ECLI:NL:RBMNE:2024:2420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10910292 \ UE VERZ 24-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om transitievergoeding en billijke vergoeding afgewezen na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, [verzoeker], die een transitievergoeding en een billijke vergoeding eiste na het niet verlengen van zijn arbeidsovereenkomst door zijn werkgever, [verweerster] B.V. De werknemer was sinds 1 november 2021 in dienst als Business Development Manager en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 31 oktober 2023. De werkgever had de werknemer op 18 augustus 2023 geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. De werknemer verzocht de kantonrechter om een transitievergoeding van € 7.000,00 en een billijke vergoeding van € 243.000,00, stellende dat hij geen transitievergoeding had ontvangen en dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld.

De kantonrechter heeft de verzoeken van de werknemer afgewezen. De rechter oordeelde dat de werkgever de werknemer wel degelijk een transitievergoeding van € 4.860,00 had betaald en dat de bonusregeling niet meetelde bij de berekening van de transitievergoeding. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, aangezien het de werkgever vrijstond om de tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De werknemer had niet aangetoond dat de werkgever op enige wijze verwijtbaar had gehandeld in het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst.

De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, en de werknemer werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op € 949,00 werden begroot. De kantonrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de werknemer de kosten binnen veertien dagen na aanschrijving moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10910292 UE VERZ 24-25 VS/1257
Beschikking van 8 april 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigden: mr. C.J. van der Have en mr. F.L.P. Vulto,
tegen:
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. E.P. Keuvelaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] met 12 producties, ontvangen op 30 januari 2024;
- het verweerschrift van [verweerster] met 8 producties, ontvangen op 29 februari 2024;
- de nagezonden producties 13a tot en met 21b van [verzoeker] ;
- de nagezonden productie 22 van [verzoeker] ;
- de nagezonden producties 9 tot en met 13 van [verweerster] ;
- de nagezonden producties 14 tot en met 24 van [verweerster] ;
- de mede per e-mail nagezonden producties 23, 24a, 24b en 24c (audiobestanden), 25a, 25b (audiobestand) en 26 van [verzoeker] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. [verzoeker] was aanwezig, bijgestaan door mrs. Van der Have en Vulto. Namens [verweerster] waren de heer [A] , Sales Director [.] Software, en mevrouw [B] , HR-directeur, aanwezig. Zij werden bijgestaan door mr. Keuvelaar.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Verder hebben zij geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en hebben zij op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter gaat voorbij aan het bezwaar van [verweerster] tegen de kennisneming door de kantonrechter van en daarmee het betrekken bij de beoordeling van de zaak van de (kort) voor de mondelinge behandeling van de zijde van [verzoeker] als producties 24b, 24c en 25b toegezonden audiobestanden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verweerster] op de hoogte is van de inhoud hiervan en zij heeft tijdens de mondelinge behandeling hierop gereageerd. Zij is dan ook niet in haar verdedigingsbelang geschaad door de te late overlegging van deze audiobestanden. Deze producties behoren tot de processtukken.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is een bedrijf dat zich richt op de digitalisering [..] . In dat kader biedt zij IT-producten aan, waaronder hardware, software, training en onderhoud.
2.2.
[verzoeker] is op 1 november 2021 in dienst getreden bij [verweerster] in de functie van Business Development Manager, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (12 maanden) tegen een salaris van € 6.250,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
Deze arbeidsovereenkomst is op 6 oktober 2022 verlengd voor de duur van 12 maanden.
2.3.
In artikel 5 onder 4 van de (verlengde) arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de werknemer in aanmerking komt voor een bonusregeling en dat de inhoud van de bonusregeling nader zal worden overeengekomen.
2.4.
In het voorjaar van 2023 hebben partijen gesproken over een vertrekregeling voor [verzoeker] . Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
2.5.
Op 18 augustus 2023 heeft [verweerster] [verzoeker] het volgende meegedeeld, voor zover hier van belang:

Einde dienstverband
U bent in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd welke van rechtswege eindigt op 31 oktober 2023. Hierdoor bevestigen wij u dat deze arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen periode niet zal worden voortgezet. (…)
Verlof en vrijstelling van werk
U bent de laatste weken ondanks daarvoor gemaakte afspraken niet of nauwelijks aanwezig geweest op kantoor. Ondanks meerdere verzoeken daartoe geeft u ook geen terugkoppeling van de door u gedane werkzaamheden en registreert u ook geen activiteiten in ons CRM systeem. Verder reageert uw jurist inmiddels ook niet meer. Uit dit alles maken we op dat u blijkbaar verlof opneemt. Dat is wat ons betreft akkoord. Indien uw verlof tot einde dienstverband niet afdoende mocht zijn, dan stellen wij u voor de eventueel overblijvende werkdagen tot 31 oktober 2023 vrij van de verplichting om arbeid te verrichten met behoud van loon en emolumenten. Wij zullen daarom uw zakelijke mail en toegang tot de systemen stopzetten op vrijdag 18 augustus 2023. (…)
Bonus
Over 2022 zijn we met u een bonusregeling overeengekomen. De op basis daarvan behaalde bonus zal bij de salarisbetaling in augustus 2023 aan u worden overgemaakt. Over 2023 hebben we geen overeenstemming bereikt over een bonusregeling. Dat betekent dat u over 2023 geen bonus meer zult ontvangen.
(…)”
2.6.
Bij e-mailbericht van 21 augustus 2023 heeft [verzoeker] onder meer verzocht om zijn e-mailtoegang te herstellen.
2.7.
[verzoeker] heeft in een e-mailbericht van 1 september 2023 [verweerster] een aantal verwijten gemaakt en opnieuw verzocht om de toegang tot het systeem te herstellen.
2.8.
In een brief van 22 september 2023 heeft de advocaat van [verzoeker] aan [verweerster] gemeld -onder meer- dat [verzoeker] oo over het jaar 2023 recht heeft op een bonus van
€ 22.500,00. [verweerster] wordt gesommeerd dit bedrag aan [verzoeker] over te maken. Daarnaast wordt [verweerster] laakbaar gedrag verweten omdat [verweerster] [verzoeker] zou hebben gebruikt voor zijn netwerk. [verzoeker] wil gecompenseerd worden voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van deze handelwijze van [verweerster] .
2.9.
Partijen hebben over de kwestie gecorrespondeerd maar zijn niet tot een oplossing gekomen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
I. een transitievergoeding van € 7.000,00, althans een transitievergoeding van
€ 5.125,00;
II. een billijke vergoeding van € 243.000,00, althans een billijke vergoeding die in goede justitie door de kantonrechter wordt bepaald;
III. de kosten in deze procedure.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek om een transitievergoeding ten grondslag dat hij geen transitievergoeding heeft gekregen. Volgens [verzoeker] bedraagt de transitievergoeding € 7.000,00, als de bonusregeling over 2022 en 2023 bij de berekening van de transitievergoeding wordt meegenomen, of € 5.125,00 als alleen de bonusregeling over 2022 meetelt. Voor wat betreft de verzochte billijke vergoeding stelt [verzoeker] dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat de billijke vergoeding moet worden vastgesteld op drie bruto-jaarsalarissen.
3.3.
[verweerster] voert daartegen aan dat zij een transitievergoeding aan [verzoeker] heeft betaald. De bonus is niet vast en telt niet mee bij de berekening van de transitievergoeding. Het verzoek om een billijke vergoeding moet ook worden afgewezen. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen en er is ook geen causaal verband tussen het gestelde verwijtbaar handelen en het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst.
[verweerster] verzoekt om een veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak ligt de vraag voor of [verweerster] moet worden veroordeeld tot betaling van de verzochte transitievergoeding en billijke vergoeding aan [verzoeker] . De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend en zal dat hierna uitleggen.
4.2.
Aan de beoordeling van de vraag of [verzoeker] recht heeft op (hogere) bonussen over de jaren 2022 en 2023 komt de kantonrechter in deze procedure niet toe. [verzoeker] heeft daar niet om verzocht en heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat hij [verweerster] daar in een separate procedure voor zal dagvaarden.
Geen transitievergoeding van € 7.000,00 of € 5.125,00
4.3.
Niet ter discussie staat dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding. [verweerster] heeft [verzoeker] een transitievergoeding betaald van € 4.860,00. Dat blijkt uit de salarisspecificatie van 25 oktober 2023 in combinatie met het overmakingsbewijs van 27 oktober 2023, die [verweerster] als productie 3 in het geding heeft gebracht, en de door [verzoeker] overgelegde jaaropgaves (producties 21a en 21b van [verzoeker] ). [verzoeker] stelt dat hij er niet van op de hoogte is dat hem een transitievergoeding zou zijn toegekend en betaald. Daarom betwist hij bij gebrek aan wetenschap dat het bedrag van € 4.860,00 ten titel van een transitievergoeding aan hem is betaald, maar dat volgt de kantonrechter niet. Het mag zo zijn dat [verzoeker] pas op een laat moment kennis heeft genomen van voormelde stukken, maar dat neemt niet weg dat hij aan de hand daarvan had kunnen zien én narekenen dat [verweerster] een transitievergoeding van € 4.860,00 aan hem heeft uitbetaald.
4.4.
De kantonrechter volgt [verzoeker] ook niet in zijn betoog dat [verweerster] de transitievergoeding onjuist heeft berekend omdat zij de bonusregeling buiten beschouwing heeft gelaten. Zelfs als wordt aangenomen dat [verzoeker] aanspraak heeft op een bonus - [verweerster] betwist dat - dan nog telt die bonus in dit geval niet mee als looncomponent in de berekening van de transitievergoeding. De arbeidsovereenkomst heeft twee jaar geduurd en er is dus geen sprake van overeengekomen variabele looncomponenten in
drie kalenderjarenvoorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, zoals is bepaald in artikel 3 lid 1 onderdeel c van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding.
4.5.
[verweerster] heeft in randnummer 6 van haar verweerschrift een berekening gegeven van de uitbetaalde transitievergoeding van € 4.860,00. Dat deze berekening anderszins niet juist zou zijn is niet gesteld door [verzoeker] .
Geen billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
4.6.
De arbeidsovereenkomst met [verzoeker] is van rechtswege geëindigd op 31 oktober 2023. Uitgangspunt is dat het een werkgever, in dit geval [verweerster] , vrij staat om een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen.
De omstandigheid dat [verzoeker] , naar eigen zeggen, zeer succesvol was en dat de door hem geboekte resultaten een voor [verweerster] lucratieve voedingsbodem boden voor ten minste vijf jaar aan arbeid door [verzoeker] , betekent niet dat [verweerster] op grond daarvan gehouden was de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voort te zetten. De keuze om de arbeidsrelatie met [verzoeker] al dan niet te continueren ligt bij [verweerster] .
4.7.
[verweerster] heeft over haar besluit om niet verder te gaan met [verzoeker] overigens aangevoerd dat sprake was van ‘een mismatch’ en dat de samenwerking met [verzoeker] lastig verliep.
4.8.
Dat de arbeidsrelatie verstoord is geraakt is de kantonrechter op grond van de gedingstukken wel duidelijk. Een verslechterde verhouding tussen partijen is een legitieme reden om een dienstverband niet te verlengen. Als die verslechterde verhouding [verweerster] (ernstig) valt aan te rekenen en dat tot gevolg heeft gehad dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet, kan dat een grond zijn om [verzoeker] een billijke vergoeding toe te kennen (artikel 7:673 lid 9 BW). De lat voor het aannemen van ernstige verwijtbaarheid ligt hoog. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever zich alleen zal voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34 en pag. 113).
4.9.
[verzoeker] verwijt [verweerster] – kort gezegd – dat zij het [verzoeker] , zodra zijn dienstverband vruchten begon af te werpen, onmogelijk heeft gemaakt om zijn functie uit oefenen. Daardoor konden de resultaten van grote, door [verzoeker] geïnitieerde, deals die nog in de pijplijn zaten, niet meer op het conto van [verzoeker] komen en liep hij een bonus mis. Volgens [verzoeker] heeft [verweerster] zich bediend van een kunstgreep door: a) [verzoeker] met zijn onderwijsnetwerk aan te nemen om de onontgonnen Nederlandse markt te ontwikkelen, b) het onderwijsnetwerk van [verzoeker] over te nemen, en c) [verzoeker] op non-actief te stellen.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat op grond van de door [verzoeker] in dit kader gepresenteerde feiten en omstandigheden de conclusie dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, niet getrokken kan worden.
4.10.1.
Vast staat dat [verzoeker] in zijn functie van Business Development Manager op de (Nederlandse) onderwijsmarkt nieuwe klanten voor [verweerster] zou werven, zoals [verzoeker] zelf omschrijft in randnummer 4 van zijn verzoekschrift. Dat [verweerster] [verzoeker] heeft aangenomen mede vanwege zijn ervaring en contacten in de onderwijswereld ligt daarom voor de hand en daarin kan [verweerster] niets worden verweten.
4.10.2.
Dat [verweerster] het (onderwijs)netwerk van [verzoeker] zou hebben overgenomen blijkt nergens uit. [verweerster] heeft die stelling betwist en onweersproken gesteld dat een (onderwijs)netwerk altijd persoonlijk is en dat [verzoeker] nog steeds over zijn (onderwijs)netwerk beschikt en kan beschikken. [verzoeker] heeft niet geconcretiseerd in welk opzicht zijn (onderwijs)netwerk door het dienstverband bij [verweerster] is veranderd.
4.10.3.
Ten slotte heeft [verzoeker] in het licht van de gemotiveerde betwisting door [verweerster] onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat hij door toedoen van [verweerster] - [verzoeker] doelt in de eerste plaats op de vrijstelling van werkzaamheden - zijn targets in het kader van de bonusregeling niet heeft gehaald. Uit de stelling van [verweerster] en de daarbij overgelegde stukken, met name de overgelegde e-mailcorrespondentie en verklaringen van medewerkers (producties 17 tot en met 20), kan worden afgeleid dat [verweerster] al in het najaar van 2022, dus geruime tijd voordat zij [verzoeker] vrijstelde van zijn werkzaamheden, niet onverdeeld tevreden was over [verzoeker] . In het voorjaar van 2023 is gesproken over een (voortijdige) vertrekregeling. Nadat de onderhandelingen daarover vastliepen heeft [verweerster] [verzoeker] op 18 augustus 2023 aangezegd dat de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2023 zal eindigen. [verweerster] heeft [verzoeker] daarbij vrijgesteld van zijn verplichting om arbeid te verrichten. De vrijstelling van werkzaamheden en het ontzeggen van toegang tot de zakelijke e-mail zijn maatregelen die naar het oordeel van de kantonrechter in het verlengde liggen van het besluit van [verweerster] om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet voort te zetten. Daar is niets verwijtbaars aan. Dat geldt evenzeer voor het na het einde van het dienstverband van [verzoeker] , op afstand overnemen en wissen van háár laptop die [verzoeker] ondanks het einde van zijn dienstverband onder zich heeft gehouden.
4.10.4.
Dat de op non-actiefstelling onderdeel is geweest van een vooropgezet plan van [verweerster] om [verzoeker] ‘er uit te werken’ en om te voorkomen dat [verzoeker] de vruchten [een bonus] kan plukken van zijn inspanningen, blijkt ook nergens uit. Met de enkele (blote) stellingen dat [C] in februari 2023 is aangenomen om [verzoeker] te vervangen voor de MBO-markt, net op het moment dat [verzoeker] een grote deal aan het sluiten was, en dat [verzoeker] in maart 2023 een leaseauto werd geweigerd, heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt dat [verweerster] op deze punten verwijtbaar heeft gehandeld, laat staat ernstig verwijtbaar. [verzoeker] heeft daarnaast gewezen op verklaringen van respectievelijk [D] van [onderneming] alsook van [E] en [F] , exwerknemers van [verweerster] , maar met die verklaringen wordt het verwijt dat [verzoeker] [verweerster] maakt evenmin onderbouwd. Duidelijk is dat deze ex-werknemers [verweerster] geen warm hart toedragen, maar dat de door [verzoeker] gestelde ‘kunstgreep’ van [verweerster] bij hen is toegepast blijkt niet uit die verklaringen. [verweerster] heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken toegelicht dat de context waarin bij deze medewerkers de discussie over bonussen werd gevoerd een heel andere was dan bij [verzoeker] . Zo is één werknemer zelf weggegaan en was de andere niet in loondienst bij [verweerster] maar werkzaam als zelfstandige.
4.10.5.
Aan de omstandigheid dat in de aanzegbrief van 18 augustus 2023 staat vermeld dat [verzoeker] de weken daaraan voorafgaand niet of nauwelijks aanwezig was en hij geen activiteiten in het CRM-systeem registreerde, hecht de kantonrechter niet de waarde die [verzoeker] daar kennelijk aan gehecht wil zien. Deze melding raakt niet aan de beslissing van [verweerster] om het dienstverband met [verzoeker] niet voort te zetten. Het staat onder het kopje “Verlof en vrijstelling van werk” en heeft dus betrekking op de manier waarop het dienstverband tot 31 oktober 2023 door [verweerster] wordt afgehecht. [verweerster] heeft toegelicht dat zij er aanvankelijk vanuit ging dat [verzoeker] verlof had opgenomen, maar toen dat niet het geval bleek te zijn heeft [verweerster] [verzoeker] vrijgesteld van werk met behoud van loon en emolumenten. [verweerster] heeft de vakantiedagen aan [verzoeker] uitbetaald, zoals blijkt uit de salarisspecificatie van 25 oktober 2023. [verzoeker] heeft dat niet betwist. Van enige verwijtbaarheid aan de kant van [verweerster] is geen sprake.
4.11.
De slotsom is dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt – en dus ook niet is komen vast te staan – dat aan de zijde van [verweerster] sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten in de zin van artikel 7:673 lid 9 BW, als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst niet is voortgezet. Dit betekent dat geen rechtsgrond bestaat voor het toekennen van een billijke vergoeding aan [verzoeker] .
De proceskosten zijn voor [verzoeker]
4.12.
De verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen. Hij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [verweerster] moet betalen. De proceskosten van [verweerster] worden tot op heden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.14.
De verzochte uitvoerbaar bij zal wat betreft de veroordeling in de proceskosten worden toegewezen. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden dan wel belangen gebleken die zich tegen de uitvoerbaarheidsverklaring verzetten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten; hij moet aan [verweerster] haar proceskosten van € 949,00 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verzoeker] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart wat onder 5.2. en 5.3. van deze beschikking staat uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.