Uit de onder a, d en e genoemde omstandigheden die op de situatie van [B] zijn toegespitst, kan niet worden afgeleid dat het beding niet onredelijk bezwarend is voor de consument. Zoals hiervoor onder 2.8 is overwogen, zijn deze gestelde omstandigheden niet relevant. Immers, de vraag of een beding al dan niet onredelijk bezwarend is, moet objectief beantwoord worden, geabstraheerd van de specifieke omstandigheden in een concreet geval. De kantonrechter gaat daarom aan deze argumenten voorbij.
Het argument dat [gedaagde] het ongeval niet verweten kan worden (b), kan het beding evenmin rechtvaardigen. Ook zonder dat er sprake is van ernstige schuld aan de zijde van de gebruiker van een exoneratiebeding, kan een beding onredelijk bezwarend zijn.
Dat het betreffende eigen risico (destijds) niet onder bedrijfseconomisch verantwoorde voorwaarden verzekerd kon worden (c), is niet zonder meer een voldoende weerlegging van het wettelijke vermoeden dat artikel 6 lid 1 onredelijk bezwarend is. Op de zitting heeft [gedaagde] enkel gesteld dat zij het eigen risico destijds niet kon verzekeren, althans niet bij haar toenmalige verzekeraar. [gedaagde] had destijds een pakketpolis bij Achmea. Overstappen naar een andere verzekeraar was daardoor te ingrijpend voor [gedaagde] , aldus [gedaagde] . Zoals hiervoor onder 2.12 is overwogen, wordt van de gebruiker van de algemene voorwaarden – [gedaagde] – verwacht dat zij zonder al te grote problemen kan aantonen dat het gerechtvaardigd is om in het nadeel van de consument van de wettelijke regeling af te wijken. [gedaagde] heeft dit niet aangetoond. [gedaagde] heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat het niet mogelijk was dit risico te verzekeren of wat maakt dat het afdekken van het eigen risico bedrijfseconomisch onverantwoord zou zijn, terwijl zij daartoe bij haar conclusies en voorafgaand aan deze mondelinge behandeling voldoende gelegenheid heeft gehad. Voor zover het niet kunnen verzekeren van het eigen risico gelegen is in de hogere premie die [gedaagde] had moeten betalen – nu kan [gedaagde] het eigen risico wel verzekeren maar tegen een premie van € 15.000,00 in plaats van € 7.000,00 per jaar –, valt – zonder nadere toelichting die ontbreekt – niet in te zien waarom de hogere (dubbele) premie niet uitgesmeerd had kunnen worden over haar 900 (actieve) leden. Dit zou tot gevolg hebben dat weliswaar het lesgeld, dat de leden per kwartaal betalen, verhoogd zou worden met enkele euro’s, maar daar staat tegenover dat er voor [gedaagde] geen eigen risico van € 1.250,00 per schadegeval meer zou zijn. [gedaagde] heeft op de zitting nog bewijs aangeboden van haar stelling, maar de kantonrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] tot bewijs toe te laten. [gedaagde] heeft daarvoor haar stelling dat het risico niet op bedrijfseconomische verantwoorde voorwaarden verzekerd kon worden onvoldoende onderbouwd. Dit argument vormt dan ook geen rechtvaardiging voor het ontslaan van [gedaagde] van haar wettelijke aansprakelijkheid en het verleggen van haar eigen risico van € 1.250,00 naar de consument – [B] – en daarmee naar ASR c.s.
Het argument dat het exoneratiebeding om een relatief gering bedrag gaat (f), kan [gedaagde] eveneens niet baten, omdat ook bij een gedeeltelijke uitsluiting van de aansprakelijkheid het wettelijke vermoeden geldt dat het beding onredelijk bezwarend is.
Wat bovendien meespeelt is dat [gedaagde] de gehele aansprakelijkheid voor het eigen risico naar de consument verlegt en niet een gedeelte daarvan. [gedaagde] heeft niet toegelicht en/of onderbouwd waarom het redelijk is het hele eigen risico naar de consument te verleggen, zeker nu [gedaagde] noch de consument schuld heeft aan het ongeval en dus de schade.