ECLI:NL:RBMNE:2024:2305

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/16/571915 / FZ RK 24-189
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging wegens ontbreken van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 2000, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), met als doel de betrokkene te behandelen voor zijn middelengebruik, dat volgens de indiener een gevaar voor zichzelf en anderen zou vormen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, omdat hij had aangegeven geen zorgmachtiging te willen. De advocaat van de betrokkene, mr. M.E. Terhorst, pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen sprake was van een psychische stoornis, maar enkel van middelengebruik. De begeleider vanuit het gebiedsteam en de zorgmentor bevestigden dat er geen psychiatrisch toestandsbeeld was en dat de betrokkene niet openstond voor behandeling.

De rechtbank oordeelde dat een alcoholverslaving op zichzelf geen psychische stoornis in de zin van de wet is. Volgens de Hoge Raad moet een verslaving gepaard gaan met een andere stoornis of zo ernstig zijn dat deze het gedrag van de betrokkene zodanig beïnvloedt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. Aangezien de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verslaving van de betrokkene gepaard ging met een andere stoornis, werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De rechtbank heeft de beschikking op 2 april 2024 mondeling gegeven en deze is later schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/571915 / FZ RK 24-189
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 2 april 2024, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 2000, [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.E. Terhorst.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 maart 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 1 maart 2024, ondertekend op 3 maart 2024;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- de justitiële documentatie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 april 2024 in het gebouw van de GGZ Centraal, locatie [locatie] te [plaats] . Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- mr. M.E. Terhorst namens betrokkene;
- [A] , begeleider vanuit het gebiedsteam;
- mevrouw [B] , begeleider vanuit de woongroep (digitaal aanwezig);
- mevrouw [C] , zorgmentor (digitaal aanwezig).
1.3.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.
Betrokkene heeft zowel aan zijn advocaat als aan de begeleider van het gebiedsteam laten
weten geen zorgmachtiging te willen en daarom ook niet bij de mondelinge behandeling van
het verzoek aanwezig te willen zijn. De woonbegeleider heeft bevestigd dat betrokkene op de
hoogte is van de geplande mondelinge behandeling, maar dat hij het niet over het verzoek tot
een zorgmachtiging wil hebben. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling daarom
zonder betrokkene voortgezet.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per beveiligde mail aan de advocaat van betrokkene, de zorgaanbieder en de officier van justitie een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a en h ook ambulant wordt toegepast. Het gaat dan onder meer om het accepteren van medicatie en het maken en nakomen van afspraken met de ambulant behandelaren. De overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De standpunten
Door de advocaat van betrokkene is ter zitting geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Een verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz leiden. Nu er geen sprake is van een psychische stoornis zal het verzoek tot een zorgmachtiging moeten worden afgewezen.
Door de begeleider vanuit het gebiedsteam is ter zitting naar voren dat er geen sprake is van een psychiatrisch toestandsbeeld. Er is bij betrokkene sprake van middelengebruik. Betrokkene ontkent verslaafd te zijn en staat dan ook niet open voor behandeling. De zorgmachtiging is bedoeld om betrokkene voor behandeling op te nemen bij Tactus Verslavingszorg.
Door de woonbegeleider en de zorgmentor is ter zitting gezamenlijk naar voren gebracht dat het niet goed gaat met betrokkene. Betrokkene neemt geen medicatie in, waardoor bij moeilijk te begeleiden is. Ook zijn er grote zorgen over het overmatig alcohol- en drugsgebruik van betrokkene. Hij is daarom aangemeld bij Tactus Verslavingszorg. Zonder een verplichte behandeling zal de problematiek toenemen. Een zorgmachtiging is daarom noodzakelijk.
2.3.
De rechtbank zal het verzoek tot een zorgmachtiging afwijzen. De rechtbank stelt voorop dat een alcoholverslaving op zichzelf geen stoornis in de zin van de wet is. Ingevolge de Hoge Raad (HR 8 april 2022, 21/05192, ECLI:NL:HR:2022:559) is een verslaving alleen aan te duiden als psychische stoornis als die gepaard gaat met een andere stoornis of wanneer de verslaving dermate ernstig is dat daardoor het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Nu de begeleider na nader medisch overleg voorafgaand aan de zitting stelt dat er geen psychiatrisch toestandsbeeld wordt gezien, naast het middelengebruik, is de rechtbank van oordeel dat in onvoldoende mate aannemelijk is gemaakt dat de verslaving van betrokkene gepaard gaat met een andere stoornis of dat betrokkene in zijn denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen is aangetast door zijn alcoholverslaving. De rechtbank is daarom van oordeel dat de zorgmachtiging afgewezen dient te worden.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 2 april 2024 mondeling gegeven door mr. D. van Bloemendaal, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.R. Meijn als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!