ECLI:NL:RBMNE:2024:2382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
16/028403-23 en 16/271935-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag in Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vier gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verdachte heeft in Utrecht, in een seniorencomplex, drie vrouwen aangerand en één vrouw die terugkwam van een avond uit. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 363 dagen, met aftrek van het voorarrest, en de tbs-maatregel met voorwaarden is opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.000,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking en schizofrenie, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om tbs met voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft ook vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een locatieverbod van 500 meter van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/028403-23 en 16/271935-23 (gev. ttz.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 2 augustus 2023 (pro forma), 25 oktober 2023 (pro forma), 12 januari 2024 (pro forma) en 3 april 2024 (inhoudelijke behandeling en sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede hetgeen mr. P. van der Geest, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De rechtbank zal in verband met de leesbaarheid van het vonnis de feiten van beide zaken nummeren van 1 tot en met 4.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/028403-23
feit 1
op 3 september 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft aangerand door haar billen, borsten en vagina te betasten;
16/271935-23
feit 2
op 11 juni 2023 te Utrecht [aangeefster 1] heeft aangerand door haar billen te betasten;
feit 3
op 12 juni 2023 te Utrecht [aangeefster 2] heeft aangerand door met zijn vinger in de buik/schaamstreek te prikken;
feit 3
op 10 juni 2023 te Utrecht [aangeefster 3] heeft aangerand door haar billen en borsten aan te raken en door te proberen met zijn hand tussen haar billen te komen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Verdachte heeft verklaard dat hij zich op een maandag in juni 2023 bevond op het terrein van appartementencomplex [complex] in Utrecht en ook gepraat heeft met meerdere vrouwen, maar hij ontkent dat hij aangeefsters op intieme plaatsen heeft aangeraakt. De verdediging heeft verder aangevoerd dat niet ter discussie wordt gesteld dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden (‘de feiten worden erkend’).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1 - aanranding van [slachtoffer]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft feit 1 bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 september 2022, genummerd PL0900-2022259866-11, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina’s 12 tot en met 19.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1] feiten 2, 3 en 4
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2024:
Op een maandag in juni 2023 ben ik op het terrein van [complex] geweest. Ik heb daar met vrouwen gepraat. [2]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 16 juni werd mij gevraagd om naar de [straat 1] in Utrecht te gaan en daar in contact te komen met [beheerder] . [beheerder] zou de beheerder zijn van het seniorencomplex aldaar en hij zou toegang hebben tot de camerabeelden. Hij liet mij de beelden zien. Aangezien [beheerder] geen idee had hoe hij de beelden moest veiligstellen, heb ik ervoor gekozen om foto’s te maken van de beelden. De drie foto’s zijn gemaakt van de camerabeelden op 12 juni 2023. [3]
Op de drie foto's is een man te zien. De man heeft halflang donker haar en een donkere baard met bakkebaarden. Het was mij bekend dat diverse aangevers dit signalement hadden genoemd in hun aangifte. De camerabeelden betreffen beelden uit de portiek begane grond. De drie foto's zijn gemaakt van camerabeelden op 12 juni 2023 tussen 19:00 en 20:30.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 17 juni 2023:
O: Verbalisanten laten aan verdachte drie foto's zien.
A: Dat ben ik. Op alle drie de foto's. Ik herken mezelf. Zo te zien heb ik mijn Monclair T-shirt en een Desquared korte broek. Deze is oranje van kleur. [4]
[De rechtbank constateert dat de foto’s die als bijlage aan dit proces-verbaal zijn gevoegd, dezelfde foto’s zijn als hierboven door verbalisant [verbalisant 1] in diens proces-verbaal zijn opgenomen.]
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 3] :
Op 10 juni 2023 stond ik in de binnentuin van ons wooncomplex genaamd ‘ [complex] ’. Er kwam een onbekende man heel dicht achter mij staan. Ik hoorde dat hij in mijn oor zei: “wil je met mij? Wil je met mij samenwonen?”. Ik voelde dat, terwijl hij dit zei, hij met zijn hand tussen mijn benen kwam. Ik voelde dat hij via mijn achterzijde mij vastgreep ter hoogte van mijn billen. Ik voelde dat hij met zijn hand tussen mijn billen wilde komen. Tegelijkertijd voelde ik een hand over mijn borst glijden. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • slank postuur
  • blanke huidskleur
  • baardje
  • donker halflang dun haar
  • tussen de 22 en 26 jaar oud
  • vermoedelijk geen Nederlandse man gezien het accent. Zelf denk ik iets van Marokkaans
Ik heb deze man, nadat hij mij heeft aangerand, de twee dagen erna ook nog gezien. Hij liep toen tevens over het terrein. Op 12 juni heb ik hem zien vertrekken met een fiets in de richting van de [straat 2] . Ik heb een opname van deze man gemaakt. Ik stel deze ter beschikking voor de politie. Ik zal deze opname naar u doorsturen. [6]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 26 juli 2023 is aangifte van aanranding opgenomen van [aangeefster 3] . Tijdens de aangifte heeft zij verklaard dat zij een filmpje heeft gemaakt van de man die haar heeft aangerand. Dit filmpje is als bijlage bij de aangifte gevoegd. Ik zag op het filmpje een tuin met appartementen. Ik zag dat een persoon vlak langs die appartementen liep. Ik zag dat die persoon witte sokken of schoeisel droeg, blote benen had, een korte oranje broek droeg, een zwart shirt aan had en donker haar langer haar had. [7]
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] :
V: Wat waren de omstandigheden dat dit gebeurde?
A: Ik stond stil om te kijken naar een plantje/bloemetje. En toen
stondhij dus ineens achter mij en pakte mijn bil vast.
Hij vroeg waar ik naartoe ging. Ik zei “naar huis” en toen zei hij “dan ga ik met je mee”.
V: Kunt u omschrijven hoe deze man eruit zag?
A: Hij was slank. Iets getint met donker haar tot op de schouders en een beetje krullerig. Hij was zeker niet oud, ik dacht ergens 25/30. [8]
V: Kunt u vertellen waar u aangifte van doet?
A: Nou dat ik op een vervelende manier door een man werd benaderd. Van achteren en
hij heeft me bij mijn billen vastgepakt. Hij stond achter me.
V: Wanneer was dat?
A: 11 juni 2023.
V: Waar is dat gebeurd?
A: Achter onze tuinen achter het appartementencomplex. [9]
V: Hoe heet het appartementencomplex waar u woont?
A: [complex] . Dat ligt aan de [straat 1] in Utrecht. [10]
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 2] :
Ik ben blind. Op 12 juni 2023 omstreeks 19:45 uur ging ik buiten een sigaretje roken. Mijn woning is op de begane grond. Aan de achterzijde heb ik een klein tuintje. Het is een seniorenwoonvorm, [complex] . Ik hoorde, toen ik bij de schuifpui stond, een stem. Het was een mannenstem. [11] Hij vroeg: " woont u hier alleen?" Toen voelde ik nattigheid. Ik zei: " nee ik woon niet alleen". Hij zei: “we roken een sigaretje en dan gaan we naar bed”. Ik voelde ineens een prik in mijn buik. Onder mijn navel maar net boven de schaamstreek. Hij prikte met zijn vinger. Ik riep weer heel hard " wegwezen". Toen heb ik gelijk de schuifpui dichtgetrokken. [12]
4.3.3
Bewijsoverwegingen feiten 2, 3 en 4
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Toepassing schakelbewijs ontuchtige handelingen
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11 januari 2000, NJ 2000, 194) is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
Anders dan de raadsman meent, vertonen de verklaringen van aangeefsters [aangeefster 3] , [aangeefster 1] en [aangeefster 2] naar het oordeel van de rechtbank op essentiële punten belangrijke overeenkomsten en kenmerkende gelijkenissen. Dit duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte. In het bijzonder gaat het daarbij om het volgende (de ‘modus operandi’).
De aangevers zijn drie vrouwen tussen de 70 en 75 jaar oud en zijn allen woonachtig in hetzelfde appartementencomplex voor senioren. Zij verklaren dat zij werden aangesproken door een voor hen onbekende man. Volgens alle drie de aangevers vroeg de man of hij met aangeefster mag samenwonen, of aangeefster alleen woont dan wel of hij met aangeefster mee naar huis kan. Vervolgens werden aangeefsters aangeraakt op intieme plaatsen, voornamelijk bij de borst, billen en/of buik.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een herkenbare, specifieke en op essentiële onderdelen overeenkomende werkwijze. De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan feiten 2, 3 en 4 kunnen dan ook over en weer dienen als schakelbewijs voor de ten laste gelegde ontuchtige handelingen.
Bewijsoverweging betrokkenheid verdachte
Dat verdachte degene was die al deze ontuchtige handelingen uitvoerde, leidt de rechtbank af uit het volgende. Allereerst is er bij alle drie de feiten sprake van een specifieke gelijke modus operandi, zoals hiervoor weergeven. Dit draagt bij aan de overtuiging dat sprake is van één dader. Ten tweede geven aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 3] een gelijkluidend signalement van de dader (aangeefster [aangeefster 2] geeft geen signalement; zij is blind). Ten derde heeft aangeefster [aangeefster 3] verklaard de dader op alle drie de dagen (10, 11 en 12 juni) te hebben gezien bij het seniorencomplex. Ten vierde heeft verdachte zichzelf herkend op de foto’s van de camerabeelden van het appartementencomplex van 12 juni 2023 en constateert dat hij toen een oranje broek droeg, waarmee voor de rechtbank vast staat dat dit verdachte betreft. De herkenning van verdachte past ook bij zijn verklaring ter zitting dat hij op een maandag in juni daar ter plaatse was; 12 juni 2023 was een maandag. Tot slot heeft mevrouw [aangeefster 3] op 12 juni 2023 degene die zij als dader herkende gefilmd. Deze filmopname heeft zij aan de politie verstrekt. De verbalisant die deze opname heeft bekeken, herkent daarop een man die voldoet aan het signalement van verdachte en ziet dat verdachte ook op deze opname een oranje broek draagt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/028403-23feit 1
op 3 september 2022 te Utrecht door geweld
eneen andere feitelijkheid een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- de billen van die [slachtoffer] betast en
- de borst van die [slachtoffer] betast en
- de vagina van die [slachtoffer] betast,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid uit het
- onverhoeds uitvoeren van deze handelingen en
- (zeer) dicht bij die [slachtoffer] gaan staan
en- beetpakken van die [slachtoffer] en
- tegen de vensterbank duwen van die [slachtoffer] en
- naar binnen te duwen van die [slachtoffer] in de woning van die [slachtoffer] ;
16/271935-23feit 2op 11 juni 2023 in de gemeente Utrecht door een andere feitelijkheid een persoon, te weten [aangeefster 1] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij, verdachte,
- de billen van die [aangeefster 1] vastgepakt en/of betast
en bestaande
dieandere feitelijkheid uit
- het onverhoeds achter die [aangeefster 1] gaan staan en
- het onverhoeds de billen van die [aangeefster 1] beetpakken en/of betasten;
feit 3op 12 juni 2023 in de gemeente Utrecht door een andere feitelijkheid, een persoon te weten [aangeefster 2] (
diegeheel blind is), heeft gedwongen tot het dulden van een
ontuchtigehandeling, immers heeft hij, verdachte,
- met zijn, verdachtes, vinger die [aangeefster 2] in de buik geprikt,
en bestaande
dieandere feitelijkheid uit
- het onverhoeds prikken met zijn, verdachtes, vinger in de buik van die [aangeefster 2] ;
feit 4op 10 juni 2023 in de gemeente Utrecht door een andere feitelijkheid een persoon, te weten [aangeefster 3] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- de billen van die [aangeefster 3] vastgepakt en
- getracht met zijn, verdachtes, hand tussen de billen van die [aangeefster 3] te komen en
- zijn, verdachtes, hand over de borst van die [aangeefster 3] laten glijden,
en bestaande
dieandere feitelijkheid uit
- het (zeer) dicht bij die [aangeefster 3] gaan staan en
- het onverhoeds vastpakken van de billen van die [aangeefster 3] en
- het onverhoeds laten glijden van zijn, verdachtes, hand over de borst van die [aangeefster 3] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/028403-23 feit 1, 16/271935-23 feiten 2, 3 en 4
telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de eerste plaats gevorderd verdachte, ter zake van het door
hem bewezen geachte, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden
met aftrek van het voorarrest. In de tweede plaats heeft de officier van justitie gevorderd
verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en te gelasten dat verdachte ter
beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
De officier van justitie heeft hierbij gevorderd de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar
te verklaren. In de derde plaats heeft de officier van justitie de oplegging van
vrijheidsbeperkende maatregelen op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
gevorderd, namelijk een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod van
500 meter van haar woning. De officier van justitie heeft hierbij gevorderd te bevelen dat als
verdachte zich niet aan deze maatregelen houdt, telkens vervangende hechtenis voor de duur
van één maand kan worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, zodat verdachte niet meer de gevangenis in hoeft. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte inziet dat hij behandeld en begeleid moet worden. Hij zal zich houden aan alle op te leggen voorwaarden. Een behandeling in de vorm van tbs met voorwaarden ervaart verdachte echter als zwaar. De raadsman heeft dan ook verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zodat verdachte kan worden behandeld in het kader van bijzondere voorwaarden. Een ander alternatief is de behandeling opleggen in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich vier keer schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Op 22 september 2022 is verdachte mevrouw [slachtoffer] in de nacht op de fiets achterna gegaan, nadat zij was uitgegaan in de stad. Voor haar deur heeft hij haar aangesproken en nadat [slachtoffer] meerdere keren had aangegeven dat verdachte weg moest gaan, duwde hij haar haar woning binnen en betastte hij haar billen, vagina en borst. Er ontstond een worsteling, waarna verdachte uiteindelijk weg is gegaan. Dit feit heeft een grote impact gehad op [slachtoffer] , zoals ook blijkt uit haar vordering tot schadevergoeding. Tot de dag van vandaag denkt zij terug aan deze nacht en is zij angstig. Daarnaast heeft verdachte op drie achtereenvolgende dagen in juni 2023 drie vrouwen aangerand. Deze vrouwen wonen in een senioren appartementencomplex en zijn alle drie de 70 jaar gepasseerd. Hij kwam telkens dichtbij de vrouwen staan, zei dat hij wil samenwonen, mee naar huis gaat of samen naar bed wil gaan en daarbij betastte hij de vrouwen op de billen, borst en (boven)buik. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen drang naar fysiek contact en is daarbij volledig voorbij gegaan aan de wil van de oudere en kwetsbare slachtoffers. Verdachte heeft zijn slachtoffers angst aangejaagd. De gebeurtenissen zorgen daarnaast ook in de rest van de samenleving voor verontwaardiging en gevoelens van onveiligheid. Dit is verdachte allemaal aan te rekenen.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafblad verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (‘strafblad’) van 22 februari 2024, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Deskundigenrapportages
De rechtbank heeft rekening gehouden met hetgeen in de Pro Justitia rapportage van 9 januari 2024 staat, uitgebracht door L.W. Schallenberg, psychiater, en A.M. de Jong, psycholoog (hierna te noemen: de deskundigen). De deskundigen concluderen dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, schizofrenie, een stoornis in alcoholgebruik en een stoornis in cannabisgebruik en dat deze stoornissen ten tijde van het plegen van de feiten aanwezig waren. Daarnaast hebben de deskundigen beschreven dat verdachte een affectief verwaarloosde, verstandelijke beperkte en psychotisch kwetsbare man is, die al jaren op meerdere levensgebieden disfunctioneert. Met name zijn gebrekkige cognitieve en mentale vaardigheden en de forse ontremmende werking van de alcohol en cannabis hebben volgens de deskundigen invloed gehad op zijn handelen. Hoewel verdachte beperkt was in zijn handelingsvrijheid, menen de deskundigen dat deze niet volledig afwezig was. De deskundige adviseren verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De deskundigen schatten het recidiverisico op hoog tot zeer hoog en adviseren de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Om het recidiverisico voldoende in te kunnen perken zal verdachte langdurig moeten worden behandeld, zowel klinisch als ambulant. De klinische behandeling zal moeten worden gericht op de verslavingsproblematiek van verdachte, delict analyse en mogelijk verdere diagnostiek naar seksualiteit en persoonlijkheid en optimalisatie van zijn anti psychotische behandeling. Tot slot adviseren de deskundigen om in dit klinisch traject toe te werken naar een begeleid wonen setting in combinatie met ambulante hulp.
In het Forensisch psychiatrisch onderzoek is nader toegelicht dat het opleggen van een behandeling vanuit een voorwaardelijk strafkader een gepasseerd station lijkt. Verdachte heeft immers een eerder voorwaardelijk strafkader opgelegd gekregen en hij is gerecidiveerd nadat hij in verband met het eerste ten laste gelegde feit in deze zaak voorwaardelijk geschorst werd uit detentie. Indien betrokkene zich niet aan de voorwaarden zal houden, dan zal hem detentie worden opgelegd. Hier is hij niet gevoelig voor en bovendien komt hiermee de behandeling te vervallen, hetgeen noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen. Betrokkene heeft in de ogen van ondergetekenden dan ook een stevige stok achter de deur nodig. Er wordt geadviseerd de bovenstaande behandeling op te leggen vanuit het kader tbs met voorwaarden. Ttbs met dwangverpleging is ook overwogen, maar wordt als een stap te
ver gezien, aangezien betrokkene nog nooit adequate behandeling voor zijn verslaving
heeft gekregen, de behandeling ook kans van slagen heeft vanuit het kader tbs met
voorwaarden, hij aangeeft mee te zullen werken aan behandeling en het boven het hoofd
hangen van een tbs met dwangverpleging vermoedelijk voldoende zwaarwegend zal zijn
om zich aan de voorwaarden te houden.
Ook de forensisch psycholoog concludeert dat behandeling in het kader van een zorgmachtiging en in het kader van de schorsing van de preventieve hechtenis onvoldoende zekerheid boven voor het terugdringen van de kans op recidive, zodat een stringenter behandelkader noodzakelijk is.
Reclasseringsadvies
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het maatregelenrapport van de reclassering van 15 maart 2024, opgesteld door E. Maurits. In dit rapport staat beschreven dat de reclassering zich aansluit bij de conclusies van de deskundigen. De reclassering adviseert oplegging van een tbs-maatregel met daarbij de volgende voorwaarden:
  • geen strafbare feiten plegen
  • meewerken aan reclasseringstoezicht
  • meewerken aan een time-out
  • niet naar het buitenland gaan
  • opname in een zorginstelling
  • ambulante behandeling
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • drugsverbod
  • alcoholverbod
  • dagbesteding
  • meewerken aan schuldhulpverlening
De reclassering heeft geadviseerd de opname aansluitend aan detentie te laten plaatsvinden. Indien er niet aansluitend aan detentie een plek beschikbaar is, dient betrokkene mee te werken aan overbruggingszorg.
De reclassering adviseert daarnaast de tbs-maatregel met bovengenoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op het hoge recidiverisico.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Daarbij heeft de rechtbank gelet op straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken. Daarnaast neemt de rechtbank het advies van de deskundigen over, dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard, en neemt dit in strafmatigende zin mee bij de strafoplegging. De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 363 dagen (dat is tot en met 17 april 2024), met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Dit betekent dat verdachte na de datum van dit vonnis niet meer naar de gevangenis hoeft.
Tbs met voorwaarden
Gelet op de conclusies van de deskundigen en het rapport van de reclassering komt de rechtbank tot het oordeel dat, naast oplegging van een gevangenisstraf, ook de behandeling van verdachte in het kader van een tbs-maatregel noodzakelijk is. Het is noodzakelijk om het gedrag van verdachte voor langere tijd te beïnvloeden, met daarbij strikte consequenties in het geval van niet-nakoming van de voorwaarden. Bovendien moet de maatschappij tegen een nieuwe ontsporing van verdachte worden beschermd.
Om te kunnen komen tot een verlaging van het recidiverisico is het noodzakelijk dat verdachte, gelet op de ernst en de aard van zijn stoornissen, langdurig wordt behandeld met eventuele medicatie. Daarnaast is het van belang dat hij voldoende structuur en sociaal maatschappelijke ondersteuning aangereikt krijgt en dagbesteding heeft.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, sub 2°, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. De rechtbank baseert het oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, namelijk een licht verstandelijke beperking, schizofrenie, een stoornis in alcoholgebruik en een stoornis in cannabisgebruik, op de conclusies van de deskundigen uit de Pro Justitia rapportage. Verder is de rechtbank van oordeel dat ook is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend wat de deskundigen hebben gerapporteerd over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico. Het is niet verantwoord verdachte zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij. Mede vanwege het feit dat verdachte al eerder in het kader van bijzondere voorwaarden is behandeld en begeleid en dat traject niet succesvol is afgerond, biedt naar het oordeel van de rechtbank alleen de tbs-maatregel voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk wordt behandeld en de kans op recidive voldoende zal worden ingeperkt.
Dan resteert de vraag of de tbs-maatregel met dwangverpleging of onder voorwaarden zal worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden – gelet op het advies van de deskundigen – passend en geboden is. De deskundigen vinden dat deze maatregel kans van slagen heeft. Verdachte heeft ook niet eerder een klinische behandeling ondergaan. Ter terechtzitting heeft verdachte zich bereid verklaard de door de reclassering voorgestelde voorwaarden na te leven als een tbs-maatregel wordt opgelegd. Ook heeft hij zich bereid verklaard tot het innemen van eventuele medicatie.
De tbs met voorwaarden heeft, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38e, tweede lid, Sr, een maximale duur van negen jaren. De bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Mocht de behandeling niet goed verlopen, omdat verdachte de opgelegde voorwaarden niet naleeft, dan kan alsnog worden bevolen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. In dat geval is de duur van de maatregel ongemaximeerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid tbs met voorwaarden
Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd over het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw dergelijke misdrijven zal begaan. Daarom wordt bevolen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis
Verdachte zit in voorlopige hechtenis voor alle vier de feiten. Aangezien aan verdachte geen gevangenisstraf zal worden opgelegd die de duur van de voorlopige hechtenis overschrijdt, zal de rechtbank besluiten tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Tot slot zal de rechtbank voor de beveiliging van de maatschappij en met name de slachtoffers bevelen dat verdachte zich niet ophoudt op het terrein van het appartementencomplex [complex] te Utrecht, te weten het gebied binnen de volgende straten:
  • [straat 1] te Utrecht, tussen de [straat 3] en de [straat 4] te Utrecht.
  • [straat 4] te Utrecht, tussen de [straat 1] en de [straat 2] te Utrecht.
  • [straat 2] te Utrecht, tussen de [straat 4] en de [straat 3] te Utrecht.
  • [straat 3] te Utrecht, tussen de [straat 2] en de [straat 1] te Utrecht.
Verdachte mag zich wel op bovengenoemde straten bevinden, maar niet in het gebied binnen de genoemde straten, te weten op het terrein van het appartementencomplex [complex] . Zie ook het gebied binnen de groen gearceerde straten op de kaart, zoals bijgevoegd als bijlage II.
Daarnaast zal de rechtbank bevelen dat verdachte zich niet ophoudt in de [straat 5] te Utrecht.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregelen op voor de duur van twee jaren. Voor het geval niet aan de maatregelen wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor telkens de duur van 14 dagen kunnen worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
Gelet op het dossier en de terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers en met name de bewoners van het appartementencomplex [complex] te Utrecht. Daarom zal de rechtbank bevelen dat ook deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het gevraagde contactverbod met [slachtoffer] wordt niet opgelegd nu er geen aanwijzingen zijn dat verdachte haar specifiek zou willen benaderen en haar zou herkennen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met een locatieverbod al tegemoet wordt gekomen aan de behoefte van [slachtoffer] aan meer zekerheid dat zij niet meer door verdachte lastig gevallen zal worden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,00 Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/028403-23 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag te hoog is en heeft verzocht de vordering te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat zij als rechtstreeks gevolg van de aanranding immateriële schade heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In beginsel zal degene die immateriële schade vordert met concrete gegevens moet onderbouwen dat sprake is van aantasting in zijn persoon. Het is in de rechtspraak echter aanvaard dat van aantasting in de persoon op andere wijze ook sprake kan zijn wanneer de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De nadelige gevolgen kunnen zo voor de hand liggen, dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing aan de hand van stukken. Daarvan is hier sprake. Dat zij haar eigen woning is ingeduwd en daar vervolgens betast is, waaraan zij zich enkel met een worsteling en hulp van derden heeft kunnen onttrekken, is een angstige en indringende ervaring geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer] , gelet op de bijzondere ernst van de normschending door verdachte en de gevolgen daarvan, zoals uit de vordering tot schadevergoeding blijkt, recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 2.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dit deel wordt afgewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38d, 38v, 38w, 57, 63, 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het feit onder parketnummer 16/028403-23 (feit 1) en de feiten onder parketnummer 16/271935-23 (feiten 2, 3 en 4) bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
363 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf mindering zal worden gebracht;
Tbs-maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

2.meewerken aan reclasseringstoezichtde ter beschikking gestelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de ter beschikking gestelde:

- zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- meewerkt aan huisbezoeken;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;

5.opname in een zorginstellingde ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. Indien er niet aansluitend aan detentie een plek beschikbaar is, werkt de ter beschikking gestelde mee aan overbruggingszorg. De opname duurt zolang de

reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

7.begeleid wonen of maatschappelijke opvang|de ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering

dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

8.drugsverbodde ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;

9.alcoholverbodde ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;

10.dagbestedingde ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur en passend bij zijn draagkracht/draaglast. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

11.meewerken aan schuldhulpverleningde ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;

Locatieverbod

- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
twee jaren;
 beveelt dat verdachte zich niet ophoudt op het terrein van het appartementencomplex [complex] te Utrecht, te weten het gebied binnen de volgende straten (zie ook het gebied binnen de groen gearceerde straten op de kaart, bijgevoegd als bijlage II):
- [straat 1] te Utrecht, tussen de [straat 3] en de [straat 4] te Utrecht;
- [straat 4] te Utrecht, tussen de [straat 1] en de [straat 2] te Utrecht;
- [straat 2] te Utrecht, tussen de [straat 4] en de [straat 3] te Utrecht;
- [straat 3] te Utrecht, tussen de [straat 2] en de [straat 1] te Utrecht;
verdachte mag zich wel óp genoemde straten bevinden.
 beveelt dat verdachte zich niet ophoudt op de [straat 5] te Utrecht;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door telkens 14 dagen hechtenis, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag van de uitspraak;
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 - 16/028403-23)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst het overige deel van de vordering van [slachtoffer] af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, en mrs. A.A.T. Werner en A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/028403-23feit 1
hij op of omstreeks 3 september 2022 te Utrecht, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- in de bil(len) van die [slachtoffer] geknepen en/of de bil(len) van die [slachtoffer] betast en/of
- in de borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of de borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of
- in de vagina van die [slachtoffer] geknepen en/of de vagina van die [slachtoffer] betast,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- onverhoeds uitvoeren van deze handelingen en/of
- (zeer) dichtbij gaan staan van die [slachtoffer]
- beetpakken van die [slachtoffer] en/of
- tegen de vensterbank duwen en/of geduwd houden van die [slachtoffer] en/of
- (trachten) naar binnen (te) duwen van die [slachtoffer] in de woning van die [slachtoffer] ;
16/271935-23feit 2hij op of omstreeks 11 juni 2023 in de gemeente Utrecht door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, te weten [aangeefster 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- de bil/billen van die [aangeefster 1] vastgepakt en/of betast
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds achter die [aangeefster 1] gaan staan en/of
- het onverhoeds de bil/billen van die [aangeefster 1] beetpakken en/of betasten;
feit 3hij op of omstreeks 12 juni 2023 in de gemeente Utrecht door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon te weten [aangeefster 2] (welke geheel blind is), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtelijke handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- met zijn, verdachtes, vinger die [aangeefster 2] in de schaamstreek en/of de buik geprikt,
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit
- het onverhoeds prikken met zijn, verdachtes, vinger in de schaamstreek en/of de buik van die [aangeefster 2] ;
feit 4hij op of omstreeks 10 juni 2023 in de gemeente Utrecht door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een persoon, te weten [aangeefster 3] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- de bil/billen van die [aangeefster 3] vastgepakt en/of
- getracht met zijn, verdachtes, hand tussen de billen van die [aangeefster 3] te komen en/of
- zijn, verdachtes, hand over de borst van die [aangeefster 3] laten glijden,
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit
- het (zeer) dicht gaan staan door hem, verdachte, bij die [aangeefster 3] en/of
- het onverhoeds vastpakken van de bil/billen van die [aangeefster 3] en/of
- het onverhoeds laten glijden van zijn, verdachtes, hand over de borst van die [aangeefster 3] .
Bijlage II
* I.v.m herleidbaarheid naar personen is de afbeelding verwijderd

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 18 juni 2023, proces-verbaalnummer PL0900-2023179985, onderzoeksnummer: MDRBC23079 en van 23 augustus 2023, onderzoeksnummer: MDRBC23079/Phoebe, documentcode 202307301100.02134, beide opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 74. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 3 april 2024.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 61.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 juni 2023, p. 13.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 3] , p. 46.
6.Idem, p. 47.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2023 van verbalisant [verbalisant 2] , p. 50.
8.Het proces-verbaal van aangifte van 16 juni 2023, , inhoudende de aangifte van [aangeefster 1] , p. 32.
9.Idem, p. 33.
10.Idem, p. 34.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 2] , p. 42.
12.Idem, p. 43.