Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
135,00
5.De beslissing
- € 6.062,12 aan achterstallige huur berekend tot en met maart 2024;
- € 923,16 per maand vanaf april 2024 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, te voldoen bij vooruitbetaling voor of op de eerste dag van de maand waarop die huurtermijn betrekking heeft, te vermeerderen met een boetebedrag van € 113,45 per maand voor iedere huurtermijn die niet en/of niet tijdig en/of niet volledig aan [eiser] is voldaan;
- € 794,15 aan verbeurde contractuele boetes over de periode september 2023 tot en met maart 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis tot de voldoening;
- € 678,10 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis tot de voldoening;
- € 5.538,96 aan voorschot op de schadevergoeding wegens gederfde huurinkomsten over een periode van zes maanden na de ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis tot de voldoening, met dien verstande dat in het geval [eiser] de bedrijfsruimte binnen deze periode van zes maanden opnieuw verhuurt, de door hem ontvangen huurpenningen in mindering moeten worden gebracht op deze schadevergoeding;