Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
21 februari 2024;
in de vier maanden nadienverhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen een commanditaire vennootschap, hierna te noemen [eiseres], en [gedaagde] over de stookkosten en servicekosten. De procedure begon met een tussenvonnis op 12 juli 2023, waarin de kantonrechter twijfels uitsprak over de juistheid van de gemeten stookkosten. De kantonrechter vroeg zich af of partijen wel het werkelijke probleem aan de orde stelden. Op 24 januari 2024 werd een vonnis gewezen waarin de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid stelde om te reageren op de argumenten van de gedaagde. De gedaagde had betoogd dat de stookkosten niet correct waren berekend en dat het gemeten elektraverbruik voor verwarming niet klopte. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had weersproken dat de stijging van de elektriciteitskosten niet te verklaren was, maar dat er twijfels bestonden over de metingen van het verbruik. De kantonrechter heeft [eiseres] opgedragen om bewijs te leveren dat de stookkosten correct zijn berekend. Tevens werd er een rapport van [bedrijf] bv besproken, dat de metingen had gecontroleerd, maar de gedaagde betwistte de conclusies van dit rapport. De kantonrechter vroeg partijen om na te denken over de vraag of het probleem wel lag bij de metingen van het verbruik of dat er een ander probleem speelde. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijslevering en de mogelijkheid voor getuigenverhoren werd besproken. De gedaagde had ook opmerkingen gemaakt over de afrekening van de servicekosten, die nog niet volledig waren beoordeeld. De kantonrechter hield iedere verdere beslissing aan en verwees de zaak naar de rol van 21 februari 2024.