ECLI:NL:RBMNE:2024:2384

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
16.290669.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een overval op een tankstation met afpersing als gevolg

Op 2 november 2023 heeft verdachte, samen met een medeverdachte, een tankstation in Vianen overvallen. Tijdens deze overval bedreigde verdachte de kassamedewerker met een mes en dwong hem om geld af te geven. De rechtbank heeft op 16 april 2024 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast moet verdachte een werkstraf van 100 uur verrichten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toegewezen en het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de medeverdachte een actieve rol had gespeeld door op de uitkijk te staan en samen met verdachte het plan voor de overval te maken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en positieve ontwikkeling in zijn leven. De opgelegde straf is bedoeld als een stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.290669.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 april 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N.P. van Dijk, advocaat te Amersfoort naar voren hebben gebracht. Daarnaast waren benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde] met een gemachtigde van Slachtofferhulp Nederland aanwezig. Tenslotte zijn ook mevrouw [A] van de Jeugdreclassering en mevrouw [B] van de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting aan het woord geweest.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
tezamen en in vereniging op 2 november 2023 in Vianen een tankstation heeft overvallen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 april 2024;
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 2 november 2023;
- proces-verbaal van bevindingen (het uitkijken van camerabeelden) van verbalisant [verbalisant] d.d. 5 november 2023. [3]
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen vereist is dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n).
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij de overval op het tankstation van [bedrijf 3] op 2 november 2023. Hoewel de medeverdachte tijdens het moment van de overval ‘slechts’ bij de deur heeft gestaan en niet - zoals verdachte - de kassamedewerker heeft bedreigd met een mes en het geld uit de kassa heeft gepakt, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen. De bijdrage van de medeverdachte gaat naar het oordeel van de rechtbank namelijk verder dan medeplichtigheid: medeverdachte heeft zijn scooter ter beschikking gesteld, heeft tijdens de overval op de uitkijk gestaan zodat verdachte zijn gang kon gaan, heeft samen met verdachte het plan gemaakt om de overval te gaan plegen, heeft samen met verdachte de kentekenplaten van de scooter afgehaald en is samen met verdachte heen - en teruggereden.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een gecoördineerde actie en een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Afpersing
Hoewel de gedragingen van verdachte en de medeverdachte qua uiterlijke verschijningsvormen (ook) richting een diefstal met geweld gaan, is het moment dat de lade van de kassa door het slachtoffer wordt geopend naar het oordeel van de rechtbank een moment waarop het slachtoffer door bedreiging met geweld wordt gedwongen tot afgifte van een goed, immers reeds door het openen van de kassalade stelt het slachtoffer de inhoud van die lade ter beschikking aan verdachte en de medeverdachte. Hierdoor is sprake van afpersing en kan het feit ook zo gekwalificeerd worden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 november 2023 te Vianen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffer] (werknemer van een [bedrijf 3] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid contant geld (ter waarde van ongeveer 900 euro) en een kassala dat geheel aan [bedrijf 1] of [bedrijf 2] BV toebehoorde(n) door de winkel van het tankstation te betreden en (vervolgens):
- die [slachtoffer] te benaderen met een mes, en
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] (op dreigende toon) te roepen dat de kassa open moest en dat die [slachtoffer] geld moest geven en
- daarbij een mes, te tonen en voor zich te houden en te richten op die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een jeugddetentie van 135 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur, indien niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation van [bedrijf 3] . Hij is samen met zijn medeverdachte hiernaartoe gegaan en heeft, terwijl de medeverdachte bij de deur op de uitkijk stond, de kassamedewerker, de heer [slachtoffer] , met een mes bedreigd en gedwongen om de kassa open te maken en geld af te geven. De rechtbank begrijpt dat dit zeer beangstigend moet zijn geweest voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een overval met een wapen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit komt ook naar voren in de vordering van de benadeelde partij. Hij geeft aan alerter en angstiger te zijn geworden. Ter zitting heeft het slachtoffer aangegeven dat hij ook boos is en niet begrijpt waarom verdachte en zijn medeverdachte dit hebben gedaan. De rechtbank neemt het verdachte en zijn medeverdachte kwalijk dat zij geen rekening hebben gehouden met deze vervelende gevolgen voor het slachtoffer, maar alleen hebben gedacht aan hun eigen plan om snel aan geld te komen. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin ook mee dat het feit gezamenlijk is gepleegd en met een mes.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële
documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 februari 2024 waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Rapportages
Daarnaast heeft de rechtbank ook kennisgenomen van de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt, waaronder het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland van 20 maart 2024, opgemaakt door [A] , Jeugdreclasseerder. In het rapport wordt aangegeven dat verdachte zich tot nu toe goed aan de schorsingsvoorwaarden houdt en dat zijn ouders zeer betrokken zijn en openstaan voor hulpverlening. Inmiddels heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag, heeft hij zich ingeschreven voor twee nieuwe opleidingen en werk gevonden bij de klantenservice van de [winkel] in Utrecht. De Jeugdreclassering adviseert om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de maatregel Toezicht en Begeleiding (waarvan de eerste 12 maanden ITB Harde Kern om verdachte intensief te kunnen blijven ondersteunen en begeleiden in het zich houden aan de voorwaarden). Verder adviseert de Jeugdreclassering zowel het continueren van het locatieverbod als het contactverbod met de medeverdachte. Daarnaast adviseert de Jeugdreclassering een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf. Tot slot adviseert de Jeugdreclassering om ook de dagbesteding in de vorm van school of werk als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Mevrouw [A] van de Jeugdreclassering was ter zitting aanwezig. Zij heeft aangegeven dat het inderdaad goed gaat met verdachte en dat hij zich aan alle afspraken houdt, maar dat er met name zorgen zijn op het gebied van beïnvloedbaarheid. Daarom wordt geadviseerd om de maatregel van ITB Harde Kern voor de duur van 12 maanden op te leggen (vanaf de datum van het vonnis).
Vervolgens heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 19 maart 2024, opgemaakt door [B] , Raadsonderzoeker. De Raad schetst een beeld dat in grote lijnen aansluit bij het rapport van de Jeugdreclassering. De Raad ziet op dit moment veel beschermende factoren in het leven van verdachte: hij gaat naar school, werkt, komt uit een liefdevol gezin waarbij het thuis goed gaat, zijn ouders zijn betrokken, hij houdt zich goed aan alle schorsingsvoorwaarden en hij sport veel. De begeleiding vanuit de Jeugdreclassering verloopt goed, verdachte houdt zich aan alle afspraken, is open in het contact met de Jeugdreclasseerder en geeft openheid over het delict en zijn vriendengroep. De Raad vindt het echter zorgelijk dat het delict vanuit het niets lijkt te zijn gepleegd. De risicofactoren worden daarom ook met name gezien op het gebied van beïnvloedbaarheid. De Raad vindt het, in overeenstemming met de Jeugdreclasseerder, wenselijk dat verdachte, gezien zijn jonge leeftijd, de zwaarte van het delict en de zorgen die er zijn, nog langere tijd begeleiding krijgt.
Concluderend adviseert de Raad om verdachte een werkstraf op te leggen, zodat hij leert dat dergelijk gedrag onacceptabel en strafbaar. Daarnaast vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie (gekoppeld aan een aantal bijzondere voorwaarden) passend. Deze voorwaarden komen grotendeels overeen met de voorwaarden die verdachte al tijdens zijn schorsing had, namelijk dat hij:
  • zich in het kader van Toezicht en Begeleiding (waarvan de eerste 6 maanden in het kader van ITB Harde Kern) houdt aan de aanwijzingen Samen Veilig te Utrecht;
  • zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer (met uitzondering van mediation);
  • zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte (zolang de Jeugdreclassering dat nodig acht);
  • zich houdt aan een locatieverbod [bedrijf 3] ( [adres 2] , [vestigingsplaats] ), zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zich inzet voor zinvolle dagbesteding (school/werk/sport);
  • meewerkt aan begeleiding en behandeling, indien de Jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt.
Hierbij wordt aan Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) te Utrecht, opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Mevrouw [B] van de Raad was ter zitting aanwezig en onderschreef wat er in de rapportages staat en wat mevrouw [A] heeft gezegd. Het enige verschil is dat de Raad (in tegenstelling tot de Jeugdreclassering) adviseert om de maatregel van ITB Harde Kern op te leggen voor de duur van 6 maanden (in plaats van 12 maanden) vanaf de datum van het vonnis. De Raad vindt dit passend omdat verdachte hiermee stapsgewijs meer vrijheden zal krijgen, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid bestaat om het toezicht te intensiveren als dat nodig blijkt te zijn.
Strafoplegging
Verdachte heeft ruim een maand in voorlopige hechtenis gezeten en is toen geschorst. De ernst van het feit maakt eigenlijk dat verdachte nog langer vast zou moeten zitten. Toch zal de rechtbank verdachte geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan hij in voorarrest heeft gezeten. Verdachte hoeft dus niet terug de (jeugd)gevangenis in. Bij die beslissing heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft, zich aan strenge (en vrijheidsbeperkende) schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden en dat er een positieve ontwikkeling gaande is in het leven van verdachte. Verdachte heeft op de zitting invoelbaar berouw getoond en laten zien dat hij inzicht heeft in wat hij heeft gedaan en dat hij vastbesloten is om voortaan andere keuzes te maken. De rechtbank hecht er waarde aan dat ook voor het slachtoffer de spijtgevoelens van verdachte invoelbaar waren.
De rechtbank acht een forse voorwaardelijke jeugddetentie passend om als stok achter de deur te dienen. Daarmee hoopt de rechtbank dat verdachte de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een jeugddetentie van 4 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming. Hierbij geldt dat de maatregel van ITB Harde Kern voor de duur van 12 maanden (vanaf de ingangsdatum van de schorsing) zal worden opgelegd.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte - naast de voorwaardelijke straf - nog (meer) consequenties van zijn gedrag moet voelen. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
De aan verdachte op te leggen straf is hoger dan die van zijn medeverdachte omdat het aandeel van verdachte in het gepleegde misdrijf aanmerkelijk groter was en het feit in verminderde mate aan de medeverdachte is toe te rekenen.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Omdat dit feit vanuit het niets lijkt te zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er (wanneer er geen toezicht en begeleiding is) ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de Reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Tenslotte zal de rechtbank ook het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[bedrijf 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft aanvankelijk een bedrag van 1765,65 euro gevorderd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Ter zitting is echter gebleken dat het gestolen geld (938,15 euro) dat door de politie werd aangetroffen bij aanhouding van verdachte in opdracht van de officier van justitie zal worden teruggegeven. Bovendien heeft de rechtbank ook de teruggave daarvan gelast. Daarmee is de vordering aangepast en vordert de benadeelde partij nog een bedrag ter hoogte van 827,50 euro (bestaande uit de misgelopen omzet op de dag van de overval).
[slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 1600 euro. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen integraal (met dien verstande dat het bij de vordering van [bedrijf 1] dan wel het aangepaste bedrag betreft) en hoofdelijk moeten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar daarbij de rechtbank wel verzocht om deze niet hoofdelijk toe te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[bedrijf 1]
Materiele schade
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op 827,50 euro (bestaande uit de misgelopen omzet op de dag van de overval) en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Omdat de rechtbank de teruggave van het gestolen geld (ter hoogte van 938,15 euro) al heeft gelast, zal zij ten aanzien van deze schadepost geen beslissing meer nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding de schadevergoedingsverplichting anders dan hoofdelijk op te leggen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [bedrijf 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 827,50 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat verdachte ten tijde van het feit nog minderjarig was.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer]
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden en nadeel heeft ondervonden.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte het slachtoffer overvallen en bedreigd met een mes. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat er sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de vordering daarom integraal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank ziet geen aanleiding de schadevergoedingsverplichting anders dan hoofdelijk op te leggen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 1600 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat verdachte ten tijde van het feit nog minderjarig was.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot een
  • stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het Reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de Reclassering zo vaak en zolang als de Reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste 12 maanden (vanaf de ingangsdatum van de schorsing) in het kader van ITB Harde Kern, houdt aan de aanwijzingen Samen Veilig (SAVE) te Utrecht;
  • zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer (met uitzondering van mediation);
  • zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachte, zolang de Jeugdreclassering dat nodig acht;
  • zich houdt aan een locatieverbod [bedrijf 3] ( [adres 2] , [vestigingsplaats] ), zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zich inzet voor zinvolle dagbesteding (school/werk/sport);
  • meewerkt aan begeleiding en behandeling, indien de Jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
- waarbij aan de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) te Utrecht, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en het toezicht door de Reclassering,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
50 dagen jeugddetentie.
Benadeelde partij [bedrijf 1]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [bedrijf 1] aan de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. P.K. van Riemsdijk en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2024.
De oudste rechter, mr. P.K. van Riemsdijk, is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 november 2023 te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, althans
in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (werknemer van een [bedrijf 3] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid contant geld (ter waarde van ongeveer 900 euro) en/of een kassala met een hoeveelheid contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] BV en/of een derde toebehoorde(n) door de winkel van het tankstation te betreden en/of (vervolgens):
- die [slachtoffer] te benaderen met een mes, althans een scherp voorwerp en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] (op dreigende toon) te roepen dat de kassa
open moest en dat die [slachtoffer] geld moest geven en/of
- daarbij een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen en/of voor zich te houden
en/of te richten op die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 november 2023, genummerd PL0900-2023337099, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 174. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 50-54.
3.Pagina 83-94.