ECLI:NL:RBMNE:2024:2404
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de WOZ-waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2023 was vastgesteld op € 322.000,-. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar gemaakt, wat resulteerde in een ongegrondverklaring van het bezwaar door de verweerder. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 23 februari 2024 heeft behandeld.
Tijdens de zitting heeft de verweerder erkend dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld en heeft hij een schikkingsvoorstel gedaan om de waarde te verlagen naar € 282.000,-. Eiser heeft aangegeven zich in deze voorgestelde waarde te kunnen vinden, maar het geschil bleef bestaan over de hoogte van de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning formeel nog niet was gewijzigd en dat de beoordeling zich richtte op de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft de nieuwe wetgeving omtrent proceskostenvergoedingen in overweging genomen, maar heeft vastgesteld dat deze niet van toepassing was op de zaak, aangezien de aanslag en de uitspraak op bezwaar voor de inwerkingtreding van de wet waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd, en de WOZ-waarde vastgesteld op € 282.000,-. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.003,26, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 50,-.