ECLI:NL:RBMNE:2024:2437
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WOZ-beschikking en verzoek om schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 april 2024, wordt de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen een WOZ-beschikking beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de waardering van verschillende onroerende zaken, maar werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank constateert dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 14 maart 2022 eindigde, terwijl eiseres het bezwaarschrift pas op 13 april 2022 ter post heeft bezorgd. Eiseres stelde dat het bezwaarschrift op 11 maart 2022 op de post is gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de procedure niet onredelijk lang heeft geduurd, aangezien de termijn van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase nog niet is overschreden. Het verzoek om schadevergoeding wordt dan ook afgewezen. De rechtbank wijst het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van de heffingsambtenaar.