In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in een gemeentelijk monument, op 25 juli 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van zonnepanelen. Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum heeft deze aanvraag aanvankelijk geweigerd op 4 januari 2023, omdat de plaatsing in strijd zou zijn met de redelijke eisen van ruimtelijke kwaliteit en monumenten. Na bezwaar heeft het college op 18 juli 2023 het primaire besluit herroepen, maar stelde dat eiseres ook een vergunning voor het wijzigen van het monument had moeten aanvragen, wat niet was gebeurd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 9 april 2024 geoordeeld dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van rechtswege is verleend, omdat het college te laat een beslissing heeft genomen. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat eiseres niet had voldaan aan de vergunningplicht voor het wijzigen van het monument, wat noodzakelijk was gezien de status van de woning. De rechtbank concludeerde dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege voor het wijzigen van het monument was ontstaan, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.
De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor een volledige aanvraag bij de aanvrager ligt en dat het college niet verplicht was om eiseres te wijzen op de onvolledigheid van haar aanvraag. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.