ECLI:NL:RBMNE:2024:2265
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep van de eiser tegen de beslissing op het bezwaar van verweerder van 20 december 2023. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht door de eiser niet op tijd is betaald. Dit is in strijd met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat iemand die in beroep gaat griffierecht moet betalen. In dit geval bedroeg het griffierecht € 51,00.
De rechtbank heeft op 15 februari 2024 een aangetekende brief naar de eiser gestuurd, waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en de eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. Hierdoor kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen en is er geen recht op proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier mr. L. Vlaar, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2024. De rechtbank heeft de eiser geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.