ECLI:NL:RBMNE:2024:2234
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onterecht ontvangen WIA-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontvangt, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres ontving over de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 een te hoog bedrag aan WIA-uitkering, wat resulteerde in een terugvordering van € 4.440,90 door het Uwv. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard, met uitzondering van een aanpassing van de betalingsregeling. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 28 maart 2024 heeft eiseres aangevoerd dat het Uwv onzorgvuldig heeft gehandeld door geen verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek uit te voeren. Eiseres betwistte de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 59,64% en stelde dat dit onterecht was. Het Uwv verdedigde zich door te stellen dat het niet ging om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, maar om de verrekening van inkomsten uit werk met de WIA-uitkering.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht tot terugvordering is overgegaan, omdat er sprake was van onverschuldigde betaling. Eiseres heeft geen dringende redenen aangevoerd om van terugvordering af te zien. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.