ECLI:NL:RBMNE:2024:2453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10773653
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met gebreken en herstelkosten

In deze zaak vordert de eiser, een consument, vergoeding van herstelkosten van een tweedehands auto die hij heeft gekocht van de gedaagde, een handelaar in auto’s. De eiser heeft de auto op 29 december 2021 gekocht voor € 13.000,00, met een basisgarantie van zes maanden op de motor. Na de aankoop heeft de eiser verschillende gebreken aan de auto geconstateerd, waaronder een verhoogd olieverbruik en een niet goed functionerende parkeersensor. Ondanks meerdere reparaties door de gedaagde en andere garages, bleven de problemen aanhouden. De eiser heeft uiteindelijk de auto laten repareren door een andere garage en vordert nu de gemaakte kosten, in totaal € 15.452,01, van de gedaagde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst een consumentenkoop betreft, ondanks dat de aankoopfactuur op naam van de onderneming van de eiser staat. De rechter oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat de auto bij aflevering niet voldeed aan de overeenkomst, omdat de motorproblemen zich pas na de wettelijke garantieperiode van zes maanden hebben geopenbaard. De kantonrechter wijst de vordering tot vergoeding van de herstelkosten af, maar kent wel de diagnosekosten van € 115,99 toe, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. De eiser wordt in de proceskosten veroordeeld, omdat hij overwegend ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10773653 \ UC EXPL 23-7412
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Rechtdoor B.V.,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.P.J. Franssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 18 producties
- de conclusie van antwoord met 4 producties
- de berichten van 4 en 6 maart 2024 met 2 aanvullende producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 15 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. N. Klaassen. [gedaagde] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Franssen. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] houdt zich bezig met de handel in en reparaties van auto’s.
2.2.
Op 29 december 2021 heeft [eiser] van [gedaagde] een BMW 5-serie Touring, met kilometerstand 151.258 en bouwjaar 2005 (hierna: de auto) gekocht voor een koopprijs van € 13.000,00. Op de aankoop is een basisgarantie op de motor, versnellingsbak en tussenbak van 6 maanden van toepassing verklaard. De aankoopfactuur is op naam gesteld van ‘ [naam] . Eigenaar [eiser] ’.
2.3.
[gedaagde] had de auto in een verkoopadvertentie aangeboden als
‘volledig rijklaar en komend jaar geen onderhoud nodig; rijdt en schakelt als nieuw. Zowel optisch als technisch in topstaat.’.
2.4.
[eiser] heeft kort na de koop aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat tijdens het rijden veel rook vrijkomt, dat het vermogen van de auto wegvalt, de auto veel olie verbruikt en dat de parkeersensor het niet doet. [gedaagde] heeft de auto laten repareren door [bedrijf 1] en de parkeersensor vervangen. Op 19 januari 2022 heeft [eiser] de auto weer opgehaald.
2.5.
[eiser] heeft daarna de auto laten controleren door [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). [bedrijf 2] heeft op 27 januari 2022 een observatie verricht en een lijst met gebreken opgesteld, waaronder het missen van vermogen. [eiser] heeft [gedaagde] hiervan op de hoogte gesteld en de auto weer naar [gedaagde] gebracht voor reparatie. [eiser] heeft de auto op 3 februari 2022 weer opgehaald.
2.6.
Op 25 februari 2022 heeft [eiser] [gedaagde] gemeld dat de auto nog wel problemen heeft met de parkeersensor, dat hij af en toe nog verbrande olie ruikt en dat het olieverbruik nog iets hoger ligt dan normaal. [gedaagde] heeft [eiser] daarop in een WhatsApp-bericht geschreven:
“(..) Laat de auto eerst controleren en als er iets aan de auto mankeert kun je ook met de garage die de reparatie heeft uitgevoerd contact opnemen.”
2.7.
Op 21 april 2022 schrijft [eiser] [gedaagde] via WhatsApp:
“(..) De BMW is inmiddels bij (een andere) [bedrijf 2] geweest. Daar hebben ze alle benodigde reparaties uitgevoerd. Ik schrok uiteraard van het bedrag en wil met jou bekijken wat onder garantie kan vallen en welke kosten we gaan delen.”[eiser] heeft [gedaagde] op 21 april 2022 de factuur van [bedrijf 3] B.V. ( [bedrijf 3] ), ook een [bedrijf 2] , van 19 april 2022 gestuurd, waaruit blijkt dat aan de auto werkzaamheden zijn verricht vanwege problemen met de parkeersensor, ruitenwisser(vloeistof), olieverbruik en het trillen tijdens het remmen. De factuur bedraagt
€ 3.181,79. [gedaagde] heeft [eiser] geantwoord dat hij erop terugkomt. Op 26 april 2022 heeft [eiser] [gedaagde] nogmaals gevraagd om naar de factuur te kijken. [gedaagde] heeft op 29 april 2022 geantwoord dat er tijdens de aankoop geen gebreken waren omdat de auto zonder mankementen of defecten door de keuring is gekomen.
2.8.
[eiser] heeft de auto op 2 september 2022 laten onderzoeken door [bedrijf 4] B.V. ( [bedrijf 4] ). [bedrijf 4] constateerde dat sprake is van een te hoog olieverbruik en diverse andere gebreken. [eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 16 september 2022 meegedeeld dat de auto sinds de aankoop gebreken vertoont en dat hij [gedaagde] vanaf 27 januari 2022 meerdere malen in de gelegenheid heeft gesteld deze te herstellen. Omdat dit niet is gebeurd, verhaalt [eiser] het factuurbedrag van
€ 3.181,79, voor de door [bedrijf 2] op 19 april 2022 deels herstelde gebreken, op [gedaagde] . [eiser] heeft [gedaagde] verzocht de resterende gebreken, waarvoor een offerte van € 1.443,53 ligt, binnen veertien dagen kosteloos te herstellen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd. [eiser] heeft [bedrijf 4] vervolgens opdracht gegeven de auto te repareren. Tijdens de reparatie in januari 2023 heeft [bedrijf 4] geconstateerd dat de motor gedemonteerd diende te worden om te controleren of deze nog gerepareerd kon worden. [bedrijf 4] heeft [eiser] voor de verrichtte werkzaamheden op 28 januari 2023 een factuur verstrekt voor € 2.858,50. Na demontage heeft [bedrijf 4] geconstateerd dat de motor dusdanig is beschadigd, dat deze vervangen moest worden. [bedrijf 4] heeft hiervoor op 14 februari 2023 een offerte uitgebracht, voor € 9.304,92.
2.9.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] op 15 februari 2023 gesommeerd de al gemaakte herstelkosten van € 7.902,95 te betalen en heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de motor te vervangen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft daarop laten weten dat [gedaagde] [eiser] niets is verschuldigd. Op 7 april 2023 heeft [eiser] [gedaagde] nogmaals gevraagd om te laten weten of hij bereid is de auto kosteloos te (laten) herstellen. [gedaagde] bleek daartoe niet bereid. [eiser] heeft [bedrijf 4] vervolgens opdracht gegeven de gebreken te herstellen. De kosten van de reparatie (vervangen onderblok, zuigers, lagerschalen en koprevisie) bedragen volgens de factuur van [bedrijf 4] van 25 april 2023 € 9.411,72. [eiser] heeft [gedaagde] op 29 juni 2023 verzocht de herstelkosten van € 15.452,01 te vergoeden, die bestaan uit:
- de werkzaamheden door [bedrijf 3] april 2022: € 3.181,79;
- de werkzaamheden door [bedrijf 4] september 2022: € 2.858,50;
- de werkzaamheden door [bedrijf 4] april 2023: € 9.411,72.
[gedaagde] heeft deze herstelkosten niet vergoed.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 15.568,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt hieraan ten grondslag dat de auto die hij als consument heeft gekocht, na de aankoop gebreken bleek te hebben waardoor de auto niet geschikt was voor normaal gebruik. [eiser] stelt dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt omdat de gebreken, waaronder een verhoogd olieverbruik, zich binnen zes maanden na aflevering hebben geopenbaard. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen, maar is daarin niet geslaagd. [eiser] vordert daarom
€ 15.452,01 aan herstelkosten en € 115,99 aan diagnosekosten op grond van artikel 7:24 BW omdat de auto niet de eigenschappen bezit die hij mocht verwachten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] bestrijdt dat sprake is van consumentenkoop. [eiser] heeft [gedaagde] niet aangeschreven over de gebreken die [bedrijf 3] op 19 april 2022 heeft gerepareerd. Zelfs als sprake is van consumentenkoop, kan [eiser] voor de motor geen beroep meer doen op garantie omdat het motorprobleem zich pas op 28 januari 2023 heeft geopenbaard, na de wettelijke termijn van zes maanden. Er is geen bewijs dat de auto voor 29 juni 2022 bekend was met motorschade.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Consumentenkoop
4.1.
De kantonrechter zal allereerst beoordelen of de koopovereenkomst een consumentenkoop is in de zin van artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De koopovereenkomst betreft een roerende zaak en [gedaagde] handelt als verkoper in de uitoefening van zijn bedrijf. [gedaagde] voert als verweer dat geen sprake is van een consumentenkoop omdat [eiser] de auto heeft gekocht voor zakelijk gebruik en hij daarmee als koper heeft gehandeld vanuit de uitoefening van zijn bedrijf. [gedaagde] heeft er daarbij op gewezen dat de auto is betaald door [naam] , de onderneming van [eiser] , die is gevestigd op het adres dat ook op de aankoopfactuur staat. De kantonrechter overweegt hierover dat het doel van de dwingendrechtelijke bepalingen van boek 7 BW is de bescherming van de consumentenkoper, ongeacht de specifieke zaak. Een ondernemer die een auto koopt, kan die zowel privé als voor zakelijke doeleinden aanschaffen. Hij moet als consument worden aangemerkt als het handelsoogmerk zo beperkt is dat het binnen de globale context van de overeenkomst niet overheerst. De kantonrechter stelt vast dat de aankoopfactuur weliswaar op naam staat van een bedrijf, [naam] , waarvan [eiser] eigenaar is, maar niet is gesteld of gebleken dat de aankoop door [eiser] uitsluitend een zakelijk doel had. De kantonrechter merkt [eiser] voor de koopovereenkomst daarom aan als consument, waardoor sprake is van een consumentenkoop.
De toepasselijke wetgeving
4.2.
[eiser] doet een beroep op non-conformiteit van de auto. Omdat de koopovereenkomst vóór 27 april 2022 is gesloten, toetst de kantonrechter de onderhavige zaak aan de wettelijke bepalingen over koop zoals die vóór 27 april 2022 golden.
4.3.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van non-conformiteit moet vastgesteld worden of de auto beantwoordt aan de koopovereenkomst. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de gekochte zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen (artikel 7:17 BW). In het geval een tweedehands auto wordt gekocht, waarvan de verkoper weet dat deze door de koper wordt gekocht om daarmee aan het verkeer deel te nemen, moet als regel worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst indien als gevolg van een daaraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. Dat sprake is van non-conformiteit moet in beginsel door [eiser] als koper van de auto worden aangetoond. [eiser] heeft echter als consument-koper op grond van (het oude) artikel 7:18 lid 2 BW een wettelijke bescherming. Die bescherming houdt in dat als zich binnen zes maanden na de aflevering een gebrek openbaart, de zaak wordt vermoed reeds bij de aflevering niet aan de overeenkomst te hebben beantwoord. Als de zaak bij de aflevering niet beantwoordt aan de overeenkomst dan kan de koper onder meer herstel van de afgeleverde zaak eisen, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen (artikel 7:21 lid 1 sub b BW). Indien de verkoper niet binnen een redelijke tijd nadat hij daartoe door de koper schriftelijk is aangemaand, heeft voldaan aan zijn verplichting tot herstel van de afgeleverde zaak, is de koper bevoegd het herstel door een derde te laten plaatsvinden en de kosten daarvan op de verkoper te verhalen (artikel 7:21 lid 6 BW).
Diagnosekosten
4.4.
Hiertegen is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Uit de door [eiser] overgelegde WhatsApp-correspondentie tussen partijen blijkt ook dat [gedaagde] heeft aangeraden de auto te laten checken, waarna [bedrijf 2] een observatie aan de auto heeft verricht. De gevorderde vergoeding van de diagnosekosten van [bedrijf 2] van 27 januari 2022, € 115,99, is daarom toewijsbaar. Ook de hierover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van 14 april 2023, zoals gevorderd.
De kosten van de reparatie op 19 april 2022
4.5.
Het verweer van [gedaagde] , dat [eiser] in april 2022 opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 3] voor reparatie van de auto, zonder dat hij is aangeschreven om gebreken aan de auto te herstellen, slaagt. Voor toewijzing van de vordering op grond van artikel 7:21 lid 6 BW is onder meer vereist dat [eiser] [gedaagde] eerst schriftelijk heeft aangemaand de auto binnen een redelijke tijd te herstellen. [eiser] stelt wel dat hij [gedaagde] op 25 februari 2022 kenbaar heeft gemaakt dat na de eerdere reparaties nog steeds sprake was van een verhoogd olieverbruik en een niet goed functionerende parkeersensor, maar [eiser] heeft daarbij niet gesteld en ook niet is gebleken dat hij [gedaagde] heeft aangemaand deze gebreken binnen een redelijke tijd te (laten) herstellen. Uit de WhatsApp-correspondentie blijkt namelijk dat [gedaagde] op 25 februari 2022 onder meer heeft geantwoord:
‘laat de auto eerst controleren en als er iets aan de auto mankeert kun je ook met de garage die de reparatie heeft uitgevoerd contact opnemen.’Vervolgens is het eerstvolgende app-contact tussen partijen op 21 april 2022, waaruit blijkt dat [eiser] de reparatie door [bedrijf 3] al heeft laten doen. Ook al had [eiser] na de aflevering van de auto al twee keer door [gedaagde] reparaties aan de auto laten verrichten, [eiser] had na de tweede reparatie [gedaagde] eerst moeten vragen de nog steeds aanwezige gebreken binnen een redelijke termijn te laten herstellen. Omdat [eiser] dit niet heeft gedaan en [bedrijf 3] de opdracht heeft gegeven de nog aanwezige gebreken te herstellen, kan de vordering tot betaling van de herstelkosten van € 3.181,79, voor de reparatie op
19 april 2022, niet worden toegewezen.
De kosten van de reparaties op 28 januari 2023 en op 25 april 2023
4.6.
[eiser] vordert ook vergoeding van de reparaties door [bedrijf 4] op
28 januari 2023 en op 25 april 2023 omdat de auto niet beantwoordt aan de koopovereenkomst. Uit de omschrijving van de factuur van [bedrijf 4] van 28 januari 2023 blijkt dat de auto is nagelopen wegens slecht lopen van de motor en dat het microfilter, de remmen aan de voorzijde, vier banden en IBS zijn vervangen. Na plaatsing van een camera in de cilinders, heeft [bedrijf 4] geconstateerd dat in één cilinder flinke schade aan de cilinderwand is, wat volgens [bedrijf 4] een directe oorzaak is voor het slecht lopen van de motor. De conclusie van [bedrijf 4] is dat de motor gedemonteerd moet worden, om te controleren of het onderblok nog te repareren is. De factuur van [bedrijf 4] van
28 januari 2023 bedraagt € 2.858,50. Uit de omschrijving van de factuur van 25 april 2023 blijkt dat het onderblok, de zuigers, lagerschalen en de koprevisie zijn vervangen. De factuur van 25 april 2023 bedraagt
€ 9.411,72.
4.7.
Omdat het motorprobleem zich pas na afloop van de eerste zes maanden na aflevering heeft geopenbaard, kan [eiser] hiervoor geen beroep doen op de wettelijke bescherming dat de auto wordt vermoed bij aflevering al niet te hebben beantwoord aan de overeenkomst. [eiser] moet daarom aantonen dat de kosten van de reparaties op
28 januari 2023 en op 25 april 2023 zijn verricht voor gebreken aan de auto die al bij aflevering aanwezig waren.
4.8.
[eiser] wijst erop dat de auto volgens de verkoopadvertentie in ‘topstaat’ zou zijn en het eerste jaar geen onderhoud nodig zou hebben. Al vanaf de aflevering was bekend dat de auto een hoog olieverbruik heeft. Dit is na de vervanging van de motor opgelost. Ook het vermogen van de auto is sinds de motorvervanging verbeterd. [gedaagde] heeft hiertegenover gesteld dat [eiser] in januari 2023 al 24.000 kilometer met de auto had gereden, wat niet wijst op een motorprobleem bij de aflevering. Enkel het hoge olieverbruik is volgens [gedaagde] onvoldoende om aan te nemen dat bij de aflevering al een motorprobleem bestond.
4.9.
De kantonrechter volgt het verweer van [gedaagde] . Bij de controle door
[bedrijf 2] die [eiser] op 27 januari 2022 heeft laten doen kwam weliswaar een lijst met gebreken naar voren, waaronder dat de auto vermogen mist, maar zowel [gedaagde] als [bedrijf 3] hebben daarna reparaties aan de auto verricht. In de ingebrekestelling van
16 september 2022 wordt nog niet vermeld dat de auto een motorprobleem heeft. [eiser] heeft geen deskundigenrapport overgelegd waaruit blijkt dat al bij de aflevering sprake moet zijn geweest van een motorprobleem. In de omschrijving op de facturen van [bedrijf 2] wordt niets vermeld over de periode van het motorprobleem. De omstandigheid dat de auto het sinds de motorrevisie in april 2023 weer goed doet en dat het sindsdien niet meer nodig is geweest om olie extra bij te vullen, zoals [eiser] ter zitting heeft toegelicht, is ook geen voldoende informatie om aan te nemen dat er bij de aflevering al een motorprobleem was. [eiser] heeft na de aflevering circa 24.000 kilometer met de auto kunnen rijden, wat niet wijst op een motorprobleem of dat de auto niet geschikt was om mee te rijden. Omdat [eiser] niet heeft aangetoond dat de auto bij de aflevering niet beantwoordde aan de overeenkomst, is de gevorderde vergoeding van de herstelkosten voor de reparaties op 28 januari 2023 en op 25 april 2023, niet toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Bij een niet-consument als schuldenaar is er geen verplichting tot het sturen van een 14-dagen brief, zodat alleen getoetst moet worden of buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met BTW en gebaseerd op de gevorderde hoofdsom
.Omdat alleen een hoofdsom van € 115,99 toewijsbaar is, moet de vergoeding buitengerechtelijke kosten over deze hoofdsom worden berekend. De gevorderde BTW is niet toewijsbaar, nu [eiser] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De toewijsbare vergoeding buitengerechtelijke incassokosten bedraagt daarom € 40,00.
Conclusie
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
115,99
- buitengerechtelijke incassokosten
40,00
+
totaal
155,99
Proceskosten
4.12.
[eiser] heeft overwegend ongelijk gekregen. [eiser] wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [gedaagde] aan hem moet betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten x tarief € 406,00)
- nakosten € 135,00 +
totaal € 947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 155,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 14 april 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de betekeningskosten betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op
24 april 2024.
SV/40160