Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
de burgemeester van de gemeente Utrecht, de burgemeesteren de
Inleiding en procesverloop
Achtergrond
Deze procedure
- Het horecabedrijf te sluiten voor de duur van zes weken op grond van artikel 24 van de Verordening horeca gemeente Utrecht (de Horecaverordening) en art 2.21 van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 (de APV). Hierin is bepaald dat een horecabedrijf kan worden gesloten als wordt gehandeld in strijd met het belang van de openbare orde en woon- en leefklimaat en dat het verboden is om een speelgelegenheid te exploiteren zonder vergunning;
- De Alcoholwetvergunning in te trekken op grond van artikel 31, eerste lid onder b en c van de Alcoholwet. Hierin is bepaald dat de vergunning wordt ingetrokken als (1) de bedrijfsleider van de inrichting van slecht levensgedrag is respectievelijk als (2) het van kracht blijven van de vergunning de vrees wettigt dat dit gevaar zou opleveren voor de openbare orde, vanwege feiten die zich in de inrichting hebben voorgedaan; en
- De exploitatievergunning in te trekken op grond van artikel 12, eerste lid onder d van de Horecaverordening. Hierin is bepaald dat de burgemeester onder meer de vergunning intrekt als de exploitatie van het horecabedrijf een gevaar oplevert voor de openbare orde of de woon- en leefsituatie van omwonenden.
Beoordeling door de rechtbank
Procesbelang
De inhoudelijke beoordeling
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage wettelijk kader
AlcoholwetArtikel 81. Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:a. zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;c. zij mogen niet onder curatele staan.2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden naast de in het eerste lid gestelde eisen andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden gesteld en kan de in dat lid, onder b, gestelde eis nader worden omschreven.(…)Artikel 311. Een vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken, indien:(…)b. niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikelen 8 en 10 geldende eisen;c. zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;(…)
Algemene wet bestuursrecht
1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.
3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.
a. speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden een spel te beoefenen;
b. spel: spel, gespeeld in een speelgelegenheid als bedoeld onder a, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
2.Onverminderd hetgeen is bepaald in de Wet op de kansspelen is het verboden zonder vergunning een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
3.Onverminderd hetgeen is bepaald in de Wet op de kansspelen is het verboden deel te nemen aan een spel.
4.De verboden in het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op speelgelegenheden waarvoor vergunning is verleend op grond van de Wet op de kansspelen of op grond van de Verordening op de speelautomatenhallen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid van de Wet op de kansspelen.
5.Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Verordening horeca gemeente Utrecht
(…)
b. een leidinggevende is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
(…)
(…)
b. de vergunninghouder niet langer voldoet aan de eisen in artikel 9;
(…)
d. de exploitatie van het horecabedrijf een gevaar oplevert voor de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, de gezondheid, de bescherming van het milieu of de woon- en leefsituatie van omwonenden;
(…)
(…)
c. in of rondom het horecabedrijf in strijd wordt gehandeld met het belang van de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, de gezondheid, de bescherming van het milieu of de woon- en leefsituatie van omwonenden in de omgeving van het horecabedrijf.
(…)