ECLI:NL:RBMNE:2024:2431
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de toepassing van referentiewoningen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente, inzake de WOZ-waarde van een woning. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 maart 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen en de taxateur van verweerder aanwezig waren. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 214.000,- voor het belastingjaar 2022, die was gebaseerd op een waardepeildatum van 1 januari 2021. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 203.000,-. De rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, door gebruik te maken van een taxatiematrix met vergelijkbare referentiewoningen. De rechtbank volgt de taxateur in zijn uitleg over de ligging van referentiewoning 3 en de toepassing van de juiste objectkenmerken. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.