Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-pensioen. Eiser ontving vanaf 2023 een AOW-pensioen, maar met een korting van 6% op het volledige bedrag. De Svb had in een eerder besluit van 16 oktober 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarop eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 28 maart 2024 was eiser aanwezig, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.Y. van de Berg. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. Eiser, geboren in 1956, betwistte de korting van 4% op zijn AOW-pensioen, die was toegepast vanwege schuldig nalatig gedrag in de jaren 2007 en 2009. Eiser stelde dat deze korting onterecht was, omdat hij niet schuldig nalatig was en dat er nog procedures tegen de Belastingdienst liepen. De Svb had echter de korting correct toegepast volgens de Algemene Ouderdomswet, en de rechtbank stelde vast dat eerdere besluiten waarin eiser schuldig nalatig was verklaard, in rechte vaststonden.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding en dat de besluiten van de Svb juist waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.