ECLI:NL:RBMNE:2024:2324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/16/567770 / KG ZA 23-687
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de stopzetting van een openbare verkoopprocedure door de gemeente Rhenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en de Gemeente Rhenen. De zaak betreft de stopzetting van een openbare verkoopprocedure voor het dorpshuis in [plaats]. De gemeente had op 30 november 2023 besloten de verkoopprocedure stop te zetten, omdat zij meende dat de voortzetting niet in overeenstemming was met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel. [Eiseres] was van mening dat haar inschrijving geldig was en dat de gemeente ten onrechte had besloten om de procedure te stoppen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente rechtmatig had gehandeld door de verkoopprocedure te staken, omdat zij niet kon garanderen dat alle inschrijvers gelijk behandeld zouden worden. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat de stopzetting van de procedure gerechtvaardigd was. De proceskosten werden toegewezen aan de Gemeente Rhenen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/567770 / KG ZA 23-687
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaten: mr. F.J.J. Cornelissen en mr. M. Jonkers,
tegen
GEMEENTE RHENEN,
zetelend te Rhenen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaten: mr. E.E. Zeelenberg en mr. M.C. Mulder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord van de Gemeente;
  • de akte overlegging producties, tevens houdende een verzoek ex art. 22 Rv van [eiseres] met producties 29 en 30;
  • de antwoordakte van de Gemeente;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 26 maart 2024. Bij de mondelinge behandeling waren namens [eiseres] aanwezig de heer [A] , directeur van [eiseres] , de heer [B] , directeur van [eiseres] , de heer [C] , projectleider bij [eiseres] , en de heer [D] , boomexpert en optredende als deskundige voor [eiseres] .
Mr. Cornelissen en mr. Jonkers waren eveneens bij de mondelinge behandeling aanwezig. Namens de Gemeente waren mevrouw [E] , [functie 1] bij de Gemeente en
de heer [F] , [functie 2] bij de Gemeente, samen met mr. Zeelenberg en
mr. Mulder aanwezig. Door en namens partijen zijn de standpunten verder toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de voorzieningenrechter. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Het geschil

Achtergrond
2.1.
De Gemeente heeft een openbare verkoopprocedure georganiseerd voor de verkoop van het dorpshuis in [plaats] (hierna: het Dorpshuis), met het oog op de realisatie van woningen op het terrein van het Dorpshuis. In dat kader heeft de Gemeente op 20 juli 2022 het Verkoopdocument Dorpshuis [plaats] (hierna: het Verkoopdocument) op haar website gepubliceerd. Geïnteresseerden konden zich per e-mail als deelnemer aanmelden en kregen dan toegang tot het communicatieplatform Negometrix ‘Mercell Source-to-contract’ (hierna: Mercell).
2.2.
[eiseres] heeft tijdig ingeschreven. De inschrijvingen werden volgens het Verkoopdocument getoetst aan zogenaamde randvoorwaarden. De randvoorwaarden zijn minimumeisen waaraan de inschrijvingen moesten voldoen. Het niet voldoen aan deze randvoorwaarden kon tot uitsluiting leiden.
2.3.
Op 6 maart 2023 heeft de Gemeente [eiseres] bericht dat haar inschrijving op zes onderdelen niet aan de gestelde randvoorwaarden voldeed. Om die reden heeft de Gemeente de inschrijving van [eiseres] terzijde gelegd en haar medegedeeld dat het college heeft besloten om Vereniging Klas en Beitel als beoogd koper van het Dorpshuis aan te wijzen.
2.4.
Omdat [eiseres] van mening was dat haar inschrijving wel aan de gestelde randvoorwaarden voldeed, is zij in een kort geding procedure bij deze rechtbank opgekomen tegen het besluit van de Gemeente om haar inschrijving uit te sluiten. In het daaropvolgende vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2023, met kenmerk C/16/554385 / KG ZA 23-154, is de Gemeente veroordeeld om “opnieuw en met inachtneming van de overwegingen in dit vonnis een besluit te nemen over de inschrijving van [eiseres] op uitsluitend de onderdelen ‘Leilindes’ en ‘Parkeren’.” In overweging 2.27 staat: “Van de gemeente Rhenen kan worden verlangd dat zij doet wat zij meteen had behoren te doen: de bestaande beoordelingscommissie bevragen schriftelijk toe te lichten waar de door de commissie genoemde vrees concreet op is gebaseerd met de opdracht die vrees te objectiveren”.
2.5.
Op 30 november 2023 heeft de Gemeente vervolgens aan de alle deelnemers bericht dat zij op 28 november 2023 besloten heeft de verkoopprocedure in zijn geheel stop te zetten (hierna: het Stopbesluit). Voor zover relevant luidt het Stopbesluit als volgt:
"Het college van burgemeester en wethouders heeft een besluit genomen over de verkoopprocedure
Dorpshuis [plaats] . Het besluit is dat het college de verkoopprocedure stopt.
De selectie van een koper dient via een transparant proces te gebeuren, waarbij alle deelnemende
partijen gelijk behandeld worden. Dat was onze bedoeling toen we het verkoopproces startten. Met
de kennis van nu, gevoed door het kort gedingvonnis van juni 2023, is voor het college duidelijk
geworden dat met het voortzetten van de huidige verkoopprocedure de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur niet voldoende kunnen worden gewaarborgd.
Sinds het vonnis is door de gemeente geprobeerd om de opdracht van de kort gedingrechter binnen
de gegeven kaders van het verkoopproces uit te voeren en daarbij ook naar alle partijen toe zo zuiver
mogelijk te handelen. Daarbij is gebleken dat de gemeente niet kan garanderen dat binnen de huidige
verkoopregels alle partijen gelijk behandeld worden. Die gelijke behandeling en het creëren en
waarborgen van een gelijk en transparant speelveld zijn echter juist cruciaal voor een eerlijk
verkoopproces. Dat heeft ertoe geleid dat op dit moment maar een route het meest recht doet aan de
rechten van alle deelnemende partijen, en dat is dit proces staken, zodat er ruimte ontstaat voor een
nieuw en verbeterd proces.
Het doel blijft om op locatie Dorpshuis woningbouw mogelijk te maken. Op dit moment is echter nog
niet bekend hoe het nieuwe verkoopproces eruit zal zien. Als u daar t.z.t. over geïnformeerd wilt
worden, kunt u dat via Mercell laten weten.
Bent u het niet eens met dit besluit?
Dan kunt u binnen 20 kalenderdagen na publicatie een kort geding starten bij de voorzieningenrechter
van de rechtbank Midden-Nederland. Als u hiervan gebruik maakt, dan verzoeken wij u om een digitaal exemplaar van de dagvaarding toe te zenden aan [E] @ [.] .nl. Als binnen 20
kalenderdagen na deze publicatie geen kort geding is gestart, dan vervalt het recht om tegen dit besluit
op te komen."
2.6.
Op 12 december 2023 heeft de Gemeente, na een verzoek van [eiseres] daartoe, een nadere schriftelijke toelichting op het Stopbesluit aan [eiseres] gegeven. Voor zover relevant luidt deze toelichting:
"In paragraaf 2.5 van het Verkoopdocument heeft de gemeente zich het recht voorbehouden om de
verkoopprocedure te allen tijde geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of definitief op te schorten of te
stoppen"(...)". Van dit recht heeft de gemeente gebruik gemaakt om deze verkoopprocedure geheel
en definitief te stoppen. Als aangegeven in het bericht van 30 november jl. is de reden daarvoor dat
met het voortzetten van de procedure het gelijke speelveld niet langer kan worden gegarandeerd en
aldus strijd ontstaat met het gelijkheidsbeginsel. Dit is een besluit dat de gemeente niet lichtvaardig
heeft genomen, vandaar dat hier ook enige tijd overheen is gegaan.
De gemeente is naar aanleiding van het vonnis van de voorzieningenrechter van 7 juni 2023
overgegaan tot herbeoordeling van de inschrijving van [eiseres] op de randvoorwaarden "leilindes"
en "parkeren". Daarbij had de gemeente de opdracht van de voorzieningenrechter om (1) alleen de
inschrijving van [eiseres] te herbeoordelen op genoemde twee onderdelen en (2) de door de
beoordelingscommissie genoemde vrees ten aanzien van de inschrijving van [eiseres] op deze
randvoorwaarden te objectiveren. Daartoe moest een nadere, meer diepgravende toetsing van de
inschrijving van [eiseres] op deze randvoorwaarden plaatsvinden.
De gemeente heeft die toetsing ter hand genomen. Deze toetsing leidde materieel tot dezelfde
conclusie, namelijk dat de inschrijving van [eiseres] ongeldig is. Gelet op het feit dat u namens [eiseres]
op 3 oktober jl. aan de gemeente nog heeft verzocht om een boomdeskundige op het terrein
van het dorpshuis toe te laten, heeft [eiseres] dat zelf ook ingezien. Op grond van het
gelijkheidsbeginsel kon en mocht de gemeente [eiseres] - als individuele inschrijver - echter niet
toestaan om na inschrijving nog nader onderzoek te laten doen.
Een en ander heeft de gemeente tot de conclusie geleid dat de gemeente de inschrijving van [eiseres]
na herbeoordeling nogmaals terzijde zou moeten leggen, om de verkoop vervolgens te gunnen aan
een andere inschrijver, wiens inschrijving echter niet aan eenzelfde nadere toetsing is onderworpen
als de inschrijving van [eiseres] . Het vonnis in kort geding, waarin de gemeente alleen is veroordeeld
tot herbeoordeling van de inschrijving van [eiseres] , biedt immers geen ruimte voor een
herbeoordeling van alle inschrijvingen. Juist deze ongelijkheid in beoordeling van de inschrijvingen
van partijen heeft de gemeente doen besluiten om de huidige Verkoopprocedure definitief te
stoppen. De gemeente wil daarmee de ontstane ongelijkheid wegnemen om ervoor te zorgen dat alle
partijen daadwerkelijk een gelijke kans hebben en houden op de verwerving van het Dorpshuis in [plaats] .
Met deze beslissing maakt de gemeente ruimte voor een nieuw en verbeterd proces, waarin iedereen
weer gelijk aan de lat staat. Van favoritisme of willekeur is dus, wat de gemeente betreft, geen
sprake."
Standpunt en vordering van [eiseres]
2.7.
[eiseres] is van mening dat de Gemeente ten onrechte de verkoopprocedure heeft stopgezet. Zij voert daartoe aan dat het Stopbesluit is gegrond op twee redenen, namelijk (i) de Gemeente zou in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelen wanneer de verkoopprocedure zou worden voortgezet, en (ii) de conclusie van de Gemeente dat na een herbeoordeling is gebleken dat de inschrijving van [eiseres] op de onderdelen “Leilindes” en “Parkeren” (nog steeds) ongeldig is.
2.8.
Volgens [eiseres] volgt de eerste reden uit de tweede reden zodat het Stopbesluit geen stand kan houden wanneer komt vast te staan dat de inschrijving van [eiseres] geldig is. [eiseres] stelt (onder meer) dat uit een rapport van haar boomexpert blijkt dat haar inschrijving geldig is en verzet zich daarom tegen de ongeldigverklaring van haar inschrijving door de Gemeente. Dat oordeel kan volgens haar geen stand houden zodat het Stopbesluit evenmin in stand kan blijven, aldus [eiseres] .
2.9.
Gezien het voorgaande vordert [eiseres] – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente veroordeelt:
Primair
 het Stopbesluit in te trekken binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis, en het Dorpshuis binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiseres] te gunnen op de wijze die in het Verkoopdocument is bepaald;
Subsidiair
 het Stopbesluit in te trekken binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis, en de inschrijving van [eiseres] op de onderdelen 'leilindes' en 'parkeren' opnieuw te
(laten) beoordelen, een en ander binnen de kaders van het vonnis van 7 juni 2023 en
en de herbeoordeling te laten uitvoeren door een nieuwe, onafhankelijke en
onbevooroordeelde beoordelingscommissie met inschakeling van een externe boomdeskundige
Meer subsidiair
 het Stopbesluit in te trekken binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis, en een nieuwe verkoopprocedure te organiseren, voor zover de Gemeente het
Dorpshuis nog wil verkopen;
Nog meer subsidiair
 een andere rechtsmaatregel te treffen die de rechtbank in goede justitie passend acht en recht doet aan de belangen van [eiseres] ;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
 tot betaling van een dwangsom bij overtreding van de hiervoor genoemde geboden;
In alle gevallen
 tot betaling van de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.10.
[eiseres] grondt haar spoedeisend belang op het feit dat de Gemeente voornemens is uitvoering te geven aan haar Stopbesluit. [eiseres] verwijst in dit verband tevens naar de vervaltermijn voor het entameren van een juridische procedure, zoals is opgenomen in het Stopbesluit.
2.11.
[eiseres] heeft tevens een (voorwaardelijke) incidentele vordering strekkende tot exhibitie op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dan wel een verzoek op grond van artikel 22 Rv ingediend omdat de Gemeente vooralsnog geen stukken heeft verstrekt die voor [eiseres] van belang zijn bij de beoordeling van het standpunt van de Gemeente dat [eiseres] een ongeldige inschrijving zou hebben ingediend. [eiseres] stelt dat de opinie van de beoordelingscommissie voor haar van groot belang is omdat de Gemeente de (nieuwe) ongeldigverklaring daarop baseert en vervolgens volgens haar op dat oordeel het bestreden Stopbesluit is genomen.
Standpunt en verweer van de Gemeente
2.12.
De Gemeente stelt zich op het standpunt dat er in de onderhavige procedure geen besluit tot ongeldigverklaring van de inschrijving van [eiseres] voorligt omdat zij een dergelijk besluit niet heeft genomen. De Gemeente benadrukt dat zij enkel heeft besloten de verkoopprocedure voor het Dorpshuis geheel te stoppen en dat zij daartoe het Stopbesluit heeft genomen.
2.13.
De Gemeente stelt tot het Stopbesluit te zijn gekomen om één reden, dat het haar bij de uitvoering van de opdracht uit het vonnis van 7 juni 2023 is gebleken dat zij het gelijkheidsbeginsel en daarmee het level playing field in de huidige verkoopprocedure niet langer kon waarborgen. De Gemeente stelt daarnaast dat het haar op grond van het Verkoopdocument en het beginsel van de contractsvrijheid vrijstond om het Stopbesluit te nemen. De Gemeente heeft bestreden dat de vermelding van haar conclusie - dat na een herbeoordeling is gebleken dat de inschrijving van [eiseres] op de onderdelen “leilindes” en “parkeren” (nog steeds) ongeldig is - in het Stopbesluit als een tweede reden voor dat besluit heeft te gelden.
2.14.
Daarmee is volgens de Gemeente de (stopgezette) verkoopprocedure een gepasseerd station. Het is daarom niet meer relevant of [eiseres] (of enige andere partij) nu wel of niet geldig op die stopgezette verkoopprocedure heeft ingeschreven. De Gemeente stelt dat daaruit volgt dat zowel de vorderingen in de hoofdzaak als de (voorwaardelijke) incidentele vordering van [eiseres] feitelijke grondslag ontberen nu alle vorderingen van [eiseres] zijn gebaseerd op de onterechte aanname dat de Gemeente een (herhaald of nieuw) besluit tot ongeldigverklaring van haar inschrijving zou hebben genomen.
2.15.
Op basis van het voorgaande concludeert de Gemeente dan ook tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt voorop dat nu de incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv dan wel het verzoek op grond van artikel 22 Rv van [eiseres] zodanig samenhangt met de inhoud van hoofdzaak deze incidentele vordering, in tegenstelling tot wat normaal gebruikelijk is bij een dergelijke vordering, na behandeling van de hoofdzaak in dit vonnis aan de orde zal komen.
In de hoofdzaak
Spoedeisend belang
3.2.
Nu de Gemeente voornemens is om uitvoering te geven aan het Stopbesluit en er tevens sprake is van een vervaltermijn voor het entameren van een juridische procedure, zoals is opgenomen in datzelfde Stopbesluit, heeft [eiseres] een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorlopige voorzieningen.
Het toetsingskader
3.3.
In dit kort geding draait het om de beantwoording van de vraag of het de Gemeente vrijstond om de verkoopprocedure voor de verkoop van het Dorpshuis stop te zetten.
Voordat deze vraag wordt beantwoord, zal eerst worden ingegaan op het karakter van de verkoopprocedure en de beginselen en regels waaraan de Gemeente zich dient te houden.
3.4.
De Gemeente heeft een verkoopprocedure georganiseerd om de aan haar in eigendom toebehorende onroerende zaak (het Dorpshuis) aan een private partij te verkopen. Het gaat in deze zaak dus om het aangaan van een privaatrechtelijke (koop)overeenkomst tussen de Gemeente enerzijds en een private partij (ontwikkelaar) anderzijds.
3.5.
Het aangaan van zo’n (koop)overeenkomst is geen overheidsopdracht die op grond van de Aanbestedingswet 2012 moet worden aanbesteed. Dit betekent dat de Gemeente niet verplicht is om de bepalingen van de Aanbestedingswet 2012 en de daarbij horende aanbestedingsrechtelijke beginselen in acht te nemen. Waar [eiseres] het standpunt heeft ingenomen dat dit wel zo is en haar stellingen op het aanbestedingsrecht heeft gebaseerd, is zij uitgegaan van een onjuist uitgangspunt.
3.6.
Bij het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten staat het beginsel van contractsvrijheid voorop. Dit houdt onder andere in dat de eigenaar van een zaak (in dit geval de Gemeente) vrij is om te bepalen of hij een overeenkomst wil sluiten en zo ja, met wie, onder welke voorwaarden en tegen welke prijs. Deze vrijheid wordt echter beperkt doordat de Gemeente op grond van artikel 3:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de geschreven en ongeschreven regels van het publiekrecht in acht moet nemen; de Gemeente mag daarmee niet in strijd handelen. Tot die ongeschreven regels van het publiekrecht behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Dit gelijkheidsbeginsel verschilt wat inhoud betreft niet wezenlijk van het gelijkheidsbeginsel zoals dat in het aanbestedingsrecht geldt.
3.7.
De Hoge Raad heeft, in wat in de rechtspraktijk het Didam arrest is gaan heten (ECLI:NL:HR:2021:1778), geoordeeld dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
3.8.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen, aldus de Hoge Raad.
3.9.
De Gemeente moet zich in dit verband ook houden aan de regels van het verbintenissenrecht. Dit betekent dat de Gemeente zich tegenover de gegadigden moet gedragen met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Dat moet de Gemeente ook doen in de fase die voorafgaat aan het sluiten van de koopovereenkomst (de precontractuele fase). Dat de Gemeente dit moet, vloeit voort uit artikel 6:2 BW en vaste rechtspraak op dit punt.
3.10.
De maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen in dit geval mee dat de Gemeente zich aan de door haar opgestelde en openbaar gemaakte spelregels van de verkoopprocedure moet houden; wat de Gemeente zegt te zullen doen, moet zij ook doen. De Gemeente mag deze spelregels niet meer veranderen zodra er door de gegadigden een aanbieding is gedaan.
Het toetsingskader van het Stopbesluit
3.11.
De toetsing door de rechtbank of de Gemeente bij het nemen van het Stopbesluit heeft gehandeld in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, betreft een volle toets. De toetsing van de inhoud van het Stopbesluit betreft, mede vanwege de in artikel 2.5.1 van het Verkoopdocument bepaalde bevoegdheid van de Gemeente om de verkoopprocedure stop te zetten (zoals opgenomen onder 3.13), een marginale toets. Die toets is beperkt tot de vraag of de Gemeente in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen.
De toetsing van het Stopbesluit aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
3.12.
Vooropgesteld wordt dat de Gemeente met de openbare verkoopprocedure, waarvan de voorwaarden zijn vastgelegd in het Verkoopdocument, heeft voldaan aan de criteria zoals die door de Hoge Raad zijn vastgesteld in het hiervoor onder 3.7 genoemde Didam arrest. Dat de Gemeente daaraan heeft voldaan is overigens ook niet tussen partijen in geschil. Door inschrijving van [eiseres] op deze openbare verkoopprocedure heeft [eiseres] zich geconformeerd aan de bijbehorende van toepassing zijnde regels en voorwaarden uit het Verkoopdocument.
3.13.
Artikel 2.5.1 van het Verkoopdocument – het eerste artikel in de paragraaf met betrekking tot de regels van de verkoopprocedure – luidt:
3.14.
Op grond van het voorbehoud uit artikel 2.5.1 van het Verkoopdocument stond het de Gemeente vrij om de verkoopprocedure “te allen tijde” te stoppen. Dus ook in het stadium van de herbeoordeling, waarin de procedure zich na het vonnis van 7 juni 2023 nog bevond. De Gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij haar beslissing de van toepassing zijnde algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel in acht heeft genomen. Dit blijkt uit het feit dat het Stopbesluit door de Gemeente via Mercell bekend is gemaakt. Met deze wijze van bekendmaking heeft de Gemeente alle inschrijvers op de verkoopprocedure voor het Dorpshuis op dezelfde wijze en bovendien gelijktijdig geïnformeerd. Daarnaast is de inhoud van het Stopbesluit en het rechtsgevolg daarvan voor alle inschrijvers hetzelfde, te weten dat de verkoopprocedure wordt stopgezet en de inschrijvingen niet verder door de Gemeente in behandeling worden genomen. Bovendien heeft De Gemeente een bezwaartermijn tegen het Stopbesluit opengesteld, zodat de toetsing daarvan gewaarborgd is.
De toetsing van de inhoud van het Stopbesluit
3.15.
Wat betreft de inhoud en de reden van het Stopbesluit heeft de Gemeente toegelicht dat zij na het vonnis van 7 juni 2023 heeft geprobeerd om aan de veroordeling van dat vonnis te voldoen. Die veroordeling was om met in achtneming van de overwegingen van de rechtbank in dat vonnis een (nieuw) besluit te nemen over de onderdelen ‘Leilindes’ en ‘Parkeren’. Uit die overwegingen bleek dat de Gemeente aan de beoordelingscommissie diende te vragen om binnen de kaders van de verkoopprocedure, zoals vastgelegd in het Verkoopdocument, toe te lichten waar de door de commissie genoemde vrees op de onderdelen “Leilindes” en “Parkeren” concreet op was gebaseerd en die vrees te objectiveren.
3.16.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Gemeente toegelicht dat de noodzaak tot objectivering van de vrees door de beoordelingscommissie, leidde tot een strengere toets dan oorspronkelijk in het Verkoopdocument door de Gemeente was uitgevraagd. Voor die objectivering was volgens de Gemeente een nadere detailtoetsing van de inschrijving van [eiseres] vereist, terwijl de verkoopprocedure daarvoor geen ruimte bood. De inschrijvingen dienden – zo bepaalt artikel 5.7.2 van het Verkoopdocument – namelijk slechts een uitwerking op het niveau van een schetsplan te bevatten. Pas in een later stadium, na contractvorming, diende dit schetsplan nader uitgewerkt te worden. En pas in dat stadium zou er door de Gemeente ook meer in detail getoetst worden. Door de ontstane vrees bij de inschrijving van [eiseres] te objectiveren, zou de inschrijving van [eiseres] vanwege de detailtoetsing langs een strengere lat worden gelegd dan de overige inschrijvingen. Dit leverde een ongelijkheid in de beoordelingen op die strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, aldus de Gemeente. Omdat de Gemeente heeft aangegeven juist zuiver te willen handelen met de verkoopprocedure heeft zij besloten om de verkoopprocedure stop te zetten.
3.17.
[eiseres] heeft betoogd dat de inhoud van het Stopbesluit niet deugdelijk is omdat haar inschrijving geldig is. Volgens haar heeft de door de Gemeente aangevoerde reden dat voortzetting van de verkoopprocedure strijdig zou zijn met het gelijkheidsbeginsel, geen zelfstandige betekenis. Dat betoog is gebaseerd op het uitgangspunt dat aan het Stopbesluit als zelfstandig dragende reden ten grondslag ligt dat haar inschrijving ongeldig is. Zij leest de redenen van het Stopbesluit aldus dat dat geen stand kan houden indien komt vast te staan dat haar inschrijving geldig is. Voor die lezing acht zij van belang hetgeen is opgenomen in de nadere schriftelijke toelichting van de Gemeente van 12 december 2023 op het Stopbesluit, zoals is weergegeven onder 2.6.
3.18.
Het betoog van [eiseres] over de ongeldigheid van haar inschrijving als de zelfstandig dragende reden van het Stopbesluit faalt. Uit de inhoud van het Stopbesluit blijkt niet dat daaraan de ongeldigheid van de inschrijving van [eiseres] ten grondslag ligt. Evenmin blijkt dat uit de toelichting van 12 december 2023 die de Gemeente aan [eiseres] heeft gegeven. Dit betekent dat de beoordeling van de geldigheid van de inschrijving van [eiseres] in het kader van de toetsing van de inhoud van het Stopbesluit geen verdere bespreking behoeft. De door partijen in dat verband aangedragen stellingen zullen om die reden onbesproken blijven.
3.19.
Vervolgens dient wel te worden beoordeeld of de Gemeente in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat zij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel, bij voortzetting van de verkoopprocedure niet langer kon waarborgen. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Gebleken is dat de Gemeente heeft gepoogd om aan de veroordeling van het vonnis van 7 juni 2023 te voldoen. De Gemeente heeft met haar betoog, zoals onder 3.16 uiteengezet, voldoende aannemelijk gemaakt dat het haar daarbij is gebleken dat de door de rechtbank opgedragen objectivering van de vrees, die door de beoordelingscommissie in de initiële beoordeling was genoemd, niet uitvoerbaar was zonder daarmee buiten de kaders van de verkoopprocedure te treden en daarmee het gelijkheids- en transparantiebeginsel te schenden en dat zij om die reden het Stopbesluit heeft genomen.
3.20.
Tenslotte resteert de toets van het Stopbesluit aan de redelijkheid en billijkheid die in de privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen de Gemeente en [eiseres] gelden. Van enige strijdigheid daarmee is geen sprake. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen in dit geval mee dat de Gemeente zich aan de door haar opgestelde en openbaar gemaakte spelregels van de verkoopprocedure moet houden. De Gemeente heeft dat gedaan door gebruik te maken van het voorbehoud zoals dat is opgenomen in artikel 2.5.1 van het Verkoopdocument en tussen haar en de inschrijvers, waaronder [eiseres] , van toepassing was. [eiseres] heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld die maken dat de Gemeente in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid. De omstandigheid dat volgens [eiseres] haar inschrijving geldig was, is voor de beoordeling van de vraag of de Gemeente conform de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld niet van belang, omdat de ongeldigheid van die inschrijving, zoals hiervoor in 3.18 is geconcludeerd, niet aan het Stopbesluit ten grondslag lag.
Slotsom
3.21.
Het voorgaande overziend kan van het Stopbesluit gezien in het licht van de daaraan ten grondslag liggende overwegingen en de wijze waarop dit tot stand is gekomen niet gezegd worden dat de Gemeente daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen komen. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
3.22.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat
€ 1.079,00
totaal € 1.767,00
3.23.
De nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot. De rente over de proces- en nakosten zal, als niet weersproken, eveneens worden toegewezen.
In het incident ex artikel 843a Rv dan wel het verzoek ex artikel 22 Rv
3.24.
Zoals onder 3.1 is vermeld heeft [eiseres] ook nog een incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv dan wel een verzoek op grond van artikel 22 Rv ingesteld.
3.25.
Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan een partij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op basis van dit artikel moet er dus aan vier cumulatieve vereisten worden voldaan, wil een vordering tot afgifte van stukken of inzage in stukken toewijsbaar zijn, namelijk:
er moet sprake zijn van een rechtmatig belang,
het moet gaan om bepaalde bescheiden,
er moet sprake zijn van een rechtsbetrekking, en
degene van wie de bescheiden worden gevorderd, dient deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting te hebben.
3.26.
[eiseres] vordert in dit incident – kort gezegd – alle informatie die verband houdt met de berichtgeving aan en werkzaamheden van de beoordelingscommissie, met als doel inzicht te krijgen in informatie, waarop de Gemeente haar oordeel baseert dat de inschrijving van [eiseres] ongeldig is en, in het verlengde daarvan, om te kunnen controleren of het Stopbesluit deugdelijk is.
3.27.
Eerst moet worden vastgesteld of [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij haar vordering. Nu in de hoofdzaak is geconcludeerd dat de Gemeente rechtmatig tot het Stopbesluit is gekomen ontbreekt de relevantie van de door [eiseres] gevraagde informatie. Op grond van het voorgaande ontbreekt daarmee het rechtmatig belang van [eiseres] bij haar vordering, zodat reeds hierom niet aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. De incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv zal dan ook worden afgewezen.
3.28.
Niet alleen artikel 843a Rv ziet op het bijbrengen van schriftelijke bewijsmiddelen maar ook artikel 22 Rv. Dat artikel geeft de rechter de discretionaire bevoegdheid om in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen te bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Indien aan dit bevel geen gehoor wordt gegeven, moet de rechter beslissen of de weigering gerechtvaardigd is, bij gebreke waarvan hij daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hij geraden acht.
3.29.
[eiseres] heeft mede op grond van artikel 22 Rv verzocht de zogenaamde boomeffectanalyse, die is uitgevoerd in opdracht van de Gemeente, in het geding te brengen. Gelet op wat hiervoor en in de hoofdzaak is overwogen – dat die informatie niet relevant is om tot het Stopbesluit te komen – heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter tevens geen belang bij haar verzoek op grond van artikel 22 Rv, zodat ook deze ingestelde vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
3.30.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in het incident in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 598,00 aan salaris advocaat. De nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot. De rente over de proces- en nakosten zal, als niet weersproken, eveneens worden toegewezen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
In het incident
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 598,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien betaling niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
In de hoofdzaak
4.3.
wijst het gevorderde af;
4.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.767,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien betaling niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
In het incident en in de hoofdzaak
4.5.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van de Gemeente ontstane
kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde
dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eiseres] niet binnen veertien
dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 90,00 aan salaris
advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, indien betaling niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van mr. E.J.W. van Berkel, griffier, in het openbaar uitgesproken door
mr. D. Wachter op 16 april 2024.
type: BEv / 4998
coll: