ECLI:NL:RBMNE:2024:2292

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
UTR_23_2015
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewetuitkering en de medische geschiktheid voor geduide functies

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 15 februari 2021 ziekmeldde, beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering per 29 maart 2022. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 5 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres had eerder een uitkering op grond van de ZW ontvangen, maar het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van een functionele mogelijkhedenlijst (FML) die door de primaire verzekeringsarts was opgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat zij verdergaand beperkt was dan aangenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de rapporten van de verzekeringsartsen en de behandelovereenkomsten van haar psycholoog. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische belastbaarheid van eiseres op een consistente en inzichtelijke manier had vastgesteld. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat de vastgestelde beperkingen onjuist waren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat eiseres in staat was om de geduide functies te verrichten en dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 29 maart 2022 in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2015

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1.1.
Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als postvoorbereider. Zij heeft zich op
15 februari 2021 ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Eiseres heeft vervolgens een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) gekregen.
1.2.
Op 14 februari 2022 heeft de primaire verzekeringsarts in het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. De verzekeringsarts heeft hierin beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden. Op grond van deze FML heeft de primaire arbeidsdeskundige in het rapport van 23 februari 2022 de volgende drie functies geduid: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) en huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334). De arbeidsdeskundige heeft daarnaast twee reserve functies geselecteerd: medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) en productiemedewerker confectie (SBC-code 272042). Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige de restverdiencapaciteit van eiseres vastgesteld op 83,27%.
1.3.
In een besluit van 28 februari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering van eiseres op grond van ZW per 29 maart 2022 beëindigd omdat zij (83,27% en dus) meer dan 65% kan verdienen van haar maatmanloon. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.4.
Eiseres heeft zich per 17 mei 2022 opnieuw ziekgemeld wegens een toename van haar klachten. In een besluit van 17 augustus 2022 heeft het Uwv per 16 augustus 2022 een ZW-uitkering aan eiseres toegekend naar aanleiding van deze nieuwe ziekmelding. Eiseres heeft van 29 maart 2022 tot 16 augustus 2022 een uitkering op grond van de Werkeloosheidswet (WW) ontvangen.
1.5.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 20 februari 2023 de FML in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden aangevuld in verband met mentale klachten van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de primaire functieselectie in het rapport van 22 februari 2022 herzien en de volgende drie functies geduid: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft als reservefunctie geselecteerd: huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de restverdiencapaciteit op grond van de drie geduide functies wederom vastgesteld op 83,27%.
1.6.
In een besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.7.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.8.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2023. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Beoordelingskader
2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden; en
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de door de verzekeringsartsen gemaakte medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Eiseres heeft op de zitting de beroepsgrond dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, ingetrokken. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom niet verder bespreken.
Medische beoordeling
4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zij verdergaand beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Er hadden meer beperkingen moeten worden aangenomen in verband met haar psychische belastbaarheid. In de behandelovereenkomst van psycholoog [psycholoog] van de Zorgkliniek uit 2022 staat dat er diagnostisch gezien nog steeds sprake is van een persisterende depressieve stoornis en een complexe posttraumatische stressstoornis (PTSS). Verder wijst eiseres op de zorgvraagtypering in de behandelovereenkomst: “problemen zijn aanhoudend en ernstig en vragen om een intensieve behandeling”. Dit maakt volgens eiseres dat er minder waarde kan worden gehecht aan een gestelde eerdere succesvolle en intensieve behandeling, dan wel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat de behandeling succesvol is geweest. Eiseres heeft in beroep een ontslagbrief van Psytrec van 24 juli 2023 ingebracht, waarin staat dat de PTSS nooit in remissie is geweest.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het kader van de bezwaarprocedure op 20 februari 2023 gerapporteerd dat de medische belastbaarheid zoals door de primaire verzekeringsarts is vastgesteld medisch plausibel maar niet volledig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen aangenomen vanwege de aard van de onderliggende medische problematiek, het beloop daarvan en de medische voorgeschiedenis van eiseres. Met de in bezwaar aangevulde belastbaarheid is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een logische samenhang tussen de aard, ernst en behandeling van de onderliggende medische aandoeningen/stoornissen, de bevindingen van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de geduide beperkingen en het sociaal functioneren van eiseres. Met deze belastbaarheid word eiseres ruim voldoende tegemoet gekomen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder overwogen dat er eind 2021 een succesvolle en intensieve behandeling bij Psytrec is geweest die circa twee maanden voor de datum van het primaire spreekuur is afgerond. Na de behandeling was geen sprake meer van PTSS. Eiseres had geen herbelevingen meer. De herbelevingen komen diagnostisch niet terug in de informatie van de huisarts rondom de datum in geding (29 maart 2022). Uit de primaire rapportage blijkt geen terugval in PTSS of ernstig depressief beeld.
6. Op 25 juli 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat de behandelovereenkomst van de Zorgkliniek dateert van 20 november 2022. Dat is ruim na de datum in geding. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat er geen gewijzigd medisch feitencomplex is op de datum in geding, duidend op een evidente medische achteruitgang. In de ZW-rapportage van 28 juli 2022 (consult plausibiliteit ZW) staan geen aanwijzingen voor psychische decompensatie. Ook past het medicatiegebruik hier niet bij, zo stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er spelen meerdere niet-medische zorgen omtrent het gezin van eiseres mee. Deze zorgen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep invoelbaar maar wegen niet mee bij de beoordeling van de belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is dan ook bij haar conclusie gebleven dat er geen medische reden is om de belastbaarheid te wijzigen. Met de aanvullende beperkingen in bezwaar is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ruim voldoende tegemoetgekomen aan het onderliggend medisch feitencomplex op de datum in geding.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 29 augustus 2023 aanvullend gerapporteerd dat de diagnose PTSS niet wordt ontkend. Verder heeft de verzekeringsarts gerapporteerd dat de ontslagbrief van Psytrec van 24 juli 2023 ruim na de datum in geding dateert, inclusief de onderzoeksbevindingen van Psytrec. De uitspraak in de ontslagbrief van Psytrec van 24 juli 2023, dat de PTSS nooit in remissie is geweest, is om meerdere redenen niet objectief tot stand gekomen, zo stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ten eerste is deze uitspraak alleen gebaseerd op de anamnese van eiseres en met terugwerkende kracht gedaan, zonder dat eiseres in de tussenliggende periode daadwerkelijk is onderzocht door een GZ-psycholoog of psychiater van Psytrec. Over de tussenliggende periode kan daarom geen objectieve uitspraak gedaan worden, ook niet door een behandelaar. Ten tweede heeft eiseres in het behandelplan eind 2022 zelf opgemerkt dat zij tot haar spijt een terugval in haar klachten bemerkt. Dit duidt op een gewijzigd beloop van de ervaren klachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er bovendien reeds passende beperkingen gegeven voor de diagnose PTSS.
8. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft consistent en inzichtelijk gemotiveerd waarom de in de FML van 20 februari 2023 vastgestelde beperkingen op de datum in geding (29 maart 2022) passend zijn voor eiseres. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen.
9. In een eerste ontslagbrief van Psytrec die eiseres in bezwaar heeft ingebracht, staat vermeld dat er geen sprake meer was van PTSS. Eiseres heeft hierover op de zitting toegelicht dat zij destijds sociaal wenselijke antwoorden gaf. In de ontslagbrief van Psytrec van 24 juli 2023 staat dat eiseres dagelijks psycho-educatie kreeg om het inzicht in haar eigen vermijdings- en veiligheidsverdrag te vergroten. Uit deze brief volgt echter niet dat er ten tijde van de datum in geding ook sprake was van vermijdingsgedrag of het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Dit wordt verder ook niet geobjectiveerd met medische informatie.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden in verband met de psychische belastbaarheid van eiseres. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Eiseres heeft niet verduidelijkt en met medische stukken onderbouwd op welke punten van de FML zij per de datum in geding verdergaand beperkt moet worden geacht. De ontslagbrief van Psytrec van 24 juli 2023 die eiseres heeft ingebracht, ziet op een intensieve psychotrauma-behandeling in de periode van 3 juli 2023 tot en met
11 juli 2023. Deze periode ligt ruim na de datum in geding. Eiseres wijst verder op de behandelovereenkomst van de Zorgkliniek uit 2022waarin staat dat er diagnostisch gezien nog steeds sprake is van een persisterende depressieve stoornis en complex PTSS. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop gereageerd dat dit duidt op een veranderend beloop van de klachten. Dit maakt niet dat per de datum in geding te weinig beperkingen zijn aangenomen. Eiseres heeft dit ook niet verder toegelicht. Bovendien wordt de diagnose PTSS niet ontkend door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat voor de vraag of een betrokkene al dan niet arbeidsongeschikt is niet een diagnose, maar de beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding bepalend zijn. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
Verzoek tot het benoemen van een onafhankelijke deskundige
11. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. Eiseres heeft immers in bezwaar een behandelovereenkomst bij de Zorgkliniek van 20 november 2022 en in beroep een ontslagbrief van Psytrec van 24 juli 2023 ingebracht. Tot slot heeft de rechtbank hierboven onder 8. overwogen dat de rechtbank geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zodat ook daarin geen reden bestaat om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Arbeidskundige beoordeling
12. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij om medische redenen niet in staat is om de drie door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies te verrichten. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die het Uwv bij eiseres heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 20 februari 2023, zodat bij de arbeidskundige beoordeling de in de FML gestelde beperkingen als uitgangspunt kunnen dienen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de geduide functies niet zou kunnen verrichten. Op grond van deze functies heeft de arbeidsdeskundige de restverdiencapaciteit van eiseres vastgesteld op 83,27%.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per
29 maart 2022 in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:798.