ECLI:NL:RBMNE:2024:2433
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, gelegen aan [adres 1], voor het belastingjaar 2022, die door verweerder was vastgesteld op € 291.000,- per 1 januari 2021. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 277.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 maart 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen en een taxateur van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Dit werd onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning van eiser werd vergeleken met drie referentiewoningen in [plaats]. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen goed vergelijkbaar waren met de woning van eiser op basis van grootte, bijgebouwen, bouwjaar, ligging en uitstraling. De gerealiseerde verkoopprijzen van de referentiewoningen gaven een marktprijs aan die in lijn was met de vastgestelde waarde van de woning van eiser.
Eiser had ook betoogd dat de voorzieningen van referentiewoning 3 bovengemiddeld waren en dat de indexeringspercentages niet correct waren. De rechtbank volgde deze argumenten niet, omdat verweerder had uitgelegd dat de gebruikte methoden en gegevens adequaat waren. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en kreeg hij het griffierecht niet terug. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. M.C.G. van Dijk, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2024.