ECLI:NL:RBMNE:2024:2426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10924914 \ UE VERZ 24-34
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens niet nakomen van verplichtingen door werknemer in het kader van ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [verweerster] B.V. De werknemer had zich op 4 mei 2023 ziekgemeld, maar ondanks herhaalde verzoeken van de werkgever om in contact te komen, heeft hij niet gereageerd. De werkgever heeft daarop per 13 juni 2023 de loonbetaling stopgezet en uiteindelijk op 6 december 2023 de werknemer op staande voet ontslagen. De werknemer verzocht de kantonrechter om betaling van achterstallig salaris, een transitievergoeding en andere vergoedingen, stellende dat het ontslag onterecht was.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De werkgever had herhaaldelijk geprobeerd contact te leggen met de werknemer, maar deze had niet gereageerd op de verzoeken. De kantonrechter benadrukte dat, hoewel een werknemer ziek is, er van hem verwacht mag worden dat hij meewerkt aan re-integratie en communicatie met de werkgever. De werknemer had zijn verplichtingen geschonden door niet op uitnodigingen te reageren en niet op afspraken te verschijnen. De kantonrechter concludeerde dat de omstandigheden voldoende ernstig waren om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De verzoeken van de werknemer werden afgewezen, en de werkgever werd in het gelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10924914 UE VERZ 24-34 VS/1257
Beschikking van 4 april 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.D.J. van Ruyven,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.D.N. Mordaunt en mr. A.F. Bungener.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met twaalf producties van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 5 februari 2024;
- het verweerschrift en het tegenverzoek met twaalf producties van [verweerster] ;
- de door [verzoeker] nagezonden producties 14 en 15;
- de door [verweerster] nagezonden productie 13.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024. [verzoeker] was aanwezig, bijgestaan door mr. Van Ruyven. Namens [verweerster] was de heer [A] aanwezig, bijgestaan door mr. Mordaunt en mr. Bungener. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.
Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1981, is op 3 oktober 2016 in dienst getreden bij [verweerster] in de functie van schoonmaker. [verzoeker] werkte laatstelijk 30 uren per week in de functie van Kwaliteitsmanager tegen een salaris van € 2.743,00 bruto per uur exclusief vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
2.2.
[verzoeker] heeft zich op 4 mei 2023 ziekgemeld.
2.3.
De bedrijfsarts heeft in de periodieke evaluatie van 25 mei 2023 gemeld, voor zover hier van belang, dat [verzoeker] tijdelijk niet geschikt is voor eigen of aangepast werk door een medische aandoening. Een en ander is werkgerelateerd. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat communicatie voorlopig alleen per mail mogelijk is. Hij heeft geadviseerd om binnen vier weken met elkaar in gesprek te gaan.
2.4.
[verweerster] heeft per 13 juni 2023 de loonbetaling stopgezet en heeft vervolgens geprobeerd een afspraak met [verzoeker] te maken voor 20 juni 2023. Dat is niet gelukt. [verzoeker] heeft niet gereageerd op de e-mails van [verweerster] .
2.5.
[verzoeker] heeft in een e-mailbericht van 21 juni 2023 uitgelegd dat het niet beantwoorden van de e-mails voortkwam uit een door hem ervaren toenemende spanning. [verzoeker] heeft verder gemeld - kort weergegeven - dat hij bezorgd is over de voortdurende wijzigingen in het rooster, het overschrijden van de afgesproken arbeidsuren en het niet respecteren van zijn roostervrije dag, en het ongeoorloofde gebruik van zijn portret voor commerciële doeleinden zonder zijn voorafgaande toestemming.
2.6.
[verweerster] heeft op 22 juni 2023 gereageerd en aangegeven, kort gezegd, dat zij meende dat het (wel eens) werken op een roostervrije dag en het gebruik van foto’s in overleg was gegaan met [verzoeker] . [verweerster] zal [verzoeker] alleen nog inzetten op de contracttijden en de wens van [verzoeker] om de foto’s niet meer te gebruiken, respecteren. [verweerster] heeft de loonstop opgeheven en voorgesteld om op 27 juni 2023 koffie te drinken op het kantoor van [verweerster] .
2.7.
[verzoeker] heeft bij e-mailbericht van 27 juni 2023 gereageerd, kort gezegd, dat een gesprek nog niet aan de orde is en dat hij op 4 juli 2023 een afspraak heeft bij de bedrijfsarts.
2.8.
De bedrijfsarts heeft in de periodieke evaluatie van 4 juli 2023 geadviseerd tot voorlopig minimaal contact tussen werkgever en werknemer door verergerende medische klachten en intensieve behandelingen. [verzoeker] kan elke twee weken per app laten weten hoe het gaat.
2.9.
Op 18 augustus 2023 is [verzoeker] niet verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Bij e-mailbericht van 22 augustus 2023 heeft [verweerster] [verzoeker] gemeld dat hij op 23 augustus 2023 om 15:00 uur op kantoor wordt verwacht voor een toelichting op deze ‘no show’. [verzoeker] is niet verschenen waarna [verweerster] hem via een WhatsApp-bericht heeft gemeld dat de arbodienst een dag later een huisbezoek zal afleggen. In de rapportage van dit huisbezoek wordt geadviseerd om de mate van arbeidsgeschiktheid zo spoedig mogelijk door een bedrijfsarts vast te laten leggen.
2.10.
De bedrijfsarts heeft in de periodieke evaluatie van 13 september 2023 geconcludeerd, kort gezegd, dat er benutbare mogelijkheden zijn maar dat vanwege een fors arbeidsconflict re-integreren bij de eigen werkgever niet herstelbevorderend is. De STECR Werkwijze dient gevolgd te worden, aldus de bedrijfsarts.
2.11.
[verweerster] heeft vanaf 25 augustus 2023 [verzoeker] diverse malen verzocht om op gesprek te komen. [verzoeker] heeft niet gereageerd op die verzoeken. [verweerster] heeft het loon van [verzoeker] opnieuw stopgezet.
2.12.
De advocaten van [verzoeker] en [verweerster] hebben over de kwestie gecorrespondeerd. In een e-mailbericht van 28 november 2023 is namens [verweerster] voorgesteld om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. [verweerster] heeft daarbij opgemerkt dat deze e-mail moet worden aangemerkt als een laatste waarschuwing ten aanzien van het weigerachtige gedrag van [verzoeker] .
2.13.
In een e-mailbericht van 30 november 2023 heeft [verweerster] [verzoeker] opgeroepen voor een gesprek op 4 december 2023 om de situatie te bespreken. Daarbij heeft [verweerster] te kennen gegeven dat de maatregel van een ontslag op staande voet zal volgen als [verzoeker] niet alsnog meewerkt. [verzoeker] is niet verschenen op 4 december 2023. [verweerster] heeft [verzoeker] opnieuw uitgenodigd op 6 december 2023 en medegedeeld dat dat dit een allerlaatste kans is. Als [verzoeker] niet komt op 6 december 2023 zal [verweerster] overgaan tot een ontslag op staande voet.
2.14.
Bij brief van 6 december 2023 heeft [verweerster] [verzoeker] op staande voet ontslagen:
“ De bedrijfsarts adviseerde in september jl. dat we conform STECR moesten handelen. Dat brengt mee dat er contact nodig is en een afspraak om eventuele problemen op te lossen (…). We hebben je zeer vaak getracht uit te nodigen voor een afspraak, maar je bent nooit gekomen. We hebben ook getracht contact te realiseren via onze advocaat met jouw advocaat, maar vanuit jouw advocaat komt vrijwel geen reactie.
We hebben je loon stop gezet, onder meer om te bewerkstelligen dat de afspraak alsnog zou komen en/of er medewerking vanuit jouw kan zou volgen om over door jouw ervaren problemen te spreken. Ook dit heeft tot niets geleid. Omdat een loonstop niet werkt, hebben we je vorige week een laatste kans gegeven om afgelopen maandag te komen en gemeld dat als je niet zou komen, dat ontslag op staande voet zou kunnen volgen. Ook hierop reageerde je niet. Vervolgens hebben wij jouw een allerlaatste kans gegeven om te komen op kantoor, vandaag om 14 uur. Opnieuw kom je niet en horen we niets. In de allerlaatste waarschuwing hebben we uitdrukkelijk gemeld dat in dat geval ontslag op staande voet zal volgen.
Je reageert nergens op, komt niet op afspraken, je laat niets horen via je advocaat, ook niet nadat wij je uitnodigen met de uitdrukkelijk laatste kans om te komen om jouw visie te geven op de situatie. (…)
Voor ons is de maat vol en dat hebben uitdrukkelijk kenbaar gemaakt.
De voorgaande feiten en omstandigheden leveren voor [verweerster] elk afzonderlijk, maar zeker ook in onderlinge samenhang bezien, de dringende reden op in de zin van artikel 7:678 BW om je per direct (6 december 2023) op staande voet te ontslaan. Van ons kan niet langer gevergd worden het dienstverband met jou nog langer te laten voortbestaan. Bij deze beslissing hebben wij jouw persoonlijke omstandigheden meegewogen.
De opzegging van jouw dienstverband met onmiddellijke ingang heeft tot gevolg dat jouw arbeidsovereenkomst met [verweerster] is geëindigd per 6 december 2023, en dat je vanwege de eerdergenoemde dringende reden schadeplichtig bent geworden ten aanzien van de schade over de opzegtermijn ex artikel 7:677 lid 2 en 3a BW en alle overige schade. Wij hebben voornoemde schade ex art. 6:127 lid 1 BW verrekend met jouw aanspraak ten aanzien van eventueel nog openstaand salaris over de periode tot heden en de eindafrekening van hetgeen wij nog aan jou verschuldigd zijn. Daarmee zijn de in deze alinea genoemde verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop over en weer teniet gegaan (…).
(…)”.

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om [verweerster] te veroordelen tot betaling van:
I. het niet betaalde salaris plus vakantiegeld (het laatst vanaf juni 2023) over de periode tot 1 januari 2024, althans tot 6 december 2023, te vermeerderen met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;
II. een transitievergoeding van € 7.086,71 bruto;
III. de gefixeerde schadevergoeding over de opzegtermijn welke 2 maanden salaris bedraagt plus vakantiegeld (€ 5.924,00);
IV. een billijke vergoeding ter hoogte van 2 maandsalarissen plus vakantiegeld
(€ 5.924,00) en de wettelijke rente hierover vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van
de hiervoor bedoelde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
V. de kosten van deze procedure.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet omdat een dringende reden ontbreekt.
3.3.
[verweerster] verweert zich tegen de verzoeken en voert daartoe – kort weergegeven – aan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven is.
3.4.
Bij wijze van tegenverzoek verzoekt [verweerster] om een verklaring voor recht dat [verweerster] ten gevolge van de opzegging of ontbinding op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW aan [verzoeker] geen transitievergoeding of een billijke vergoeding verschuldigd is. Verder vordert [verweerster] veroordeling van [verzoeker] tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wegens de onregelmatige opzegging van € 5.167,05 verminderd met het bedrag na verrekening en een veroordeling in de kosten.

4.De beoordeling

Het verzoek
4.1.
[verzoeker] heeft zijn verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.2.
Artikel 7:681 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen óf op zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
4.2.1.
[verzoeker] heeft berust in het ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is dus geëindigd op 6 december 2023. De zaak draait om de vraag of [verzoeker] aanspraak kan maken op de verzochte vergoedingen en het achterstallig loon. Het antwoord daarop wordt bepaald door de beoordeling of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
Het ontslag op staande voet
4.3.
[verweerster] heeft aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat zij eindeloos (tevergeefs) heeft gepoogd om in contact te komen met [verzoeker] . [verweerster] heeft meerdere loonsancties toegepast en waarschuwingen gegeven maar deze hebben geen enkel effect gehad. Door de onwelwillende houding van [verzoeker] kon van [verweerster] redelijkerwijs niet verlangd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.4.
De kantonrechter overweegt het volgende. Indien de werknemer ziek is, zoals in het geval van [verzoeker] , wordt hetgeen de werknemer en werkgever over en weer van elkaar mogen verwachten bepaald door wat de bedrijfsarts adviseert en voorschrijft. Hoewel de adviezen van de bedrijfsarts aan [verweerster] niet uitblinken in helderheid is wel duidelijk dat [verzoeker] en [verweerster] op enig moment na de ziekmelding met elkaar in gesprek moesten gaan. Gelet op de Wet verbetering poortwachter, die tot doel heeft om een zieke werknemer zo spoedig mogelijk te laten terugkeren op het werk, ligt zo’n gesprek tussen werkgever en werknemer ook voor hand. Binnen enkele maanden na de ziekmelding zal immers een plan van aanpak moeten worden gemaakt.
Vast staat dat een gesprek in de periode tussen de ziekmelding op 4 mei 2023 en het ontslag op staande voet op 6 december 2023 niet heeft plaatsgevonden.
4.5.
[verweerster] heeft in haar spreekaantekeningen de gang van zaken op een rij gezet. [verzoeker] heeft dat niet weersproken zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van dit overzicht. Geconcludeerd moet worden dat [verweerster] , in de lijn van de adviezen van de bedrijfsarts, vele pogingen heeft gedaan om een afspraak te maken met [verzoeker] . [verzoeker] is niet ingegaan op de verzoeken van [verweerster] . Niet is gebleken dat [verzoeker] daarvoor een goede - rechtens relevante - reden had.
4.5.1.
[verzoeker] heeft zijn e-mailbericht van 21 juni 2023 wel een paar dingen genoemd die hem dwarszitten in de arbeidsverhouding met [verweerster] , in het bijzonder met de heer [A] , maar die kunnen hem in dit verband niet helpen. De reactie van [verweerster] op die verwijten kan naar het oordeel van de kantonrechter coöperatief worden genoemd (zie 2.6). Partijen hebben op de zitting een toelichting op de totstandkoming van de foto’s gegeven. [verzoeker] heeft ervoor geposeerd, net als enkele andere werknemers en heeft er een - overigens zeer bescheiden - vergoeding voor gekregen. Naar aanleiding hiervan merkt de kantonrechter op dat [verzoeker] , voor wat betreft het gebruik van die foto’s voor bedrijfsdoeleinden, niet aan [verweerster] duidelijk heeft gemaakt dat hij dat niet wilde. Uit de reactie van [verweerster] kan overigens afgeleid worden dat dat eigenlijk ook geldt voor de andere dingen die [verzoeker] dwarszaten. Het mag zo zijn dat [verzoeker] - naar eigen zeggen bescheiden en vriendelijk - grote moeite heeft met het ondernemende karakter van de heer [A] - dat [verzoeker] als dwingend en overheersend ervaart. Dat ontheft hem niet van zijn verplichting om op het spreekuur van de bedrijfsarts te komen (wat hij in augustus 2023 niet heeft gedaan) en om het gesprek met zijn werkgever aan te gaan (wat vanaf ongeveer juli 2023 wel van hem verwacht mocht worden). Dat [verzoeker] daar medisch gezien niet toe in staat was blijkt niet uit de conclusies en adviezen van de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft in september 2023 (zie 2.10) voor het eerst melding gemaakt van een arbeidsconflict, terwijl hij in juli 2023 heeft opgetekend dat [verzoeker] geen conflict ervaart. De bedrijfsarts heeft gezegd dat volgens de STECR-richtlijnen gehandeld moet worden. Ook dat advies impliceert op zijn minst een gesprek tussen partijen. Dat de bedrijfsarts op dat moment wist dat [verzoeker] besprekingen niet aankon, zoals [verzoeker] op de mondelinge behandeling suggereerde, kan uit dit advies niet worden afgeleid.
Voor zover [verzoeker] heeft betoogd dat mediation in dit geval was voorgeschreven, volgt de kantonrechter hem niet. Mediation is niet de enige manier om een arbeidsconflict op te lossen. Aan [verweerster] kan op dit punt overigens worden toegegeven dat het maar zeer de vraag is of [verzoeker] bereid was tot het aangaan van mediation-gesprekken gezien het sterk afhoudende standpunt in het e-mailbericht van 21 september 2023 van zijn advocaat (productie 8 bij het verweerschrift).
4.6.
Door niet in te gaan op de herhaalde en redelijke verzoeken van [verweerster] om met elkaar in gesprek te gaan, of op zijn minst koffie te komen drinken, en ook overigens vaak nergens op te reageren, heeft [verzoeker] zijn verplichtingen bij ziekte (en re-integratie) geschonden. Een werkgever heeft voor dergelijke gevallen op grond van artikel 7:629 lid 3 en lid 6 BW de mogelijkheid om de loonbetaling te staken of op te schorten. Van die mogelijkheid heeft [verweerster] meerdere keren gebruik gemaakt.
4.7.
Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld Hoge Raad 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9549, Vixia/ [achternaam] ) dat het niet nakomen van verplichtingen in het kader van ziekte en re-integratie door de werknemer op zichzelf een ontslag op staande voet niet rechtvaardigt. Als de niet-naleving van de bedoelde voorschriften echter gepaard gaat met andere feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang, het oordeel wettigen dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 aanwezig is, behoort een ontslag op staande voet tot de mogelijkheden.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat er in deze zaak een opeenstapeling van omstandigheden is waardoor [verweerster] een verdergaande maatregel (dan de loonsancties) moest nemen. [verzoeker] is ondanks herhaalde - en redelijke - verzoeken niet op komen dagen, ook niet naar aanleiding van de loonsancties. [verweerster] kreeg geen rechtstreeks contact met [verzoeker] . In de periode tussen 27 augustus 2023 en 6 december 2023 kwam er zelfs geen enkele reactie van [verzoeker] , en in de periode tussen 6 oktober 2023 en 6 december 2023 ook niet van zijn advocaat, zo heeft [verweerster] onweersproken aangevoerd. [verzoeker] heeft niets gedaan om de ontstane impasse te doorbreken terwijl dat, gelet op alle pogingen van [verweerster] , wel op zijn weg lag. [verzoeker] was bovendien een gewaarschuwd mens. [verweerster] heeft eind november 2023 – begin december 2023 ondubbelzinnig te kennen gegeven dat [verzoeker] een laatste kans werd geboden om de kwestie te bespreken. [verzoeker] wist en kon er - gelet op de meerdere waarschuwingen - redelijkerwijs van uit gaan dat het opnieuw niets van zich laten horen consequenties zou hebben, waarbij ook expliciet ontslag op staande voet is genoemd.
4.9.
De feiten en omstandigheden zoals hiervoor beschreven, in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de kantonrechter ernstig genoeg om een opzegging wegens een dringende reden te rechtvaardigen. Van een buitenproportionele sanctie is geen sprake. [verzoeker] is 42 jaar en de arbeidsmarkt is gunstig. Verder is niet in geschil dat de opzegging en de reden van opzegging onverwijld zijn medegedeeld zodat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
Conclusie ten aanzien van de verzochte vergoedingen en loon
4.10.
De billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding worden afgewezen bij gebrek aan grondslag. Met het rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet hoefde [verweerster] geen opzegtermijn in acht te nemen.
4.11.
Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is.
4.12.
Voor wat betreft het verzoek om achterstallige loon uit te betalen overweegt de kantonrechter dat een werkgever gerechtigd is om het loon stop te zetten voor de tijd dat de werknemer zonder goede reden weigert om mee te werken aan redelijke voorschriften die in het kader van het verzuim zijn gesteld. Doordat [verzoeker] de redelijke verzoeken van [verweerster] , die, zoals gezegd, in lijn waren met het oordeel van de bedrijfsarts, niet heeft opgevolgd, was [verweerster] gerechtigd het loon van [verzoeker] stop te zetten. [verzoeker] heeft ook geen deskundigenoordeel van het UWV overgelegd om te onderbouwen dat het oordeel van de bedrijfsarts niet deugde. Al met al is niet of onvoldoende gesteld of gebleken dat voor het niet voldoen aan de verzoeken van [verweerster] een deugdelijke grond bestond. De loonvordering en de daaraan gekoppelde nevenvorderingen kunnen dan ook niet worden toegewezen.
Proceskosten
4.13.
De proceskosten, inclusief de nakosten, komen voor rekening van [verzoeker] omdat hij ongelijk krijgt. Deze worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en de nakosten van € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing): totaal € 949,00. De verzochte wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als hierna vermeld.
Het tegenverzoek
Verklaring voor recht
4.14.
De door [verweerster] verzochte verklaring voor recht dat [verweerster] geen billijke vergoeding of transitievergoeding is verschuldigd is toewijsbaar. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dat het handelen van [verzoeker] als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt.
Gefixeerde schadevergoeding
4.15.
[verweerster] heeft verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.167,05, verminderd met het bedrag na verrekening. Dit verzoek wordt afgewezen omdat [verweerster] niet heeft gesteld wat haar belang (nog) is bij dit verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerster] naar voren gebracht dat zij de gefixeerde schadevergoeding binnen de vervaltermijn heeft verrekend met (mogelijk) aan [verzoeker] te betalen bedragen. Dit heeft zij ook toegelicht in de ontslagbrief van 6 december 2023. In de ontslagbrief (geciteerd onder 2.14) staat inderdaad dat alle verbintenissen over en weer teniet zijn gegaan, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat [verzoeker] [verweerster] niets meer is verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Het verzoek van [verweerster] om betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen omdat zij dit verzoek niet heeft onderbouwd.
Proceskosten
4.17.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] . Gelet op de samenhang met het verzoek, zullen deze kosten op nihil worden vastgesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Het verzoek
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op € 949,00; te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verzoeker] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Het tegenverzoek
5.5.
verklaart voor recht dat [verweerster] ten gevolge van de opzegging of ontbinding op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c aan [verzoeker] geen transitievergoeding of billijke vergoeding verschuldigd is;
5.6.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] in de zaak van het tegenverzoek vaststelt op nihil;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.