Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank beoordeelt of het college terecht eisers bijstand heeft herzien en de teveel ontvangen bijstand heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
13. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Schending inlichtingenplicht
14. Herziening van bijstand is een voor eiser belastend besluit en dat brengt met zich dat de bewijslast bij het college ligt. Het college moet aantonen dat is voldaan aan de voorwaarden voor herziening of intrekking van de bijstand. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
15. Het is vaste rechtspraak dat schending van de inlichtingenplicht een goede reden is voor de herziening of intrekking als daardoor niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre de betrokkene in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Met ‘de inlichtingenplicht’ wordt bedoeld dat een burger verplicht is om uit zichzelf of als daarnaar wordt gevraagd alle informatie te geven waarvan het hem duidelijk is of zou moeten zijn dat die informatie van invloed kan zijn op het recht op bijstand.
16. Als een burger zijn inlichtingenplicht niet is nagekomen en daardoor ten onrechte of teveel bijstand heeft gekregen, dan is het college verplicht om de bijstandsuitkering te herzien of in te trekken. Hierop is wel een uitzondering mogelijk, namelijk als de burger aantoont dat hij ook recht op bijstand had gehad als de inlichtingenplicht wél was nagekomen.
17. Het college heeft aan het besluit tot herziening ten grondslag gelegd dat eiser hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden omdat hij bij zijn aanvraag niet de werkelijke leef- en woonsituatie heeft vermeld, namelijk dat hij inwonend was bij zijn moeder. Verder heeft het college eiser tegengeworpen dat hij de wijziging van zijn woonsituatie niet heeft gemeld via het maandelijks door hem in te vullen rechtmatigheidsonderzoekformulier.
18. Eiser betwist dat hij op dit punt zijn inlichtingenplicht heeft geschonden omdat hij in september 2022 aan een medewerker van de gemeente heeft gemeld dat zijn moeder niet meer bij hem in huis woonde.
19. De rechtbank stelt voorop dat eiser verplicht was om de wijziging in zijn woon- en leefsituatie aan het college te melden en dat hij aannemelijk moet maken dat hij deze wijziging wel heeft gemeld aan het college. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn stelling dat hij de wijziging telefonisch heeft gemeld, niet heeft onderbouwd. Voorts overweegt de rechtbank dat eiser in de diverse maandelijkse rechtmatigheidsonderzoekformulieren niet heeft vermeld dat sprake was van een wijzing in zijn woon- en leefsituatie. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Het college was dan ook op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw gehouden om de bijstandsuitkering van eiser te herzien en terug te vorderen.
Verlaging uitkering vanwege ontbreken woonkosten
20. Het college heeft eisers bijstand verlaagd op grond van artikel 27 van de Pw omdat eiser geen huur- of hypotheek lasten heeft. Eiser heeft tegen deze verlaging geen gronden aangevoerd. De rechtbank stelt daarom vast dat dit onderdeel van het bestreden besluit niet ter discussie staat.
Verlaging uitkering vanwege ontbreken kosten van nutsvoorzieningen
21. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pw moet het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemmen op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende. Voor een dergelijke individuele afstemming in de vorm van een verhoging van de bijstand is volgens vaste jurisprudentie slechts plaats in zeer bijzondere situaties. De bijstandsnorm wordt immers geacht precies passend te zijn om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
22. Eiser heeft aangevoerd dat het college eisers bijstand niet mocht afstemmen vanwege het ontbreken van kosten voor gas, water en energie omdat deze kosten al betrokken zijn geweest bij de verlaging vanwege het ontbreken van woonlasten op grond van artikel 27 van de Pw.
23. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een zeer bijzondere situatie zoals hiervoor vermeld in 20. Niet in geschil is dat eisers moeder de kosten voor gas, water en energie betaalt. Hiermee wordt door eisers moeder structureel voorzien in bepaalde kosten die behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Nu eiser deze kosten niet zelf hoeft te voldoen uit de bijstandsnorm, levert dit hem een substantiële besparing op. Afstemming van de bijstand op de omstandigheden van eiser was daarom aangewezen in die zin dat geen algemene bijstand behoeft te worden verleend voor de kosten van eiser waarin door zijn moeder is voorzien. Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 18, eerste lid, van de Pw zodat het college de bijstand van eiser heeft kunnen afstemmen.
Omvang van de verlaging van eisers uitkering
24. Eiser heeft aangevoerd dat het college eisers bijstand niet juist heeft afgestemd omdat hij niet kan rondkomen van het bedrag aan bijstand dat overblijft na de verlaging van eisers bijstand (eiser ontvangt € 470,- aan bijstandsuitkering en € 154,- aan zorgtoeslag). Eiser heeft hierbij aansluiting gezocht bij de Nibud-norm en stelt dat het minimale bedrag voor noodzakelijke algemene kosten van het bestaan € 801,- bedraagt.
25. De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn situatie sprake is van zeer bijzondere omstandigheden omdat hij niet met objectieve gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat hij, in zijn individuele situatie, niet kan voorzien in zijn levensonderhoud. Daarom heef hij niet aan zijn bewijslast voldaan. Het standpunt van eiser dat het college aansluiting moet zoeken bij de Nibud-norm voor kosten van levensonderhoud, zonder dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten in zijn individuele situatie aan de orde zijn, volgt de rechtbank niet. Artikel 18 van de Pw heeft immers tot doel de bijstand af te stemmen op de feitelijke behoeften in het individuele geval. Dat eiser eerst ter zitting eiser desgevraagd heeft verklaard dat hij vanwege zijn ziekte (depressie), niet in staat was om objectieve gegevens te overleggen maakt hetgeen hiervoor is overwogen niet anders. Eiser heeft zijn stelling namelijk niet, bijvoorbeeld met medische stukken, nader onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.