeft veel hulpverlening om aan haar problematieken te werken. Zij heeft medicatie die helpt om geen alcohol meer te drinken. Voor de hechting van de kinderen is het goed dat de moeder bij oma mz inwoont. De moeder heeft ook geen geld om in eigen huisvesting te voorzien.
Daarnaast wil de GI dat beide ouders aan de slag gaan met hulpverlening zodat zij uiteindelijk beiden stabiliteit kunnen bieden. Als hiervan sprake is en de ouders gebruiken geen middelen meer, dan zou er geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig zijn. Van zo’n situatie is op dit moment echter geen sprake en dat maakt dat de GI haar verzoek handhaaft.
Ook kan de GI zicht houden op de vader en de kinderen binnen het kader van de ondertoezichtstelling. De vader is verbaasd dat de GI plaatsing van de kinderen bij de ouder met verslavingsproblematieken de voorkeur geeft. Ook vindt de vader dat eraan voorbij wordt gegaan dat een goede hechting tussen de vader en de kinderen net zo belangrijk is als de hechting tussen de moeder en de kinderen.
4.De standpunten
Subsidiair verzoekt de moeder om het verzoek van de vader af te wijzen en het resterende verzoek van de GI over de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgt ervoor dat oma mz een juridische basis heeft om in te grijpen. De plaatsing bij oma mz maakt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven met vertrouwde mensen om hen heen. Daarnaast maakt deze plaatsing het mogelijk dat de moeder vanuit de thuissituatie deelneemt aan de dagelijkse verzorging van de kinderen.
Hierdoor kan zij in de praktijk brengen wat zij leert bij [organisatie] . Een ingrijpende maatregel, zoals een plaatsing bij een onbekend pleeggezin, wordt hiermee voorkomen.
De vader heeft zich aangemeld bij Jellinek en gaat naar de huisarts voor urinecontroles, maar dit vindt de GI niet voldoende op dit moment. In het verleden heeft de vader lange tijd middelen gebruikt en alcohol gedronken. Hierbij is het ook ingewikkeld dat de biologische vader van [minderjarige 2] in beeld is gekomen en er goed gekeken moet worden hoe dit contact vormgegeven kan worden.
5.De beoordeling
Beslissing
De grote zorgen over de hele situatie hebben de kinderrechter toen echter doen besluiten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 20 maart 2024 te verlengen en het overige deel van het verzoek aan te houden om een aantal vraagpunten te bespreken, samenhangend met de grote risicofactoren op nieuwe incidenten en escalaties, waarbij de veiligheid van de kinderen in het geding zou kunnen komen.
De woonsituatie van de kinderen is dus in wezen gelijk aan het wonen bij een ouder met gezag. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een plaatsing “buiten het gezin”, als bedoeld in artikel 1:265a BW, zodat een (verlenging van de) machtiging tot uithuisplaatsing niet aan de orde is.
Uit de stukken blijkt dat de moeder in november 2023 een (verlengd) huisverbod heeft gehad van uiteindelijk 28 dagen. Sinds 8 december 2023 woont de moeder weer bij oma mz.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht blijkt niet dat er sindsdien nog dusdanige incidenten hebben plaatsgevonden dat de moeder (tijdelijk) de woning van oma mz heeft moeten verlaten.
Dat betekent dat er sinds 8 december 2023 geen sprake is geweest van een daadwerkelijke effectuering van de eerder verleende machtiging tot uithuisplaatsing. Daarmee stelt de kinderrechter vast dat de verleende machtiging uithuisplaatsing omstreeks 8 maart 2024 is verlopen.
De kinderrechter begrijpt dat de GI met de machtiging tot uithuisplaatsing wil bewerkstellingen dat de moeder niet zomaar met de kinderen bij de vader of ergens anders gaat wonen. De verwachting is echter dat de moeder op korte termijn niet ergens zal gaan wonen. Dit hangt samen met het feit dat de moeder geen enkel inkomen heeft en de gemeente haar kennelijk heeft laten weten dat zij geen recht heeft op een uitkering. Daarnaast is er ook nog geen kinderalimentatie overeengekomen of vastgesteld. De moeder is dus in financieel opzicht volledig afhankelijk van oma mz.
De moeder laat echter op dit moment een prille, maar positieve ontwikkeling zien. Zij gebruikt inmiddels medicatie om haar af te houden van alcoholgebruik. Ook wordt er via urinecontroles zicht gehouden op eventueel alcohol- of drugsgebruik. Er zijn meerdere hulpverleners van verschillende instanties betrokken. Daarnaast houdt de GI in het kader van de ondertoezichtstelling toezicht.