Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2] B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de aanvullende productie van [gedaagden c.s.]
2.Waar de zaak over gaat
3.De beoordeling
- [eisende partij] heeft tijdens de onderhandelingen op 14 juli 2022 de gestegen bouwkosten onderbouwd met een begroting van 30 juni 2022;
- [eisende partij] en [gedaagde sub 1] hebben die begroting en de opmerkingen van [gedaagde sub 1] op die begroting besproken;
- [gedaagde sub 1] heeft daar vervolgens genoegen mee genomen door namens [gedaagde sub 2] zijn handtekening onder de overeenkomst te zetten, zonder dat daarin het voorbehoud stond dat [eisende partij] de gestegen kosten nog moest onderbouwen;
- [gedaagden c.s.] hebben niet duidelijk gemaakt op welk punt de begroting van 30 juni 2022 niet zou kloppen;
- Uit niets blijkt dat het de bedoeling van partijen was om de betalingsverplichting van [gedaagde sub 2] afhankelijk te maken van de uiteindelijke werkelijke stijging van de bouwkosten;
- Het betoog van [gedaagden c.s.] dat de werkelijke stijging van de bouwkosten lager is dan volgens de begroting van 30 juni 2022, is dus niet relevant.
[gedaagde sub 2] betaalt aan [eisende partij] een aanvullende vergoeding[…]”. Die tekst is duidelijk. Uit niets blijkt dat het in plaats daarvan zou gaan om een maximumbedrag dat [gedaagde sub 2] voor zover nodig aan de kopers ter beschikking zou stellen om [eisende partij] van te betalen, zoals [gedaagden c.s.] hebben aangevoerd. Datzelfde geldt voor de stelling dat de betaling afhankelijk was van de inleg van andere betrokkenen. Dat staat er niet en blijkt ook niet uit andere feiten of omstandigheden.
- In artikel 9 van de overeenkomst van 14 juli 2022 staat: “
- Volgens [eisende partij] zijn deze bedragen niet betaald en [gedaagden c.s.] hebben niet onderbouwd dat dat wel zo is;
- [eisende partij] heeft ook uitgelegd dat het nooit de bedoeling is geweest dat de kopers ook echt zouden betalen, maar dat de addenda formeel nodig waren om aan de eisen van Woningborg te voldoen;
- Die uitleg van [eisende partij] is aannemelijk en wordt ook ondersteund door wat [gedaagden c.s.] zelf in randnummer 2.5 van hun conclusie van antwoord in het incident hebben geschreven. Daar gaat het over een aanvullende aanneemsom die in addenda met kopers moet worden vastgelegd: “
- Kortom: formeel werd de aanvullende aanneemsom bij de kopers neergelegd, maar materieel waren het [gedaagden c.s.] die moesten betalen.
- [eisende partij] [gedaagde sub 1] niet aan de afspraak kan houden en [gedaagde sub 1] dus niet op basis van de overeenkomst € 75.000,- aan [eisende partij] hoeft te betalen;
- de afspraak in juridische zin eigenlijk nooit heeft bestaan omdat vernietiging terugwerkende kracht heeft; en
- de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen omdat [gedaagde sub 1] niet tekortgeschoten kan zijn in de nakoming van een vernietigde afspraak.