ECLI:NL:RBMNE:2024:2414

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
16/236749-23; 16/041986-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met stiefdochter en mishandeling van stiefzoon

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefdochter en mishandeling van zijn stiefzoon. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn stiefdochter vanaf haar zesde levensjaar gedurende een periode van zeven jaren. Dit misbruik omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zijn stiefzoon mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de mishandeling van zijn stiefdochter wegens het ontbreken van steunbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/236749-23; 16/041986-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hannaart, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennis genomen wat
mr. L. van Gaalen-van Beuzekom, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] en mr. M. Veldman, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging onder parketnummer 16/236749-23 is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging onder 16/041986-24 is ook op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is eveneens als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer 16/236749-23
feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 10 augustus 2016 tot 10 augustus 2022 te [woonplaats] , ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1] , onder andere bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl zij jonger dan 12 jaar oud was en aan verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 10 augustus 2022 tot en met 5 september 2023 te [woonplaats] , ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1] , onder andere bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl zij ouder dan 12 jaar was maar jonger dan 16 jaar en aan verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
parketnummer 16/041986-24
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2021 tot en met 17 september 2023 te [woonplaats] meerdere kinderen die hij verzorgde of opvoedde als behorende tot het gezin, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft mishandeld.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/236749-23 en 16/041986-24 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en om die reden terzijde dienen te worden geschoven. Indien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] wel wil gebruiken voor het bewijs, dan doet de verdediging het voorwaardelijke verzoek om een betrouwbaarheidsonderzoek te laten plaatsvinden naar deze verklaringen. Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
1. Uit het
proces-verbaal van aangifte van [aangever] [2] van 7 september 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte namens mijn jongste dochter [slachtoffer 1] . Zij is geboren op [2010] te [geboorteplaats] . Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Dit is haar stiefvader.
2. Uit het
proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] [3] van 15 september 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Oké, nou heb ik begrepen, dat op een gegeven moment er dingen gingen gebeuren. En hoe oud was jij toen?
A: Volgens mij zes.
V: En wat ging er gebeuren tussen jou en [verdachte] ?
A: Hij ging seksuele dingen doen. We zaten samen in de auto, alleen ik met [verdachte] , en hij ging mij verkrachten. Ik moest op hem zitten.
V: Wat van hem, ging jou verkrachten?
A: Zijn geslachtsdeel.
V: Zijn geslachtsdeel, oké, En waar bij jou, ging die met zijn geslachtsdeel?
A: Bij die van mij. Hij ging erin.
V: Hoe vaak in de week?
A: Ongeveer drie keer, maar als ik ongesteld ben, dan doet hij het niet.
V: Hoe oud was je, toen je ongesteld werd.
A: Volgens mij elf.
V: Behalve de auto, op welke andere plekken of plaatsen, is dit gebeurd, zijn geslachtsdeel in de jouwe?
A: In zijn kamer, in mijn kamer, beneden in de woonkamer, dat gebeurt alleen als niemand thuis is.
V: Is het nog op andere plaatsen gebeurd?
A: Ja, toen wij, zeg maar, op vakantie waren.
V: Op vakantie waren, ja, en waar dan?
A: Volgens mij in België. Een keer gingen we ergens zwemmen. Toen moesten we omkleden, om naar huis te gaan. Hij ging hetzelfde doen, wat ik net heb verteld. Het was staand. Iedereen ging zich omkleden. Ik ging naar m’n eigen hokje. Toen ging ik me omkleden, maar hij zei, voordat ik dat ging doen, dat ik naar, naar zijn hokje moest. Ik ging met m’n rug naar hem toe. En ik moest, zeg maar, een soort van bukken.
V: En wat van hem, ging dan in wat van jou?
A: Zijn geslachtsdeel in die van mij.
V: Zijn er, tussen jou en [verdachte] , nog andere dingen gebeurd dan zijn geslachtsdeel in die van jou?
A: Soms moest ik ook nog zuigen aan zijn geslachtsdeel.
V: Oké, [slachtoffer 1] , waar is dat allemaal gebeurd, op welke plaatsen?
A: In zijn kamer, slaapkamer, en hij deed het ook nog soms in mijn kamer, in de badkamer.
V: Kan je daarvan één keertje vertellen, wat er toen gebeurde met het zuigen aan zijn geslachtsdeel?
A: Ja, ik moest gewoon zuigen en moest ik ook nog het aanraken, toen wou ik dat niet.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Heel vaak, ik weet niet, hoe vaak, maar gewoon heel vaak.
V: Heeft ie nog wel eens andere dingen bij jou gedaan, dan wat je nu verteld hebt, op seksuele dingen?
A: Ja, hij ging, zeg maar, likken aan mijn geslachtsdeel.
V: Hij ging likken aan jouw geslachtsdeel. En hoe vaak is dat gebeurd?
A: Ook wel vaak, maar de laatste tijd ging hij dat niet zo vaak doen.
V: En waar is dat allemaal gebeurd, op welke plaatsen?
A: In m’n kamer, in zijn kamer, en volgens mij een keer in de badkamer.
V: En weet je nog hoe oud jij was, toen dat begon, dat likken?
A: Zeven of acht.
V: Zijn er nog wel eens andere dingen gebeurd aan seksuele dingen?
A: Hij raakt m’n borst aan.
V: Ja, en wat doet ie daarmee, met het aanraken?
A: Met zijn handen, of soms likt hij het.
V: Ik hoor wel eens, dat het bijvoorbeeld gaat met aaien, of knijpen, of strelen, of anders. En hoe is dat bij jou?
A: Strelen.
V: Nou begrijp ik van jou, dat het eigenlijk heel vaak gebeurt hè, meerdere keren in de week, hoe weet jij, dat deze dingen gaan beginnen met [verdachte] ?
A: Volgens mij alleen als we alleen zijn, dan heb ik het gevoel, dat hij dat gaat doen.
V: Is het niet, wat [verdachte] dan bijvoorbeeld doet, of is het iets, wat [verdachte] zegt, of misschien nog anders? Kan je is aan mij zeggen, hoe hij dat zegt, wat ie dan zegt?
A: “Ik wil je.” of, “ik heb zin in je.” Dan zeg ik: “oké,” of dan knik ik. En dan zegt hij: “kom je dan naar boven”, of, “ga jij dan naar boven”. En dan zegt hij, dat ik me klaar moet maken, als ik naar boven moet of niet. Dus gewoon m’n kleren uitdoen, En m’n geslachtsdeel nat moet maken.
V: Dat jij je geslachtsdeel nat moet maken, oké, en hoe weet jij, dat je dat moet doen, dat je, je geslachtsdeel nat moet maken?
A: Dat heeft hij, zeg maar, gezegd, en daarna na een tijd, dat hij dat heel vaak heeft gezegd. En dan ben ik dat gaan doen.
V: Hoe maak jij jezelf nat?
A: Met m’n vingers erin.
V: Weet jij wat klaarkomen is?
A: Dat ze, zeg maar, spuiten of iets.
V: Is dat wel eens gebeurd door [verdachte] ?
A: Ja.
V: Is dat één keer geweest, of vaker?
A: Vaker.
V: En als hij klaarkomt, waar komt dat dan?
A: In mijn geslachtsdeel.
V: Hoe weet jij dat?
A: Want dan zegt hij het. En dan voel ik ook nog soms iets.
V: Hoe vaak is dat gebeurd, dat klaarkomen in jou?
A: Gewoon elke keer.
V: Als je hem moest zuigen, is ie dan ook wel eens klaargekomen?
A: Eén keer,
V: Hoe oud was je toen?
A: Twaalf, denk ik.
V: En waar was dat toen?
A: In de badkamer.
V: Waar is ie toen klaargekomen?
A: In m’n mond, en hij vroeg ook nog, of ik het fijn vond. En hij zei ook, dat het niet erg was.
V: Wat heb jij gedaan met dat in je mond.
A: Ik ging het uitspugen.
V: Nou heb jij verteld, dat jij ongesteld bent en wordt. En hoe oud was jij toen, elf jaar oud, zei je. Heb ik opgeschreven.
A: Volgens mij tien of elf.
V: Dus tien of elf, ben jij ongesteld. Maar ik hoor ook van jou, dat [verdachte] ook wel klaarkwam in jouw geslachtsdeel. Ben je wel eens bang geweest, voor baby’s?
A: Hij zei elke keer, dat hij een operatie heeft gedaan, zodat hij geen baby’s kon maken.
V: Wat zei die elke keer?
A: Hij zei gewoon een keer, dat hij geen baby’s kon maken.
V: Oké, dus dat er geen baby’s kwamen, want hij had een operatie gedaan. En wat was dat voor operatie?
A: Ik weet niet meer.
V: Maar wat zou dan niet meer gebeuren?
A: Dat hij niet mensen kon zwanger maken.
V: Want toen jij dit ging vertellen hè, die middag, was het die dag toen ook gebeurd, tussen jou en [verdachte] , seksuele dingen?
A: Ja.
V: Waar was je?
A: Ik was gewoon thuis. M’n moeder was bij d’r paard. M’n zus was op school, m’n zusje en m’n broertje waren buiten. Hij was bezig op de laptop, en toen ging hij, zeg maar, me roepen. En toen kwam ik naar hem toe. En toen zei hij, “ik heb zin in je.” En toen ging ik ja knikken, of, volgens mij was het ja. Ik zei ook nog, “oké.”
V: En toen?
A: Zei hij, dat ik me boven klaar moest maken. Toen heb ik me klaargemaakt. En kwam hij naar boven. Hij ging zijn kleding uitdoen. Toen ging hij liggen op bed, en zei, dat ik boven op hem moest. En toen ging hij zijn geslachtsdeel in die van mij doen.
V: In jou doen, ja. en toen?
A: En toen erna, ging hij, ging hij, zeg maar, liggen op het bed. En ging hij, bovenop me. Ik moest m’n knieën, zeg maar, naar boven doen of iets, m’n benen naar boven. En toen ging zijn geslachtsdeel in die van mij.
V: Maar wat gebeurt er dan in die paar minuten, als zijn geslachtsdeel in die van jou is?
A: Dan gaat hij gewoon bewegen.
V: Hoe stopt het dan. Of wat maakt het, dat het stopt, deze keer.
A: Hij kwam klaar.
V: Hij komt klaar. Hoe weet je dat?
A: Hij zei dat, en ik voelde het.
V: Hij zei het, en jij voelde het. En wat voel je dan?
A: Dat er iets in me gaat.
3. Uit het
proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] [4] van 27 maart 2024 (studioverhoor) volgt, zakelijk weergegeven:
V: Bij de politie heb je verteld dat [verdachte] jou seksueel zou hebben misbruikt. Wanneer is het misbruik begonnen?
A: Ongeveer een paar maanden nadat ik 6 werd, of ervoor. In ieder geval toen ik 6 was.
V: Weetje nog waar dat was?
A: Het was op een parkeerplaats, nadat wij bij een boerderij waren.
V: Je hebt verteld over seksueel misbruik tijdens een vakantie in België. Kan jij je die keer nu ook herinneren?
A: Ik was in de tent. De rest was gaan zwemmen of ergens anders.
V: Weet je nog hoe lang jullie daar zijn geweest?
A: Vier of vijf dagen. Eigenlijk zouden we er een week ofzo zijn, maar de rest van de dagen ging het echt heel veel regenen, dus toen gingen we eerder naar huis.
V: Weet je nog in welke groep jij zat?
A: Groep 7 of 8.
V: Je hebt aan de politie verteld dat je daar ook misbruikt bent en dat dat in een pashokje was.
Getuige schudt nee.
A: Nee, dat was bij een zwembad en dat was in Nederland.
V: Was het een zwembad in [plaats] , in [plaats] of heel ergens anders?
A: Ergens anders. lk weet niet meer waar.
V: Dit zwembad, was dat een binnen- of buitenzwembad?
A: Een binnenzwembad, met een stroming.
4. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [5] van 20 september 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd (als verklaring van [getuige 1] ):
Ik was thuis bezig in de keuken, toen mijn dochter mij kwam halen. Ik ben toen met haar meegelopen naar het eind van de straat waar ik [slachtoffer 1] en een meisje, [getuige 2] , zag staan. Mijn dochter gaf aan dat ik mee moest komen, want het echt heel erg. Toen ik daar aankwam, was [slachtoffer 1] aan het huilen, lichtelijk in paniek en wilde eigenlijk weg. Toen heeft [slachtoffer 1] gezegd dat ze al vanaf haar zesde (6e) seksueel misbruikt wordt door haar stiefvader en dat ze er niet meer tegen kan. Door [verdachte] dat zei ze ook. Ik heb alleen aan haar gevraagd of we haar vader of moeder moesten bellen. En wanneer het voor het laatst was gebeurd. Toen had ze wel aangegeven "In de middag".
V: Hoe kunt u haar gemoedstoestand omschrijven op dat moment?
A: In paniek huilen, bang. Beetje zo hulpeloos. Hoe zeg je zoiets. Met je ziel onder
je arm ook. [A] heeft later aangegeven dat [slachtoffer 1] had gezegd, dat zij seksueel misbruikt wordt door haar stiefvader.
5. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [6] van 25 oktober 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd (als weergave van een studioverhoor van [getuige 2] ):
[getuige 2] : Zij heeft tegen mij gezegd dat zij van haar stiefvader op hem moest zitten. Dat heeft zij aan mij verteld. Op haar 6e begon het met haar stiefvader. Want wat ik eerst vertelde dus; Dat zij op hem moest zitten. In de auto moest dat. Ik heb nog een andere vriendin. Wij liepen daar langs, langs die vriendin. Toen ging [slachtoffer 1] een beetje huilen omdat mijn andere vriendin vroeg wat er was. Toen heeft [slachtoffer 1] het ook aan haar verteld. Toen haalde mijn andere vriendin haar moeder.
V: Hoe was [slachtoffer 1] toen ze het vertelde?
[getuige 2] : Heel erg verdrietig.
6. Uit de
Nederlands Forensisch Instituut-rapportage van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in [woonplaats] op 5 september 2023, [7] van 14 september 2023, opgesteld door rapporteur dr. J. Warnaar, volgt:

4.DNA-onderzoek

Onderstaand referentiemateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.SIN Naam GeboortedatumRASF1003NL slachtoffer [slachtoffer 1] [2010]
Onderstaande bemonsteringen uit de onderzoekset zedendelicten van slachtoffer [slachtoffer 1] zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
SIN Omschrijving bemonsteringZAAE2353NL#02 binnenste schaamlippen (nat)ZAAE2353NL#03 diep vaginaal
ZAAE2353NL#02DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtbinnenste schaamlippen - slachtoffer [slachtoffer 1] - niet berekend
(nat) (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal: Resultaat:- bloed aangetroffen? nee- aanwijzing spermavloeistof? ja- spermacellen waargenomen? nee
ZAAE2353NL#03DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskracht
diep vaginaal - slachtoffer [slachtoffer 1] - niet berekend
- zie toelichting 2 (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal: Resultaat:
- bloed aangetroffen? nee
- aanwijzing spermavloeistof? ja
- spermacellen waargenomen? nee
Toelichting:1. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] en omdat het een bemonstering van haar lichaam betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] in de bemonstering aanwezig is.2. In deze bemonstering is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van een relatief kleine hoeveelheid mannelijk.
7. Uit de
Nederlands Forensisch Instituut-rapportage van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in [woonplaats] op 5 september 2023, [8] van 11 december 2023, opgesteld door rapporteur dr. J. Warnaar, volgt:

4.DNA-onderzoekOnderstaand referentiemateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.SIN Naam GeboortedatumWAAW3504NL verdachte [verdachte] [1987]

Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
SIN Omschrijving bemonsteringonderbroek slachtoffer [slachtoffer 1]AAQT8871NL#05 spoor binnenkant voorzijde boven kruisAAQT8871NL#06 spoor binnenkant achterzijdeAAQT8871NL#07 spoor buitenkant achterzijde op tailleband
onderzoekset zedendelicten slachtoffer [slachtoffer 1]ZAAE2353NL#03 diep vaginaalZAAE2353NL#04 dijbeen, natZAAE2353NL#05 buitenste schaamlippen natZAAE2353NL#06 voorhof, nat

7.Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoekOnderzoek naar onderzoek AAQT8871NLAQT8871NL#05 DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtspoor binnenkant minimaal één persoon: - niet berekend

voorzijde boven kruis - slachtoffer [slachtoffer 1] (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal Resultaat- aanwijzing spermavloeistof? ja (zie toelichting 3)- spermacellen waargenomen? nee
AAQT8871NL#06DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtspoor binnenkantminimaal één persoon:- niet berekend
achterzijde- slachtoffer [slachtoffer 1] (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal Resultaat- aanwijzing spermavloeistof? ja- spermacellen waargenomen? nee
AAQT8871NL#07DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtspoor buitenkantminimaal één persoon:- niet berekend
achterzijde op tailleband - slachtoffer [slachtoffer 1] (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal Resultaat- aanwijzing spermavloeistof? ja- spermacellen waargenomen? neeOnderzoekset zedendelicten ZAAE2353NLZAAE2353NL#03
diep vaginaal
Y-chromosomaal DNA-onderzoekVan het mannelijke DNA in deze bemonstering is met Y-chromosomaal DNA-onderzoek geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen.
ZAAE2353NL#04DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtdijbeen, natminimaal één persoon:- niet berekend - slachtoffer [slachtoffer 1] (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal Resultaat- aanwijzing spermavloeistof? ja- spermacellen waargenomen? nee
ZAAE2353NL#05DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtbuitenste schaamlippen,minimaal één persoon:- niet berekend
nat - slachtoffer [slachtoffer 1] (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal Resultaat- aanwijzing spermavloeistof? ja- spermacellen waargenomen? nee
ZAAE2353NL#06DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskrachtvoorhof natminimaal één persoon:- niet berekend
- slachtoffer [slachtoffer 1] (zie toelichting 1)
Onderzoek naar aard celmateriaal Resultaat- aanwijzing spermavloeistof? ja- spermacellen waargenomen? nee
Toelichting:

1. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] en omdat het een bemonstering van haar lichaam of kleding betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] in de bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf.

2. Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van een relatief kleine hoeveelheid mannelijk DNA in deze.

3. Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof in deze bemonstering. Echter, omdat er geen aanwijzing is verkregen voor de aanwezigheid van mannelijk DNA kan, indien er daadwerkelijk spermavloeistof aanwezig is, niet (met Y-chromosomaal DNA-onderzoek) worden onderzocht van welke man de spermavloeistof afkomstig kan zijn.

Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal ban bevindingen [9] van 24 januari 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 14 september 2023 werd door het NFI gerapporteerd dat er in de bemonsteringen diep vaginaal en tussen de binnenste schaamlippen een aanwijzing werd verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. Er werden geen spermakoppen aangetroffen. Deze spermakoppen bevatten DNA-materiaal dat geschikt is voor vergelijkend onderzoek. Het ontbreken van spermakoppen in spermavloeistof kan diverse oorzaken hebben zoals onvruchtbaarheid of sterilisatie.
8. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2024:
Het klopt dat ik gesteriliseerd ben.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak het geval is, brengt dit in veel gevallen met zich dat de verklaring van het vermeende slachtoffer als belangrijkste bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van enkel de verklaring van het vermeende slachtoffer.
Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste
rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (slachtoffer) heeft afgelegd. De rechtbank ziet zich dus gesteld voor de vraag of de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt.
Betrouwbaarheid
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer 1] als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt om tot uitgangspunt te kunnen dienen in deze zaak.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] tijdens beide studioverhoren consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat er volgens haar is gebeurd, welke seksuele handelingen zij van verdachte moest verrichten en welke handelingen verdachte bij haar heeft verricht. Daarbij verklaart zij ook consistent en gedetailleerd over de omstandigheden waaronder die handelingen hebben plaatsgevonden en waar dat was. Zo verklaart [slachtoffer 1] dat het misbruik voornamelijk heeft plaatsgevonden bij hen thuis in [woonplaats] , maar ook in de auto, op vakantie in België en in een pashokje van een zwembad. [slachtoffer 1] koppelt daarnaast specifieke herinneringen aan het misbruik, bijvoorbeeld dat zij vanwege het slechte weer eerder zijn teruggekomen van bedoelde vakantie in België. Of dat het misbruik in de auto plaatsvond op een parkeerplaats, nadat verdachte en [slachtoffer 1] op een boerderij waren geweest. Ook vindt de rechtbank het opvallend te noemen dat [slachtoffer 1] de verhoorder corrigeert als deze ten onrechte opmerkt dat zij eerder zou hebben verklaard dat zij op de vakantie in België in een pashokje zou zijn misbruikt. Verder vallen op de specifieke herinneringen van [slachtoffer 1] aan de wijze waarop het misbruik steeds begon. Verdachte zou dan zeggen: “Ik heb zin in jou” en dat [slachtoffer 1] zich “klaar moest maken”. [slachtoffer 1] verklaart ook dat verdachte haar had verteld dat hij een operatie had gedaan waardoor hij geen baby’s meer kon maken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gesteriliseerd is. De rechtbank ziet gelet hierop geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen, zodat zij die verklaringen tot uitgangspunt zal nemen.
Voldoende steunbewijs?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer 1] voldoende steun vinden in de rest van het dossier. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en licht dat als volgt toe.
De details over het seksueel misbruik zijn aan het licht gekomen toen [slachtoffer 1] op 5 september 2023 naar eigen zeggen ‘er niet meer tegen kon’, en aan haar vriendinnetjes [getuige 2] en [A] en de moeder van [A] heeft verteld dat zij vanaf haar zesde levensjaar misbruikt wordt door verdachte, haar stiefvader. Zowel [getuige 2] als de moeder van [A] (‘disclosure-getuigen’) verklaren over hevige emoties van [slachtoffer 1] die zij hebben waargenomen wanneer zij hen over het misbruik – dat volgens haar op diezelfde dag opnieuw had plaatsgevonden – vertelt. Die waarnemingen bieden steun aan de verklaring van [slachtoffer 1] .
In de tweede plaats wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de uitkomsten van het forensisch onderzoek dat diezelfde dag heeft plaatsgevonden aan en in het lichaam van [slachtoffer 1] en op haar ondergoed. Bij dat onderzoek werd in twee bemonsteringen (binnenste schaamlippen en diep vaginaal) een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof in het lichaam van [slachtoffer 1] , die dan net 13 jaar oud is. Ook op het ondergoed van [slachtoffer 1] zijn meerdere sporen van spermavloeistof aangetroffen. Door het Nederlands Forensische Instituut is gerapporteerd dat er in de aangetroffen spermavloeistof geen spermakoppen zijn aangetroffen. Het ontbreken van spermakoppen in spermavloeistof kan diverse oorzaken hebben zoals onvruchtbaarheid of sterilisatie. Verdachte heeft verklaard dat hij gesteriliseerd is.
Geconfronteerd met deze onderzoeksbevinding heeft verdachte het scenario geschetst dat [slachtoffer 1] mogelijk zelf met een pipet zijn spermavloeistof heeft ingebracht. Verdachte zou op 5 september 2023 op de wc-bril zijn klaargekomen en dit vervolgens niet hebben schoongemaakt. De rechtbank vindt dit scenario volstrekt ongeloofwaardig en gaat hieraan voorbij.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over het misbruik door verdachte vanaf haar zesde levensjaar betrouwbaar zijn, dat haar verklaring voldoende steun vindt in andere onderzoeksbevindingen en dat er geen contra-indicaties zijn die een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de weg staan. De rechtbank vindt het onder feit 1en 2 ten laste gelegde misbruik dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van het laatste gedachtestreepje onder feit 1
(in de mond van die [slachtoffer 1] te ejaculeren)zal de rechtbank verdachte vrijspreken gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat dit één keer is gebeurd toen zij al twaalf jaren oud was.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank van oordeel is dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde feiten – en daarmee de verklaringen van [slachtoffer 1] voor het bewijs gebruikt – een betrouwbaarheidsonderzoek te laten plaatsvinden naar de verklaringen van [slachtoffer 1] . De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman af. De rechtbank acht een betrouwbaarheidsonderzoek niet noodzakelijk. De raadsman is aanwezig geweest bij het verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris en heeft daar de mogelijkheid gekregen om vragen te stellen. Daarnaast heeft de raadsman ter zitting onvoldoende onderbouwd waarom er nader onderzoek naar de verklaringen van [slachtoffer 1] nodig zou moeten zijn. De enkele stelling dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn, acht de rechtbank – mede in het licht van wat hiervoor over die betrouwbaarheid is overwogen – onvoldoende om tot toewijzing van het voorwaardelijk verzoek te komen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3, mishandeling [slachtoffer 2] [10]
1. De
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 5 april 2024, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 2] één keer billenkoek gegeven.
2. Uit het
proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] [11] van 3 november 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 2] en zijn zusje aangegeven dat zijn bonus-vader [verdachte] in de gevangenis zit. Hierop zei [slachtoffer 2] dat hij mij ook iets moest vertellen. Namelijk dat [verdachte] hem ook had mishandeld. [slachtoffer 2] zei dat [verdachte] hem had geslagen en hem tegen de muur had gegooid. En dat dit vroeger heel vaak gebeurde maar dat het de laatste tijd steeds beter ging. Bij de praktijkondersteuner vertelde [slachtoffer 2] dat hij met de vuist en met de platte hand is geslagen op zijn armen, benen en buik en dat dit erg veel pijn deed. Hij vertelde ook dat hij op zijn oog geslagen was. [slachtoffer 2] vroeg daarna of ik nog wist van die ene keer dat hij had gezegd dat hij zijn hoofd had gestoten aan een kastdeurtje. Ik zei tegen hem dat ik dat nog wist. Hierop zei [slachtoffer 2] dat dit eigenlijk niet waar was, maar dat [verdachte] hem toen op zijn oog geslagen had met zijn vuist. Hij moest van [verdachte] vertellen dat hij zijn oog gestoten had aan een kastdeurtje. Dit is ongeveer 2 jaar geleden gebeurd. Ik heb met [verdachte] gebeld toen hij in de [verblijfplaats] zat. Ik confronteerde [verdachte] toen met het feit dat hij [slachtoffer 2] geslagen had. Hij gaf toen toe dat hij [slachtoffer 2] één keer geslagen heeft, maar dat dit uit frustratie was.
3. Uit het
proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [12] van 3 januari 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
A: Hij heeft mij heel lang mishandeld en dat is gewoon echt niet leuk.
V: Je vertelde over mishandelen. Is het één keer of vaker gebeurt?
A: Vaker.
V: Wat kun je mij vertellen over de keer dat je het beste kan herinneren?
A: Toen [slachtoffer 1] weg ging toen ging hij als allerlaatste toeslaan.
A: Hij had mij mishandeld en een blauw oog eens een keer geslagen.
V: Wat kun je over de laatste keer dat [slachtoffer 1] weg was vertellen?
A: Toen heeft hij mij heel vaak getrapt. Ik moest van hem 100 push-ups doen met zijn voet op mijn rug.
V: Waarmee sloeg hij jou?
A: Met zijn hand, die hand was pijnlijk. Hij is best sterk en was echt veel pijn bij mij.
V: Wat is de eerste keer dat je kunt herinneren? Vertel daar eens alles over.
A: Ja, dat is in 2022. Toen schopte hij mij alleen maar, in mijn buik enzo. Dit gebeurde vaker. En toen moest ik honderd push ups doen, dat was in de woonkamer. Als ik dat niet deed dan werd ik geschopt. Hij deed dat met zijn voet, met zijn werkschoenen. Raakte in buik en benen. Gaat hij met zijn voet op mijn rug zodat het zwaarder wordt. Dat was deze keer, dat doet hij elke keer.
V: Toen [verdachte] met zijn voet op jouw rug was, waar was hij toen?
A: In de keuken, hij zat op een stoel en ik moest honderd push ups doen. Hij schopte in buik toen ik bezig was met push ups.
4. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [13] van 10 januari 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
O: [getuige 3] begint uit zichzelf het volgende te verklaren.
A: Ik wil het wel hebben over iets wat hij bij [slachtoffer 2] heeft gedaan. Ik hoorde dus allemaal stampen of vallen op de grond. Toen ik boven was. Ik ging stiekem en stil naar beneden. Ik keek om het hoekje van de muur zeg maar, van [verdachte] moest [slachtoffer 2] per se allemaal push ups doen. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] aan het huilen was. [slachtoffer 2] wilde het ook niet. Ik weet niet wat [verdachte] precies deed, maar het leek alsof hij op [slachtoffer 2] stond. Niet echt staan, maar wel met zijn voeten op hem. [verdachte] schopte ook steeds tegen de armen van [slachtoffer 2] , zodat [slachtoffer 2] steeds ging vallen.
V: Hoe oud was [slachtoffer 2] ongeveer, toen dit gebeurde?
A: Volgens mij was hij 7 of 8 jaar.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die [slachtoffer 2] over de mishandeling heeft afgelegd met betrekking tot drie concrete momenten in voldoende mate bevestiging vindt in andere onderzoeksbevindingen. Het gaat dan om het incident met de push ups (verklaring van [getuige 3] ), het geven van billenkoek dan wel een klap (verklaring van verdachte) en het slaan van [slachtoffer 2] met als gevolg een blauw oog (verklaring van moeder). Voor de overige geweldshandelingen zoals ten laste gelegd biedt het strafdossier onvoldoende steun. Van die handelingen zal verdachte worden vrijgesproken.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere keren in de periode tussen 1 november 2021 tot en met 17 september 2023 heeft mishandeld.
Partiële vrijspraak mishandeling [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank heeft hiervoor (bij de feiten 1 en 2) weliswaar overwogen dat zij de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar vindt, maar ziet zich ook ten aanzien van de verdenking van mishandeling voor de vraag gesteld of de overige onderzoeksbevindingen in voldoende mate steun bieden aan die verklaring. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 10 augustus 2016 tot 10 augustus 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland en/of in België, meermalen, met de - aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige - [slachtoffer 1] , geboren op [2010] die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- de borsten en de vagina van die [slachtoffer 1] te betasten,
- zijn, verdachtes, penis te laten betasten door die [slachtoffer 1] ,
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] te brengen en te houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen en te houden en die [slachtoffer 1] aan die penis te laten zuigen,
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en te houden.
feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 10 augustus 2022 tot en met 5 september 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland en/of in België, meermalen, met - de aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige - [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- de borsten en de vagina van die [slachtoffer 1] te betasten,
- zijn, verdachtes, penis te laten betasten door die [slachtoffer 1] ,
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] te brengen en te houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen en te houden en die [slachtoffer 1] aan die penis te laten zuigen,
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en te houden en
- in de vagina en in de mond van die [slachtoffer 1] te ejaculeren.
feit 3
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2021 tot en met 17 september 2023 te [woonplaats] , een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 2] (geboren [2013] ), heeft mishandeld door (bij) die [slachtoffer 2] meerdere malen
- op het oog, althans het lichaam te slaan,
- terwijl die [slachtoffer 2] push ups moest doen, tegen de armen en benen en buik, te schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 3
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte, ter zake van het door haar bewezen geachte, te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht) bestaande uit een locatieverbod voor de steden [woonplaats] , [woonplaats] en [woonplaats] en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor de duur van vijf jaren, waarbij per overtreding twee weken hechtenis kan worden opgelegd tot een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast verzoekt de raadsman om – conform het advies van de reclassering – een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn om zich aan die voorwaarden te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter vanaf haar zesde levensjaar gedurende een periode van zeven jaar. Dat misbruik bestond onder andere uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte heeft hiermee op zeer ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn stiefdochter geschonden. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van zijn stiefdochter en heeft ook het vertrouwen in hem - als stiefvader - op grove wijze geschonden. Het plegen van dergelijke ernstige feiten kan vaak langdurige en ernstige schade toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Uit de ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer 1] blijkt dat het handelen van verdachte op [slachtoffer 1] een enorme impact heeft gehad, en nog altijd heeft. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft bevrediging van zijn eigen behoefte vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn stiefzoon. Het mishandelen van [slachtoffer 2] vond thuis plaats, waar [slachtoffer 2] zich geborgen en veilig had moeten voelen. Kinderen dienen door hun (stief)ouders te worden beschermd en dienen in alle rust in een veilige omgeving te kunnen opgroeien. Verdachte heeft zijn stiefzoon deze veilige thuisomgeving niet geboden door hem meermaals te mishandelen. Ook hier blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer 2] dat hij nog altijd bang is voor verdachte. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 februari 2024 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor vergelijkbare strafbare feiten is veroordeeld.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte verder rekening met de volgende informatie:
  • een rapport betreffende een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 26 januari 2024, opgemaakt door E. J. M. Nan, psycholoog i.o. tot GZ-psycholoog & pro Justitia rapporteur onder supervisie van P. K. Kristensen, psycholoog;
  • een aanvullend rapport betreffende een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 19 maart 2024, opgemaakt door E. J. M. Nan, psycholoog i.o. tot GZ-psycholoog & pro Justitia rapporteur onder supervisie van P. K. Kristensen, GZ-psycholoog;
  • een rapport van de reclassering van 20 maart 2024, opgemaakt door reclasseringswerker S. Boiten.
Uit voornoemde rapporten volgt dat verdachte voldoet aan de algemene kenmerken van een persoonlijkheidsstoornis. Meer specifiek zijn er narcistische trekken zichtbaar. Het valt op dat verdachte behoefte heeft aan bewondering voor zijn positieve karaktertrekken en opvoedvaardigheden. Verdachte is slechts beperkt in staat minder positieve kenmerken van zichzelf te noemen. Tevens zijn afhankelijke trekken zichtbaar. Verdachte heeft de neiging zich aan de wensen van de ander aan te passen ter bevrediging van gevoelens en waardering en goedkeuring, wat ten koste gaat van zijn autonomie. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was hier eveneens sprake van.
Ten aanzien van het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] ontkent verdachte de ten laste gelegde feiten, waardoor er geen delictanalyse is opgesteld. Wel wordt er bij verdachte persoonlijkheidsproblematiek vastgesteld, zoals hierboven omschreven. Hoewel er persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte wordt vastgesteld, is er geen zicht verkregen op zijn eventuele cognities, gevoelens en gedrag rondom het seksueel misbruik. Desondanks zien de deskundigen op basis van deze informatie geen mogelijk verband tussen de pathologie en het tenlastegelegde, waarbij in dermate sprake is van disfuncties dat verdachte in zijn wilsvrijheid heeft beperkt. Er wordt dan ook geadviseerd verdachte de ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen. In tegenstelling tot het langdurig seksueel misbruik, gaat het bij de mishandeling van [slachtoffer 2] mogelijk om impulsief gedrag, waardoor een mogelijk verband tussen de stoornis en de ten laste gelegde mishandeling niet kan worden uitgesloten, noch bevestigd. Er wordt dan ook geen uitspraak gedaan over de mate van toerekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
Zowel tegenover de Pro Justitia deskundigen als tegenover de reclassering spreekt verdachte de bereidheid uit medewerking te verlenen aan psychologisch hulp, indien opgelegd. De reclassering acht betrokkenheid van daartoe aangewezen instanties (zoals Veilig Thuis) wenselijk bij eventueel contactherstel met zijn biologische dochter, die wel binnen het gezin woonachtig is. De rechtbank ziet ook de meerwaarde in van psychologische hulp en betrokkenheid van de daartoe aangewezen instanties voor verdachte.
De op te leggen straf
Verdachte moet ervan worden doordrongen dat zijn handelingen volstrekt ontoelaatbaar zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de aard van de strafbare feiten, de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf van vier jaar passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank met name gekeken naar de straffen die in enigszins vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen, te weten een gedeelte van één jaar, om verdachte ervan te weerhouden wederom tot een (dergelijk) strafbaar feit over te gaan. Daarnaast maakt dit het opleggen van na te noemen bijzondere voorwaarden mogelijk. Omdat het bewezenverklaarde zich heeft afgespeeld in gezinsverband en verdachte ook nog een biologische dochter heeft met de moeder van de slachtoffers, en hij contactherstel wenst met zijn dochter, zal de rechtbank daaraan een lange proeftijd te koppelen, namelijk vijf jaar.
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie, zij het minimaal vanwege de regels van de voorwaardelijke invrijheidstelling die gelden indien de rechtbank de eis van de officier van justitie zou hebben gevolgd. In dat geval zou verdachte in beginsel na 40 maanden voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Met de straf die de rechtbank aan verdachte oplegt komt verdachte na 36 maanden, onder voorwaarden, vrij.
Daarnaast is de rechtbank, mede gelet op het bovenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is. Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag opnemen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
De vorderingen
Vordering [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 100.497,80. Dit bedrag bestaat uit € 497,80 materiële schade en € 100.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Vordering [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 50.341,79. Dit bedrag bestaat uit € 341,79 materiële schade en € 50.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
Vordering [benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 34.769,-. Dit bedrag bestaat uit € 14.676,- materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van [slachtoffer 1] wat betreft de materiële schade dient te worden toegewezen. Wat betreft de immateriële schade is haar inschatting dat het bedrag dat wordt gevorderd te hoog is, maar de officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en daarbij dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Vordering [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft ook ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] geconcludeerd dat die wat betreft de materiële schade dient te worden toegewezen. Wat betreft de immateriële schade is haar inschatting dat ook hier het bedrag dat wordt gevorderd te hoog is, maar de officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en daarbij dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Vordering [benadeelde]
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde] heeft de officier van justitie geconcludeerd dat [benadeelde] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade.
9.3
Het standpunt van de verdediging
Vordering [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de materiële vergoeding voor de aanschaf van een nieuw bed en matras dient te worden afgewezen, nu deze kosten geen rechtstreeks verband hebben met de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de parkeerkosten en de kilometervergoeding heeft de raadsman geen opmerkingen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman subsidiair verzocht om het bedrag fors te matigen en aansluiting te zoeken bij ‘categorie 4’ van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Vordering [slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de materiële vergoeding voor de aanschaf van een nieuw bed dient te worden afgewezen, nu deze kosten geen rechtstreeks verband hebben met het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman ook subsidiair verzocht om [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat behandeling daarvan, gelet op het late tijdstip van indienen, een onevenredige belasting van het rechtsgeding oplevert. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om het schadebedrag fors te matigen.
Vordering [benadeelde]
De raadsman heeft zich ook hier, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat [benadeelde] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Ook subsidiair verzoekt de raadsman om [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. De raadsman heeft veel vragen bij de vordering, maar heeft – gelet op het moment van indienen van de vordering – onvoldoende tijd gehad om de vordering uitgebreid te bestuderen. Een inhoudelijke behandeling van deze vordering zou verdachtes recht op een eerlijk proces schenden. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om de gehele vordering af te wijzen wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband met de ten laste gelegde feiten en het ontbreken van enige een onderbouwing.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Materiële schade
Ten aanzien van de schadepost ‘kosten aanschaf nieuw bed en matras’ overweegt de rechtbank dat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt. De schade staat in rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd. Ook de parkeerkosten en de kilometervergoeding naar aanleiding van het studioverhoor in Utrecht van komen voor vergoeding in aanmerking. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 497,80 zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de schadepost ‘studievertraging’ overweegt de rechtbank het volgende. Nog daargelaten dat de raadsman terecht heeft opgemerkt dat hij – gelet op het moment van indienen van de vordering – onvoldoende tijd heeft gehad om de vordering uitgebreid te bestuderen, ziet het gevorderde op onzekere toekomstige schade. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost daarom niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt verder dat de gevorderde proceskosten in de zin van kosten voor bijwonen slachtoffergesprek en de zitting in [woonplaats] op 5 april 2024 van € 53,56 niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zitting werd vertegenwoordigd door haar raadsvrouw. Deze kosten zullen worden afgewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat met het door verdachte gepleegde misbruik een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij in haar persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft dan ook op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk recht (hierna: BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. Bij de vaststelling van de omvang van de schade heeft de rechtbank, zoals ook door de Hoge Raad is voorgeschreven, mede gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank ook aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven onder categorie 5. De rechtbank ziet aanleiding om de immateriële schade te begroten op een bedrag van € 20.000,-.
Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden materiële en immateriële schade tot een totaalbedrag van € 20.497,80 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Als ingangsdatum voor de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding, zal – nu het misbruik zich over een lange periode heeft afgespeeld – een datum halverwege de pleegperiode worden bepaald, te weten 1 maart 2020.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 20.497,80 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, bij niet betaling aan te vullen met 137 dagen gijzeling.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot het moment dat zij de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt.
Vordering [slachtoffer 2]
Materiële schade
Ten aanzien van de schadepost ‘aanschaf nieuw bed en matras’ overweegt de rechtbank dat ten aanzien van deze schadepost de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard vanwege het ontbreken van een voldoende causale relatie tussen de schadepost en het bewezenverklaarde.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat met de door verdachte gepleegde mishandelingen inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor hij in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft dan ook op grond van artikel 6:106 sub b BW recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft geen nadere onderbouwing gegeven voor de hoogte van het gevorderde bedrag. Bij de vaststelling van de omvang van de schade kijkt de rechtbank naar schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. Ook heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven onder categorie 2. De rechtbank ziet aanleiding om de immateriële schade te begroten op een bedrag van € 2.500,- gelet op de jonge leeftijd van de benadeelde partij en vanwege het feit dat de mishandelingen hebben plaatsgevonden binnen het gezin. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden immateriële schade tot een totaalbedrag van € 2.500,- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 1 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot het moment dat zij de leeftijd van achttien jaar zal hebben bereikt.
Vordering [benadeelde]
Materiële schade
Ten aanzien van de schadepost ‘kilometervergoeding’ overweegt de rechtbank dat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 93,61 zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de schadeposten ‘kosten nieuwe auto’, ‘verblijf Center Parcs’ en ‘kosten aanschaf bed’ overweegt de rechtbank dat deze schadeposten zullen worden afgewezen wegens het ontbreken van een causaal verband tussen de schadeposten en de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de schadepost ‘gederfde inkomsten’ overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade dat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij op andere wijze in persoon is aangetast, dan wel psychisch letsel heeft opgelopen door de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij zal ten aanzien van het gevorderde immateriële deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden materiële schade tot een totaalbedrag van € 93,61 zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 april 2024 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 93,61 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 4 april 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling.
Proceskosten
De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partij [benadeelde] en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 244, 245, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 1 jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 5 (vijf) jaar vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293, Lelystad . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met slachtoffers heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* openheid van zaken geeft ten aanzien van de leefgebieden en houdt zich aan de regels/ afspraken rondom eventuele andere betrokken partijen, zoals Veilig Thuis. Waar nodig verleent hij medewerking aan de reclassering door het ondertekenen van een toestemmingsverklaring ten behoeve van het uitwisselen van informatie in belang van het toezicht/ de veiligheid van betrokkenen;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 1] , geboren op [2010] en [slachtoffer 2] , geboren op [2013];
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.De totale duur van de vervangende hechtenis
bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
-wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 20.497,80, bestaande uit € 497,80 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van volledige betaling. De wettelijke rente vangt voor de immateriële schade aan op 1 maart 2020 en voor de materiële schade op 2 april 2024;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de schadepost ‘studievertraging’ niet-ontvankelijk in de vordering;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 20.497,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 137 dagen gijzeling. De wettelijke rente vangt voor de immateriële schade aan op 1 maart 2020en voor de materiële schade op 2 april 2024;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een BEM-clausule.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
-wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het gevorderde aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een BEM-clausule.
Benadeelde partij [benadeelde]
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 93,61 ter vergoeding van materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [benadeelde] voor wat betreft het gevorderde aan materiële schade wegens de aanschaf van een auto (€ 3.519,00), de aanschaf van een bed (€ 341,79) en het verblijf in Center Parcs (€ 815,25), af;
- verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade (gederfde inkomsten) en immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 93,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en
mr. A.M. Loots rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dieren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
Parketnummer: 16/236749-23
feit 1
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2016 tot 10 augustus 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal, met - de al dan niet aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige - [slachtoffer 1] , geboren op [2010] die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer 1] te betasten,
- zijn, verdachtes, penis te laten betasten door die [slachtoffer 1] ,
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] te brengen en/of te houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen en/of te houden en/of die [slachtoffer 1] aan die penis te laten zuigen,
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of te houden en/of
- in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer 1] te ejaculeren;
feit 2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 augustus 2022 tot en met 5 september 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal, met - de al dan niet aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige - [slachtoffer 1] , geboren op [2010] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer 1] te betasten,
- zijn, verdachtes, penis te laten betasten door die [slachtoffer 1] ,
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] te brengen en/of te houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] te brengen en/of te houden en/of die [slachtoffer 1] aan die penis te laten zuigen,
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of te houden en/of
- in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer 1] te ejaculeren;
Parketnummer: 16041986-24
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 17 september 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland, een of meerdere kinderen dat/die hij verzorgde(n) of opvoedde(n) als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren [2010] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren [2013] ), heeft mishandeld door (bij) die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal,
- op/tegen de armen en/of het hoofd, althans het lichaam, te slaan,
- in de hand, althans het lichaam, te knijpen en/of zijn, verdachtes, nagels in de hand(en) te drukken/zetten,
- tegen de benen, althans het lichaam, te schoppen en/of
- op de voeten te gaan staan,
en/of
(bij) die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal,
- tegen een deur te duwen en/of (vervolgens) bij de keel vast te pakken,
- op/in het oog en/of de neus en/of de buik, althans het lichaam, te slaan,
- in het kruis en/of de buik, althans het lichaam, te schoppen,
- (terwijl die [slachtoffer 2] push ups moest doen), tegen de armen en/of benen en/of buik, althans het lichaam, te schoppen en/of
- al dan niet met geschoeide voet op de voeten te gaan staan en/of te trappen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 januari 2024, genummerd PL0900-2023270937, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 221 (digitale nummering). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 21.
3.Pagina 139 tot en met 155.
4.Proces-verbaal van de rechter-commissaris, pagina 1 tot en met 13.
5.Pagina 115 tot en met 116.
6.Pagina 176 en 177.
7.Een deskundige rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 14 september 2023, opgesteld door rapporteur dr. J. Warnaar, pagina 1 tot en met 5.
8.Een deskundige rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 december 2023, opgesteld door rapporteur dr. J. Warnaar, pagina 1 tot en met 11.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , pagina 1.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 januari 2024, genummerd PL0900-2023270937, opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 221. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Pagina 182 en 183.
12.Pagina 194 tot en met 197.
13.Pagina 211 tot en met 212.