ECLI:NL:RBMNE:2024:2399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/5099
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen en schuldig nalatig bij Sociale Verzekeringsbank

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-pensioen. Eiser ontving vanaf 2023 een AOW-pensioen, maar met een korting van 6% op het volledige bedrag. De Svb had in een eerder besluit van 16 oktober 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarop eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 28 maart 2024 was eiser aanwezig, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.Y. van de Berg. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. Eiser, geboren in 1956, betwistte de korting van 4% op zijn AOW-pensioen, die was toegepast vanwege schuldig nalatig gedrag in de jaren 2007 en 2009. Eiser stelde dat deze korting onterecht was, omdat hij niet schuldig nalatig was en dat er nog procedures tegen de Belastingdienst liepen. De Svb had echter de korting correct toegepast volgens de Algemene Ouderdomswet, en de rechtbank stelde vast dat eerdere besluiten waarin eiser schuldig nalatig was verklaard, in rechte vaststonden.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding en dat de besluiten van de Svb juist waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5099

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank (de Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. J.Y. van de Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2023 (het primaire besluit) heeft de Svb beslist dat eiser vanaf [2023] een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt. Eiser ontvangt 94% van het volledige AOW-pensioen.
Bij besluit van 16 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2024. Eiser is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiser hoeft daarom geen griffierecht te betalen.
2. Eiser is geboren op [1956] en ontvangt vanaf [2023] een
AOW-pensioen.
3. De Svb heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat terecht een korting van 6% is toegepast op eisers AOW-pensioen. Er is een korting van 2% toegepast omdat eiser van 19 juni 1973 tot en met 1 augustus 1974 in het buiteland heeft verbleven. Er is een korting van 4% toegepast omdat eiser over de jaren 2007 en 2009 schuldig nalatig is verklaard.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij het niet eens is met het toegepaste kortingspercentage van 4% per jaar omdat hij niet schuldig nalatig is. Dit is een fout van de Belastingdienst. Eiser wijst erop dat hij nog steeds procedures tegen de Belastingdienst heeft lopen. Verder wijst eiser op het pensioenoverzicht van 13 april 2022 waarin staat dat hij 96% pensioen heeft opgebouwd en dat dit kan oplopen tot 98% als er niets verandert tot [2023]. Volgens eiser is de Svb ten onrechte van dit pensioenoverzicht afgeweken.
5. De Svb moet voor elk kalenderjaar waarin iemand ‘schuldig nalatig’ is geweest om de verschuldigde premie te betalen een korting toepassen van 2% op het AOW-pensioen. Dat staat in artikel 13, eerste lid, onder b, van de Algemene Ouderdomswet (AOW), zoals dat gold ten tijde van de besluitvorming. Dat iemand schuldig nalatig is geweest, moet door de Svb voor ieder jaar eerst zijn vastgesteld in een apart besluit.
6. De rechtbank stelt vast dat de besluiten van 3 juni 2014 en 3 juli 2014, waarin eiser schuldig nalatig is verklaard, in rechte vaststaan omdat niet is gebleken dat eiser bezwaar heeft ingediend. Daarmee staat vast dat eiser in de jaren 2007 en 2009 meer dan 50% schuldig nalatig was. Eiser heeft geen gronden aangevoerd waarom de Svb zich desondanks niet op deze besluiten mocht baseren. Dat eiser een in zijn eigen woorden ‘strijd voert tegen de Belastingdienst’ staat verder los van de besluitvorming van de Svb die in deze procedure voorligt.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.