ECLI:NL:RBMNE:2024:2387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/16/570210 / HA ZA 24-85
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in civiele procedure over verzuim van gedaagde om tijdig conclusie van antwoord in te dienen

In deze civiele procedure heeft de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. op 12 februari 2024 een dagvaarding met producties laten betekenen aan de gedaagde. De zaak is op de rol van 14 februari 2024 aangebracht, waarna de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Sala, zich heeft gesteld. De conclusie van antwoord had uiterlijk op 27 maart 2024 ingediend moeten worden, maar dit is niet tijdig gebeurd. De rechtbank heeft op 27 maart 2024 contact opgenomen met de advocaat van de gedaagde, die vervolgens alsnog een conclusie van antwoord heeft ingediend, maar te laat. De rechtbank heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden en heeft de gedaagde akte niet dienen verleend, waardoor het recht om te concluderen verviel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde geen verweer meer kan voeren, omdat de mogelijkheid om dit te doen niet is benut. De vorderingen van Zilveren Kruis zijn niet betwist en zijn toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 52.920,72 aan Zilveren Kruis, vermeerderd met wettelijke rente, en moet ook de proceskosten vergoeden, die zijn begroot op € 4.418,38. Het verzoek van de gedaagde om een mondelinge behandeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/570210 / HA ZA 24-85
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. A. Youssuf te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H. Sala te Utrecht.
Partijen worden hierna Zilveren Kruis en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Zilveren Kruis heeft op 12 februari 2024 een dagvaarding met producties laten betekenen aan [gedaagde] . De zaak is op de rol van 14 februari 2024 aangebracht. Mr. Sala heeft zich voor [gedaagde] gesteld waarna de zaak naar de rol van 27 maart 2024 is verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord. Deze conclusie van antwoord had uiterlijk om 10:00 uur moeten worden ingediend. Dat is niet gebeurd. Er is ook niet tijdig om uitstel verzocht.
1.2.
De griffie van de rechtbank heeft op 27 maart 2024 telefonisch contact opgenomen met mr. Sala om te controleren of de conclusie van antwoord mogelijk was vertraagd met de post. Toen bleek dat mr. Sala nog geen conclusie van antwoord had opgesteld. Dat heeft hij alsnog gedaan. Hij heeft in de namiddag van 27 maart 2024 een conclusie van antwoord ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft aan [gedaagde] akte niet dienen verleend. Namens [gedaagde] heeft mr. Sala gevraagd om de conclusie van antwoord alsnog te accepteren. Zilveren Kruis heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.4.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 17 april 2024 voor partijberaad. Partijen mochten laten weten of zij een mondelinge behandeling wensen of een vonnis. Daarbij is opgemerkt dat [gedaagde] en mr. Sala op of voor de mondelinge behandeling geen verweer mogen voeren. Bij brief van 17 april 2024 heeft mr. Sala namens [gedaagde] verzocht om pleidooi (de rechtbank begrijpt een mondelinge behandeling). Zilveren Kruis heeft gevraagd om vonnis te wijzen.

2.De overwegingen

2.1.
De rechtbank komt niet terug op de beslissing om aan [gedaagde] akte niet dienen te verlenen. Ook zal er geen mondelinge behandeling worden gehouden. Er wordt eindvonnis gewezen.
2.2.
Iedere partij, die daarom vraagt, heeft in beginsel op grond van artikel 6 EVRM en artikel 87 lid 8 Rv recht op een mondelinge behandeling als die nog niet heeft plaatsgevonden. Maar in dit geval is aan [gedaagde] akte niet dienen verleend. Daarmee is het recht om voor antwoord te concluderen vervallen op grond van artikel 133 lid 4 Rv. Uit de brief van 17 april 2024 van [gedaagde] blijkt dat zij een mondelinge behandeling wil om alsnog haar standpunten en argumenten daarvoor naar voren te brengen. Op een eventuele mondelinge behandeling mag [gedaagde] evenwel, omdat geen conclusie van antwoord is ingediend, geen verweren meer naar voren brengen (artikel 128 lid 3 Rv). De conclusie van antwoord was de gelegenheid om verweer te voeren. Een mondelinge behandeling kan in dit geval niet worden gebruikt om het onbenut laten van de mogelijkheid om verweer te voeren te ‘repareren’. Het verzoek van [gedaagde] om een mondelinge behandeling te bepalen is in onder deze omstandigheden dan ook in strijd met de eisen van de goede procesorde. Het verzoek wordt afgewezen.
2.3.
Het inhoudelijke debat over de vorderingen van Zilveren Kruis zal moeten worden gevoerd in een eventueel hoger beroep. In deze procedure zijn de vorderingen van Zilveren Kruis niet betwist. De vorderingen komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarom worden de (primaire) vorderingen toegewezen.
2.4.
[gedaagde] zal worden veroordeeld om € 52.920,72 aan Zilveren Kruis te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 31 december 2018. Ook zal zij de onderzoekskosten van € 517,50 met wettelijke rente vanaf 31 december 2018 aan Zilveren Kruis moeten vergoeden.
2.5.
Ook moet [gedaagde] de proceskosten (inclusief nakosten) van Zilveren Kruis betalen. De kosten van Zilveren Kruis worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 2.889,00
- salaris advocaat € 1.214,00 (1 punt x tarief IV)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.418,38
2.6.
Ook heeft Zilveren Kruis wettelijke rente over de proceskosten gevorderd. Dit wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing wordt vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek tot het gelasten van een mondelinge behandeling af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 53.438,22 aan Zilveren Kruis, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de kant van Zilveren Kruis tot op vandaag begroot op € 4.418,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 5427 (NK)