Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
en C/16/571318 / FT RK 24/220
1.De procedure
- mr. S.A.C.A. van Vloten;
- mr. N.E. Koelemaij;
- de heer [gedaagde 2] ;
- mevrouw [A] , echtgenote van [gedaagde 2] ;
- de heer [B] , bestuurder van [onderneming] B.V.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot faillietverklaring afgewezen. Verzoekster, een besloten vennootschap, vorderde een bedrag van € 23.621,32 van verweerders, die een maatschap en twee natuurlijke personen zijn. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet summierlijk had aangetoond dat zij een vordering op verweerders had. Verweerders stelden dat de maatschap al in 2014 was opgeheven en dat de factuur voor geleverde snijmais aan de verkeerde partij was gericht. Tijdens de zitting bleek dat de factuur op verzoek van verweerders aan een andere vennootschap had moeten worden gestuurd. De rechtbank concludeerde dat er geen steunvordering was en dat verzoekster in de kosten van de procedure moest worden veroordeeld. De proceskosten werden vastgesteld op € 614,00. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. K.G. van de Streek.