Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.A. Fokker
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. G.M. Gerdes.
1.De procedure
2.Wat is de kern?
3.Wat is er feitelijk aan de hand?
4.Wat willen partijen?
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] laten weten zijn primaire verzoeken te handhaven, zodat de in het verzoekschrift ingestelde subsidiaire verzoeken buiten beschouwing worden gelaten.
[verweerster] heeft bij zelfstandig tegenverzoek (met zaaknr. 10912880 ME 24-16) verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 2.465,68, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zowel in het verzoek als in het tegenverzoek vraagt [verweerster] veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
5.De beoordeling
De berichten die tot het ontslag op staande voet hebben geleid zijn in vergelijking met de eerdere berichten die [verzoeker] op zijn Facebookpagina heeft geplaatst (en waar [verweerster] heeft volstaan met een officiële waarschuwing) een stuk korter, minder ernstig van toon en zijn niet aan specifieke personen gericht binnen [verweerster] . Ze zijn ook niet direct te herleiden naar [verweerster] . Daarbij speelt mee dat [verzoeker] zijn Facebookpagina ook niet op zijn eigen naam heeft staan, zodat hij voor derden minder goed vindbaar is. Wel heeft hij onder zijn volgers collega’s die deze berichten hebben kunnen gelezen. Voor zover die collega’s de berichten hebben gelezen geldt dat zij ook op de hoogte zijn van de omstandigheden van [verzoeker] , omdat hij al vanaf maart 2022 arbeidsongeschikt is.
[verweerster] moet het loon vanaf 5 december 2023, tot het moment dat haar loondoorbetalingsverplichting is geëindigd, aan [verzoeker] betalen. Daarbij geldt dat [verweerster] 70% van het bruto maandloon aan [verzoeker] moet betalen zolang hij arbeidsongeschikt is. [verweerster] heeft gezegd dat op het bedrag van € 2.318,16 bruto maandelijks een bedrag van € 35,18 in mindering moet worden gebracht, maar heeft ook tijdens de mondelinge behandeling niet kunnen uitleggen waar dat bedrag op ziet en wat daarover zou zijn afgesproken. Daarom moet [verweerster] 70% van € 2.318,16 bruto per maand aan [verzoeker] betalen.
[verweerster] heeft ook gevraagd het loon te matigen. Daar bestaat geen aanleiding voor. Dat [verzoeker] zijn verzoekschrift pas aan het einde van de vervaltermijn heeft ingediend, betekent niet dat hij daarom geen recht zou hebben op het volledige loon.
[verweerster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [verzoeker] zich ook op deze negatieve wijze op Facebook zou hebben uitgelaten als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Het tegendeel lijkt juist aannemelijk, omdat een verband lijkt te bestaan tussen de arbeidsongeschiktheid en de uitlatingen van [verzoeker] , waarvoor ook wordt verwezen naar rechtsoverweging 5.10. Verder vindt de kantonrechter ook van belang dat [verzoeker] voordat hij arbeidsongeschikt werd, nooit negatieve uitlatingen over [verweerster] heeft gedaan. Er hebben zich evenmin andere incidenten voorgedaan tijdens het (inmiddels 17-jaar lange) dienstverband. [verweerster] heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat [verzoeker] deze uitlatingen ook zou hebben gedaan als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
6.De beslissing
€ 1.036,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;