ECLI:NL:RBMNE:2024:2451
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen openbaarmaking van adresgegevens op grond van de Wet open overheid
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker heeft op 29 maart 2023 een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een opdracht van de gemeente Utrecht aan een extern bedrijf. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 2 juni 2023 een besluit genomen, waartegen verzoeker bezwaar heeft gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. De voorzieningenrechter heeft op 11 april 2024 uitspraak gedaan op het verzoek en het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedeeltelijke openbaarmaking van documenten niet in strijd is met de persoonlijke levenssfeer van verzoeker. Het college heeft de documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar verzoeker verzet zich tegen de openbaarmaking van bepaalde adressen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de openbaarmaking van deze adressen niet onevenredig benadeelt, aangezien verzoeker niet op deze adressen woont en de openbaar gemaakte documenten enkel inzicht geven in de ondersteuning die de gemeente heeft gezocht bij de behandeling van een handhavingsdossier.
De voorzieningenrechter concludeert dat het college niet in strijd heeft gehandeld met de Woo en dat de openbaarmaking van de adressen noodzakelijk is voor democratische controle. Het beroep van verzoeker wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een voorlopige voorziening. Verzoeker krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.