ECLI:NL:RBMNE:2024:2311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
16/211903-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 62-jarige vrouw in eigen woning met geweld en toerekeningsvatbaarheid

Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 augustus 2023 een 62-jarige vrouw heeft verkracht in haar eigen woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 40 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte gedurende vijf jaar geen contact mag hebben met het slachtoffer en zich niet in de nabijheid van haar woning mag bevinden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 8.355,00 is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een groot risico op recidive vertoont en dat behandeling noodzakelijk is om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/211903-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. T.C. Cooman namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 22 augustus 2023 in [woonplaats] [slachtoffer] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [2] van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt, zakelijk weergegeven:
Op 22 augustus kwamen wij aan op de [adres] te [woonplaats] . Binnen zat er een mevrouw op de bank en zij gaf aan verkracht te zijn. Later bleek dat het ging om [slachtoffer] geboren op [1960] . Ik hoorde haar het volgende zeggen:
In de badkamer heeft hij mij gevingerd. Ik probeerde hem tijdens het vingeren weg te duwen en weg te slaan, maar ik kreeg dit niet voor elkaar. Ik probeerde te schreeuwen, omdat ik hoopte dat de buren mij misschien hoorde. Hierdoor stak hij zijn vingers in mijn mond, waardoor ik niet kon schreeuwen. Hij sleurde mij naar de slaapkamer die alleen te bereiken is vanaf de badkamer. Hij gooide mij neer op het bed en pakte mij vast. Hij heeft mij met zijn geslachtsdeel gepenetreerd. Ik wilde hem slaan, maar werd aan mijn polsen tegen het bed aangedrukt. Hierdoor kon ik niets doen.
Uit de
aangifte van [slachtoffer] van 23 augustus 2023 [3] volgt, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats]
Pleegdatum: Tussen dinsdag 22 augustus 2023 om 07:00 uur en dinsdag
22 augustus 2023 om 08:38 uur
V: [slachtoffer] , vertel ons nog eens wat er gisteren met jou is gebeurd?
A: Ik zat even op de stoel en dacht ik ga zo even lekker douchen. Mijn onderbroek was al uit omdat ik wilde gaan douchen. Toen wilde ik naar de gang lopen om te kijken en toen stond hij in ene voor me. Dus ik begon te schreeuwen: wie ben je ga mijn huis uit! Toen probeerde hij me vast te pakken en probeerde ik me los te wrikken. Toen pakte hij me nog steviger beet en duwde me naar achteren. Toen begon de worsteling en begon ik te schreeuwen en duwde hij zijn hand voor mijn mond en zijn vingers in mijn keel. Toen gooide hij me op de grond. Toen begon hij me dus heel hard te vingeren. Zo hard dat ik begon te bloeden en toen was
ik weer met hem aan het knokken om los te komen. Ik zei terwijl hij dat deed: ga mijn
huis uit! Toen pakte hij me beet en deed het slaapkamerraam dicht en het rolgordijn
naar beneden en wilde hij dat ik ging liggen op bed. Hij zei: Ga liggen! Toen ging hij
bovenop me liggen en toen deed hij zijn pik bij me binnen. Ik worstelde om los te komen
maar het lukte niet want hij was groot en sterk. Toen zei hij: Je blijft liggen!
V: Je zegt ook, toen probeerde hij me vast te pakken en probeerde jij je los te wrikken?
A: Ja, aan mijn armen en mijn schouders en hij deed zijn armen om me heen.
V: Hoe komen jullie dan in jouw slaapkamer terecht?
A: Dat hij tegen me aan begon te rijden en me weer naar achteren duwde. Toen deed hij
het slotje van de badkamer op slot. Toen hij me naar achteren duwde weer richting de slaapkamer maakte hij het slotje los. Toen deed hij de raampjes en het rolgordijntjes dicht.
V: Waar ben jij in de slaapkamer als hij de ramen sluit en het rolgordijn naar beneden doet?
A: Op bed, ik moest van hem op bed gaan zitten.
V: En dan?
A: Kwam hij heel snel naar me toe en zei: ga liggen. Ik zei: nee, ik ga niet liggen ga
mijn huis uit! Hij zei: ga liggen!
V: En dan?
A: Toen sprong hij bovenop me en ging op me liggen en toen zag ik dat hij zijn onderbroek naar beneden deed. Toen dacht ik; Oh nee, oh nee, oh nee! Toen deed hij zijn pik er in en ging wip bewegingen maken. Toen heeft hij een paar keer die wipbewegingen gemaakt. Hij hield me aan mijn handen vast.
V: Heeft hij jou nog op of onder je nachtpon aangeraakt?
A: Ik weet dat hij heel even aan mijn borst heeft gezeten, tijdens het tegen me aanrijden. Dat was mijn linkerborst.
V: Wat deed hij toen bij jouw borst?
A: Wel echt een paar keer in knijpen met zijn volle hand, zijn linkerhand. Dit was
over de kleding.
V: Hoe lag jij op het bed tijdens het wippen?
A: Op mijn rug een beetje in het midden en hij hield constant mijn handen vast. Ik begin
nu wat kleine blauwe plekjes te krijgen.
Uit het
proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [4] opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] volgt, zakelijk weergegeven:
Slachtoffer
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [1960]
Toen het slachtoffer zich ontkleedde zag ik dat er bloed en vloeistof in de slip van het slachtoffer zat. Wij zagen tijdens het top-teen onderzoek dat het slachtoffer een rode verkleuring had op haar rechterwang ten hoogte van de jukbeen. Ook zagen wij een blauwe plek. Wij zagen op haar beide knieën huidloslating, vermoedelijk veroorzaakt door het
schuiven en/of schuren van de knieën toen zij naar de grond werd gewerkt. Ook zagen wij een onderhuidse bloeduitstorting op de bovenzijde en linkerzijde van haar linkervoet.
Door de forensisch arts werd met gebruikmaking van de onderzoeksset zeden, een onderzoek ingesteld aan en in het lichaam van het slachtoffer. De onderzoeksset zeden was voorzien van het zegelnummer ZAAE5442NL.
Rapporteur H. Mujčić heeft in een
deskundigenrapportage Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut [5] van 1 september 2023 onder meer het volgende gerapporteerd, zakelijk weergegeven:
Onderstaand materiaal is ontvangen van de politie
WAAW5473NL referentiemonster wangslijmvlies van verdachte [verdachte]
ZAAE5442NL onderzoeksset zedendelicten ZAAE5442NL van slachtoffer [slachtoffer]

7.Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

ZAAE5442NL#01buitenste schaamlippen,nat
DNA kan afkomstig zijn van:minimaal twee personen:- verdachte [verdachte](sperma, zie toelichting 4)- slachtoffer [slachtoffer]
Onderzoek naar aard celmateriaal:- bloed aangetroffen?- aanwijzing speeksel?- aanwijzing spermavloeistof?- spermacellen waargenomen?
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard- zie toelichting 5
Resultaat:
jajajaja
ZAAE5442NL#02binnenste schaamlippen,nat
DNA kan afkomstig zijn van:minimaal twee personen:- verdachte [verdachte](sperma, zie toelichting 4)- slachtoffer [slachtoffer]
Onderzoek naar aard celmateriaal:- bloed aangetroffen?- aanwijzing speeksel?- aanwijzing spermavloeistof?- spermacellen waargenomen?
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard- zie toelichting 5
Resultaat:
Ja
neejaja
ZAAE5442NL#03diep vaginaal
DNA kan afkomstig zijn van:minimaal twee personen:- verdachte [verdachte](sperma, zie toelichting 4)- slachtoffer [slachtoffer]
Onderzoek naar aard celmateriaal:- bloed aangetroffen?- aanwijzing speeksel?- aanwijzing spermavloeistof?- spermacellen waargenomen?
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard- zie toelichting 5
Resultaat:
janeejaja
ZAAE5442NL# 04binnenzijde bovenbenen,nat
DNA kan afkomstig zijn van:minimaal twee personen:- verdachte [verdachte]
- slachtoffer [slachtoffer]
Onderzoek naar aard celmateriaal:- bloed aangetroffen?- aanwijzing speeksel?- aanwijzing spermavloeistof?- spermacellen waargenomen?
Bewijskracht:minimaal twee personen:- verdachte [verdachte] - meer dan 1 miljard- [slachtoffer]
Resultaat:
neejajaja
Uit de verklaring van
verdachte ter terechtzitting van 3 april 2024volgt, zakelijk weergegeven:
Ik herken mezelf op de beelden uit de buurt. Het kan niet anders dan dat ik het heb gedaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 augustus 2023 in [woonplaats] door geweld of een andere feitelijkheid te weten
- het binnendringen van de woning van [slachtoffer] en
- het beetpakken van die [slachtoffer] en
- het slaan van zijn armen om die [slachtoffer] heen en
- het duwen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer] en
- het steken van een of meer vingers in de mond van die [slachtoffer] en
- het brengen naar de badkamer van die [slachtoffer] en
- (vervolgens) het op slot doen van de badkamer en
- het op de grond gooien van die [slachtoffer] en
- het beetpakken van die [slachtoffer] en
- het op bed gooien/duwen van die [slachtoffer] en
- het sluiten van het raam en rolgordijn en
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "Ga liggen!", althans woorden van gelijke aard en strekking, en
- door het op die [slachtoffer] gaan liggen en
- het vasthouden van die [slachtoffer] ,

[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten

- het met kracht brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het knijpen in/betasten van de borst van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de straat waarin aangeefster woont, waarbij voor elke overtreding twee weken hechtenis kan worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring in het kader van de strafoplegging verzocht om rekening te houden met de volgende persoonlijke omstandigheden. Verdachte zit al ruim acht maanden in voorarrest. Gelet op de bevindingen van de deskundigen van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) moet verdachte verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Het is gelet op de ernstige stoornis in het cocaïnegebruik van belang dat verdachte behandeld wordt. In dat kader is het belangrijk dat een groot voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, zodat hier ook ruimte voor is. Primair heeft de raadsman verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk en met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling in de specialistische verslavingszorg. Subsidiair heeft de raadsman verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk en met als bijzondere voorwaarden een klinische opname, en de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De raadsman kan zich met betrekking tot een eventuele maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht vinden in de vordering van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een 62-jarige vrouw, die fysiek zeer kwetsbaar was, omdat zij op dat moment herstellende was van een heupoperatie. De verkrachting vond bovendien plaats in de eigen woning van het slachtoffer. Het slachtoffer zette die bewuste ochtend nietsvermoedend het vuilnis buiten. Toen zij weer terugkwam in haar woning en zich klaarmaakte om te gaan douchen, stond verdachte ineens voor haar neus. Hij was haar woning binnengedrongen, en greep haar met kracht vast. Met geweld heeft verdachte het slachtoffer vervolgens meegenomen naar de badkamer en haar naar de grond gewerkt. Het slachtoffer had geen schijn van kans om aan verdachte te ontkomen. Verdachte deed de deur van de badkamer op slot, zodat het slachtoffer niet weg kon. In de badkamer heeft hij het slachtoffer vervolgens op een gewelddadige manier gevingerd. Toen verdachte om hulp wilde roepen, stopte hij zijn vingers in haar mond. Daarna werd het slachtoffer meegesleurd naar haar slaapkamer en op haar eigen bed gegooid, waarna verdachte het rolgordijn in de slaapkamer naar beneden deed zodat niemand hun kon zien. Terwijl het slachtoffer voortdurend verbaal en non-verbaal aangaf dat zij wilde dat verdachte stopte en haar huis zou verlaten, ging verdachte door met haar verkrachten. Verdachte heeft daarbij flink geweld toegepast. Hij heeft haar zelfs zo hard gevingerd, dat zij bij het lichamelijk onderzoek door de forensisch arts nog steeds bloedde. Het slachtoffer was tijdens de verkrachting – begrijpelijk – zeer angstig, en vreesde op enig moment zelfs voor haar leven.
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten op haar gebotvierd, zonder zich op enig moment te bekommeren om haar welzijn; hij heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen behoeften. Het feit dat de verkrachting heeft plaatsgevonden in de eigen woning van het slachtoffer is extra naar en traumatiserend. Het gevoel veilig te zijn in de eigen woning, is het slachtoffer door het handelen van verdachte ontnomen en zal niet gemakkelijk terugkeren.
Verkrachting betreft een zeer ernstig feit dat diep ingrijpt in de levens van slachtoffers en hun psychische gesteldheid vaak in ernstige mate aantast. Dat hier in het onderhavige geval ook sprake van is, blijkt uit het dossier, de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding en het door de dochter van het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht.
Verdachte heeft gezegd dat hij zich vanwege cocaïnegebruik niets kan herinneren van wat er is voorgevallen. De deskundigen achten volledig geheugenverlies niet waarschijnlijk, maar kunnen het ook niet helemaal uitsluiten. Feit is dat het slachtoffer en haar naasten met veel vragen achterblijven. Dat is uiteindelijk ook aan verdachte te wijten.
De persoon van verdachte
De rechtbank kijkt ook naar de persoon van de verdachte. Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 februari 2024;
- een Pro Justitia Rapportage van het NIFP van 24 november 2023, opgemaakt door S. Dragt, psychiater;
- een Pro Justitia Rapportage van het NIFP van 28 november 2023, opgemaakt door R. Bout, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van Inforsa van 20 februari 2024, opgemaakt door M.E. van Oort, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank constateert echter dat het niet gaat om soortgelijke feiten, en dat deze veroordelingen bovendien zeer oud zijn. Om die redenen zal zij deze niet in strafverzwarende zin meenemen bij de strafoplegging.
Rapportages NIFP
Door S. Dragt, psychiater en R. Bout, GZ-psycholoog, is op respectievelijk 24 en 28 november 2023 een Pro Justitia rapport opgemaakt betreffende verdachte. De Pro Justitia rapportages van Dragt en Bout (hierna ook wel: de deskundigen) houden – zakelijk en kort weergegeven – de volgende conclusies en bevindingen in.
Verdachte lijdt aan een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en een psychotische stoornis door cocaïne. De ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast was de psychotische stoornis door cocaïnegebruik in ieder geval aanwezig in de dagen en weken voorafgaand aan het tenlastegelegde, en in de periode erna. Of deze stoornis ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig was, kunnen de deskundigen niet vaststellen. De ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het advies is om het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over en is van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
De deskundigen hebben voorts vastgesteld dat het recidiverisico hoog is op het moment dat verdachte cocaïne blijft gebruiken. Om de kans op recidive te verminderen zal verdachte behandeling moeten krijgen om abstinent te blijven van cocaïne. Verdachte is bij tegenslagen en problemen kwetsbaar om opnieuw cocaïne te gebruiken. Het is daarom van belang dat de copingmechanismes van verdachte worden vergroot, zodat hij in staat is op adequate wijze met tegenslagen en problemen om te gaan, zonder cocaïne te gebruiken.
De deskundigen adviseren aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling in de specialistische verslavingszorg. Dit biedt volgens de deskundigen voldoende waarborgen om de kans op recidive in te perken tot een voor de maatschappij aanvaardbaar niveau. De deskundigen hebben hierbij ook in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder een behandeling in een forensisch kader heeft gehad. Een stringenter kader achten zij daarom op dit moment te prematuur.
Reclasseringsadvies
Uit voormeld reclasseringsadvies volgt dat verdachte naast een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en een psychotische stoornis door cocaïnegebruik problemen heeft op meerdere leefgebieden. Verdachte heeft schulden, is zijn woning kwijtgeraakt en heeft geen werk meer. Er lijkt volgens de reclassering ook sprake te zijn van een beperkt netwerk. Bovendien is het gedrag dat verdachte in de Penitentiaire Inrichting (hierna: P.I.) vertoont zorgelijk te noemen. Verdachte is volgens informatie van de P.I. betrokken geweest bij een groot aantal incidenten. Er worden op dit moment geen beschermende factoren gezien. De reclassering is gelet op dit alles van mening dat een intensief traject en toezicht van de reclassering nodig is om het hoge recidiverisico in te perken.
De reclassering acht een klinische behandeling van verdachte voor de ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne geïndiceerd. De reclassering is van mening dat een ambulante behandeling onvoldoende het hoge recidiverisico kan ondervangen, gelet op het feit dat de vorm van cocaïne die verdachte gebruikt zeer verslavend is, en vanwege de vele incidenten die gedurende het voorarrest in de P.I. hebben plaatsgevonden.
De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een klinische opname ten behoeve van zijn behandeling, meewerken aan een ambulante behandeling, een meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen in een instelling die daarvoor bestemd is, een drugsverbod, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer.
Verdachte heeft bij de reclassering en ter terechtzitting aangegeven mee te zullen werken aan een klinische behandeling voor zijn verslaving als dit aan hem wordt opgelegd.
De op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor een verkrachting worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang, is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Bij ernstig geweld of een daarmee vergelijkbare mate van dwang, is het uitgangspunt 48 maanden.
In strafverminderende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate is toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat daartegenover meerdere strafverzwarende omstandigheden staan. Verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen woning en in haar eigen bed verkracht. Bovendien betrof het slachtoffer een fysiek kwetsbare vrouw. Zij is van gevorderde leeftijd en was net geopereerd aan haar heup. Verdachte heeft bovendien aanzienlijk fysiek geweld toegepast op het slachtoffer. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dan ook een straf aan de bovenkant van voornoemde bandbreedte van de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank hanteert gelet op het voorgaande in deze zaak als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportages en hetgeen ter terechtzitting is besproken, echter reden om een gedeelte van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank acht het in het belang van zowel verdachte als de maatschappij dat verdachte zo spoedig mogelijk na zijn detentie wordt behandeld voor zijn ernstige stoornis in het cocaïnegebruik. Temeer nu de deskundigen hebben geoordeeld dat het recidiverisico hoog is als verdachte niet abstinent is en blijft van cocaïne. Verdachte heeft ter terechtzitting ook aangegeven dat hij behandeling voor zijn cocaïneverslaving wil, en dat hij daaraan zal meewerken. De rechtbank is van oordeel dat een ambulante behandeling in het geval van verdachte niet passend is. Daarbij heeft de rechtbank met name gelet op voornoemd reclasseringsadvies. Het feit dat de vorm van cocaïne die verdachte gebruikt als zeer verslavend moet worden beschouwd, en de vele incidenten die zich in de P.I. hebben afgespeeld, zijn voor de rechtbank redenen om aan te sluiten bij het advies van de reclassering om een klinische behandeling aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal ook de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden, met uitzondering van het locatie- en contactverbod.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Met dit voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast zorgt oplegging van de bijzondere voorwaarden ervoor dat het herhalingsgevaar wordt ingeperkt, en dat verdachte na detentie de behandeling en begeleiding krijgt die hij nodig heeft om zijn leven op de rit te krijgen en te houden. Deze straf wijkt af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank merkt daarover het volgende op. De eis van de officier van justitie komt in de praktijk voor verdachte naar alle waarschijnlijkheid neer op 40 maanden vastzitten, vanwege de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dat komt dus overeen met de 40 maanden onvoorwaardelijk die de rechtbank oplegt. Het voorwaardelijke strafdeel, met een lange proeftijd, maakt dat verdachte alles bij elkaar 76 maanden in het vizier van justitie blijft en de laatste drie jaren daarvan onder toezicht staat. Dat is uiteindelijk dus een langere periode dan de vijf jaren (60 maanden) die de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte na zijn detentie langdurig onder toezicht en begeleiding van de reclassering staat, reden waarom zij een langere proeftijd oplegt dan de gebruikelijke twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens het slachtoffer en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, oordeelt de rechtbank dat er aanleiding bestaat om de volgende vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen:
  • een contactverbod met [slachtoffer] ;
  • een locatieverbod voor de [straat] , de [straat] , de [straat] en de [straat] te [woonplaats] en het gebied dat binnen deze straten ligt.
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van vijf jaar. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van ten hoogste twee weken. Op grond van de wet zal de totale duur van de vervangende hechtenis de periode van 6 maanden niet overschrijden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.355,00. Dit bedrag bestaat uit € 355,00 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
• nachtjapon en ondergoed: € 25,00;
• beddengoed, kussensloop en onderlaken bed: € 35,00;
• aanschaf bed: € 295,00.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de materiële schade. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat deze, gelet op de jurisprudentie, aanzienlijk dient te worden beperkt. De raadsman heeft verzocht een bedrag van € 4.000,00 aan immateriële schade toe te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat alle gevorderde materiële schadeposten geheel kunnen worden toegewezen, nu de vordering voldoende is onderbouwd en niet is betwist. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade dan ook geheel toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en ook op andere wijze in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit is bovendien door de dochter van de benadeelde partij tijdens de uitoefening van het spreekrecht nader toegelicht. Gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending ligt die aantasting ook voor de hand. Om met de psychische gevolgen om te gaan staat de benadeelde partij onder behandeling van een therapeut. Er is dus een rechtsgrond voor toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schade, en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 8.000,- billijk is. Het meergevorderde zal worden afgewezen.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 8.355,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 augustus 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 8.355,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 76 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
48 (achtenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 (acht) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Tactus Verslavingsreclassering op het adres De Meent 4 te Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat opnemen in een zorginstelling ten behoeve van zijn verslavingsproblematiek, te bepalen door de reclassering. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing.
o zich laat behandelen door Tactus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie opnieuw een kortdurende klinische opname indiceert zal,
na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
o zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling, en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o geen cocaïne zal gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Oplegging maatregel
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] ;
  • beveelt dat verdachte zich niet bevindt in de [straat] , de [straat] , de [straat] en de [straat] te [woonplaats] en het gebied dat binnen deze straten ligt.
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door maximaal twee weken hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 8.355,00, bestaande uit
  • € 355,00 materiële schade en € 8.000,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 8.355,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 76 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. B.F. Hammerle en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2024.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2023 in de gemeente [woonplaats] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het binnendringen van de woning van [slachtoffer] en/of
- het beetpakken van die [slachtoffer] en/of
- het slaan van zijn arm/armen om die [slachtoffer] heen en/of
- het duwen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer] en/of
- het steken van een of meer vingers in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen naar de badkamer van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) het op slot doen van de badkamer en/of
- het op de grond gooien van die [slachtoffer] en/of
- het beetpakken van die [slachtoffer] en/of
- het op bed gooien/duwen van die [slachtoffer] en/of
- het sluiten van het raam en/of rolgordijn en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "Ga liggen!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- door het op die [slachtoffer] gaan liggen en/of
- het vasthouden van die [slachtoffer] ,

[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten

- het (met kracht) brengen van een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen in/betasten van de borst van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 oktober 2023, genummerd PL0900-2023253885, opgemaakt door politie Midden-Nederland, digitaal doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 260. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 19.
3.Pagina’s 29 tot en met 34.
4.Pagina’s 44 en 45.
5.Pagina’s 137 en 141 tot en met 143.