Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
4. Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster om haar € 30.000 uit te betalen als compensatie voor kinderopvangtoeslag, afgewezen, omdat verweerder dit bedrag al heeft uitgekeerd aan haar ex-toeslagpartner. Volgens verweerder geldt de compensatieregeling van de zogeheten lichte toets eenmalig en wordt later herbeoordeeld hoe het precies zit.
5. Verzoekster voert aan dat haar ex-partner nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en hij dus ook geen recht heeft op de compensatie van € 30.000,-. Verzoekster heeft hierover met verweerder gebeld met het verzoek om deze fout te herstellen en de compensatie alsnog aan haar uit te betalen. Verweerder heeft hierop slechts geantwoord dat zij nu niets doen, maar bij de integrale herbeoordeling over anderhalf jaar gaan herstellen als er een fout is gemaakt. Volgens verzoekster handelt verweerder hiermee in strijd met het beleid op de website, dat zij de uitslag uit de eerste toets kunnen herstellen als de toets niet goed is uitgevoerd. Verzoekster verwijst naar de brief van 7 januari 2016 waaruit blijkt dat zij de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Doordat verweerder weigert om nu onderzoek te doen, voelt verzoekster zich niet serieus genomen.
6. Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend heeft belang bij betaling van het bedrag van € 30.000,- en niet pas over anderhalf jaar. Verzoekster heeft in dat kader desgevraagd toegelicht dat de kinderopvangtoeslagaffaire nog steeds een enorme impact op haar heeft, zij daardoor geen mentale rust heeft en zij de zaak daarom zo snel mogelijk achter zich wil hebben. Daarbij is verzoekster door de ex-partner bedreigd en heeft zij alle identiteitsgegevens van de kinderen aan hem moeten verstrekken. Verzoekster heeft daarvan melding gedaan bij de politie. Daarbij heeft verweerder brieven over de kindregeling naar de ex-partner gestuurd terwijl zij bij verzoekster staan ingeschreven. Ook heeft verweerder haar rekeningnummer aan haar ex-partner doorgegeven, terwijl verzoekster expliciet heeft gevraagd dat niet te doen. Dat verweerder zich niet betrouwbaar toont, maakt dat verzoekster geen mentale rust heeft en vaak wakker ligt. Daarbij zijn de kinderen in behandeling bij een psycholoog.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van spoedeisend belang en dat het verzoek reeds daarom moet worden afgewezen.
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Daarvan kan sprake zijn als er door de werking van het besluit een feitelijke of juridische situatie zou ontstaan die onomkeerbare gevolgen zou hebben.
9. Een dergelijk zwaarwegend spoedeisend belang heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt. Een louter financieel belang genereert onvoldoende spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoekster in een financiële noodsituatie zal komen de verkeren, is niet met bewijstukken aangetoond.
10. De gestelde behandelingsduur van het bezwaar geeft evenmin aanleiding om een spoedeisend belang aan te nemen. Een voorlopige voorzieningenprocedure is niet bedoeld om de behandeling van het bezwaar tegen het besluit over de herbeoordeling kinderopvangtoeslag naar voren te halen. Dat de kinderopvangtoeslagaffaire nog steeds een grote impact op verzoekster heeft, verzoekster daardoor geen mentale rust heeft en zij de zaak daarom zo snel mogelijk achter zich wil hebben, kan dat niet anders maken. Daarbij komt dat verzoekster als de beslistermijn in bezwaar is overschreden, beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen.
11. Verder is dit geen situatie waarin voor de voorzieningenrechter op voorhand duidelijk is dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarbij verwijst de voorzieningenrechter naar artikel 2.7, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen.
12. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.