ECLI:NL:RBMNE:2024:223

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/16/565532 / KL ZA 23-310
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en vorderingen tot rectificatie en publicatieverbod in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2024, vorderden de eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en een rechtspersoon uit Hong Kong, dat de gedaagde partij, Avrotros, een aflevering van het televisieprogramma Radar zou verwijderen, rectificatie zou publiceren, een publicatieverbod zou krijgen en stukken zou afgeven. De eisers stelden dat de aflevering een onrechtmatige publicatie was die hun eer en goede naam had geschaad. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aflevering niet misleidend of eenzijdig was en dat de vorderingen van de eisers in kort geding werden afgewezen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van partijen af en concludeert dat de eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake was van een onrechtmatige publicatie. De rechter benadrukt dat de vrijheid van meningsuiting van Avrotros niet onterecht beperkt kan worden zonder dat daar een sterke onderbouwing voor is. De vorderingen tot inzage en afgifte van stukken werden eveneens afgewezen, omdat de rechter van mening was dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder deze stukken gewaarborgd kon worden. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van Avrotros, die in totaal € 1.755,00 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/565532 / KL ZA 23-310
Vonnis in kort geding van 22 januari 2024
in de zaak van

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
[eiseres sub 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[eiser sub 3] ,
woonplaats onbekend,
eisende partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] respectievelijk [eiser sub 3] , en gezamenlijk te noemen: [eiseres c.s.] (in vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. M.P.M. Riep te 's-Hertogenbosch,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
AVROTROS,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Avrotros (in vrouwelijk enkelvoud),
advocaten: mrs. H.A.J.M. van Kaam en J.R. van Dorp,
.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding met producties 1 t/m 13;
­ de akte van [eiseres c.s.] met producties 14 en 15;
­ de akte van [eiseres c.s.] met producties 16 en 17;
­ de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 48;
­ de akte van Avrotros met producties 49 t/m 54;
­ de akte van [eiseres c.s.] met productie 18;
­ de mondelinge behandeling van 8 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
­ de spreekaantekeningen van [eiseres c.s.] ;
­ de spreekaantekeningen van Avrotros.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Het televisieprogramma Radar, geproduceerd door Avrotros, heeft op [2023] in haar uitzending een item uitgezonden met als titel ‘ [de aflevering] ’ (hierna: de aflevering).
2.2.
[eiseres c.s.] vindt dat de publicatie van de aflevering onrechtmatig is tegenover haar, omdat de aflevering een eenzijdig, vertekend en misleidend beeld geeft ten koste van de eer en goede naam van [eiseres c.s.] In kort geding vordert [eiseres c.s.] dat Avrotros de aflevering verwijdert, een rectificatie publiceert, een verbod opgelegd krijgt verdere uitlatingen en publicaties te doen over [eiseres c.s.] en de gegevens en documenten van Avrotros waarop zij de aflevering heeft gebaseerd verstrekt aan [eiseres c.s.] , op straffe van een dwangsom. [1]
2.3.
Avrotros is het niet eens met de stellingen van [eiseres c.s.] en verzoekt de vorderingen af te wijzen met veroordeling van [eiseres c.s.] in de proceskosten.
2.4.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van een onrechtmatige publicatie. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [eiseres c.s.] ten aanzien van de aflevering afwijzen. Ook de gevorderde afgifte van stukken zal de voorzieningenrechter afwijzen. Vooralsnog is het aannemelijk dat ook zonder die stukken een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd. Hieronder zal de voorzieningenrechter uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

Het toetsingskader in kort geding

3.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres c.s.] ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.2.
Gelet op de aard van de vorderingen heeft [eiseres c.s.] een voldoende spoedeisend belang bij de inhoudelijke behandeling van haar vorderingen in kort geding.
Beoordeling op grond van artikel 10 EVRM
3.3.
Het verwijt van [eiseres c.s.] is dat de aflevering haar eer en goede naam heeft geschaad. Omdat de aflevering is gewijd aan de rechtspersonen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] , en [eiser sub 3] als de bestuurder van [eiseres sub 2] , gaat hier in beginsel om een gestelde aantasting van de bedrijfs- en beroepsmatige reputatie van [eiseres c.s.]
3.4.
Anders dan [eiseres c.s.] heeft betoogd, komt de rechtbank niet toe aan een afweging van de belangen van [eiseres c.s.] op grond van artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van het privéleven) enerzijds en de belangen van Avrotros beschermd door artikel 10 EVRM anderzijds (recht op vrijheid van meningsuiting). Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) volgt dat een beroep op bescherming van de bedrijfs- of beroepsmatige reputatie onder artikel 8 EVRM kan vallen, wanneer de aantasting van de reputatie dusdanig (ernstig) van aard is, dat daardoor een belemmering ontstaat van het genot op het recht op respect voor het privéleven. [2] Uit voornoemde EHRM rechtspraak blijkt derhalve dat schending van de reputatie niet per definitie wordt aangemerkt als schending van de persoonlijke integriteit welke wordt beschermd door artikel 8 EVRM. [eiseres c.s.] heeft niet gesteld en feitelijk onderbouwd dat de aantasting van haar reputatie van dusdanige aard is dat sprake is van een aantasting van het genot op het recht op respect voor het privéleven, anders dan waar [eiseres c.s.] handelend als professional aan bloot gesteld wordt.
3.5.
Niettemin kan het recht van Avrotros op de vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 10 lid 2 EVRM worden beperkt om een (bedrijfs- of beroepsmatige) reputatie te beschermen. Een dergelijke beperking is volgens artikel 10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, als deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, bijvoorbeeld de goede naam en de rechten van anderen. Een beroep op een dergelijke beperking komt [eiseres c.s.] toe als uitlatingen in de aflevering van Avrotros onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW tegenover [eiseres c.s.] Voor het antwoord op de vraag of uitlatingen onrechtmatig zijn, moeten de wederzijdse belangen tegenover elkaar worden afgewogen. Het belang van [eiseres c.s.] is er met name in gelegen om niet door de publicaties te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van Avrotros is er met name in gelegen dat zij als programmamaker zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Daarnaast moet de verzochte beperking proportioneel zijn. Bij de beantwoording van de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan, moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Uit jurisprudentie volgt dat de volgende factoren een rol kunnen spelen:
­ de mate waarin de uitlatingen steun vinden in de beschikbare feiten;
­ de mate waarin de openbaarmaking een bijdrage levert aan een (publiek) debat van algemeen belang;
­ de inhoud, vorm en gevolgen van de publicatie
­ de mate van bekendheid van de betrokken persoon en het eerder gedrag van de betrokken persoon in verhouding tot de media.
Genoemde - niet limitatieve - omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
Relevante feiten: de klacht, de correspondentiewisseling en de aflevering
3.6.
In de aflevering van [2023] wordt de klacht van mevrouw [A] behandeld. De klacht die mevrouw [A] bij Avrotros meldde luidt als volgt. Mevrouw [A] heeft zonnepanelen besteld bij [bedrijf 1] en de helft van de koopsom als aanbetaling betaald. Een maand later kreeg zij het bericht dat het bedrijf [bedrijf 2] was ingeschakeld om de panelen te plaatsen. Omdat de zonnepanelen niet werden geplaatst, diende [A] een klacht in bij [bedrijf 1] . Daarop kreeg zij reactie van de advocaat van [bedrijf 1] met de mededeling dat zij [bedrijf 2] moest aanspreken, omdat [bedrijf 2] de activiteiten van [bedrijf 1] heeft overgenomen. Dit klopt niet volgens mevrouw [A] , omdat zij geen contract heeft met [bedrijf 2] , maar met [bedrijf 1] en aan [bedrijf 1] heeft betaald.
3.7.
Begin oktober 2023 heeft Avrotros [eiseres c.s.] per e-mail benaderd en gevraagd om een reactie naar aanleiding van de klacht van mevrouw [A] . Daarbij heeft zij meegedeeld dat zij een reeks soortgelijke klachten heeft ontvangen over [bedrijf 1] . Er volgt een emailcorrespondentie tussen Avrotros en “team [bedrijf 1] ”, opgevolgd door e-mails van [eiser sub 3] met de advocaat mr. Riep in de cc.
3.8.
In de e-mailcorrespondentie wordt namens team [bedrijf 1] het volgende uitgelegd. De klanten die bij [bedrijf 1] zonnepanelen hebben besteld en aanbetaald, zijn overgedragen aan het bedrijf [bedrijf 2] . Voorafgaand aan deze overdracht zijn alle klanten van [bedrijf 1] gebeld. De klanten die ermee instemden dat hun contract met [bedrijf 1] werd overgenomen door [bedrijf 2] zijn overgedragen aan [bedrijf 2] . De aanbetaling van deze klanten heeft [bedrijf 1] ten goede laten komen dan wel betaald aan [bedrijf 2] . De klanten die niet instemden met de contractsoverneming door [bedrijf 2] , zijn niet overgedragen aan [bedrijf 2] . Aan die klanten heeft [bedrijf 1] de aanbetalingen terugbetaald of het project alsnog uitgevoerd.
3.9.
In de emailcorrespondentie heeft Avrotros om stukken gevraagd waaruit blijkt dat klanten akkoord zijn gegaan met de contractsoverneming, maar dergelijke stukken heeft zij niet gekregen. [eiseres c.s.] heeft gevraagd om de dossiers van de vermeende gedupeerde klanten, maar niet gekregen. Avrotros heeft een aantal namen van de vermeende gedupeerde klanten genoemd.
3.10.
Bij e-mail van [2023] wordt een verklaring afgegeven namens [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] . Daarin wordt o.a. verklaard dat:
  • [eiseres sub 2] zich bezig houdt met de verkoop en het leggen van zonnepanelen in Nederland;
  • [eiseres sub 1] , destijds handelend onder de naam [bedrijf 1] , de ‘fulfilment partner was van [eiseres sub 2] en zij de warehouse, uitlevering, betaling en administratie verzorgde;
  • de uitleg opgenomen onder 3.8;
  • Avrotros, onder strikte geheimhouding, inzage kan krijgen in de overname-overeenkomsten tussen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] enerzijds en [bedrijf 2] anderzijds, in het bankafschrift van betaling aan [bedrijf 2] en een afleverbon van geleverde goederen aan [bedrijf 2] .
3.11.
Op [2023] is de aflevering uitgezonden. De aflevering begint met een interview van mevrouw [A] over haar klacht. Daarna wordt in beeld gebracht dat de reporter op zoek gaat naar de partijen achter [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . De reporter heeft een telefoongesprek met [eiser sub 3] en de reporter interviewt de eigenaar van [bedrijf 2] .
De verwijten van [eiseres c.s.] over de aflevering
3.12.
[eiseres c.s.] stelt dat de publicatie van de aflevering onrechtmatig is, omdat de aflevering een eenzijdig, vertekend en misleidend beeld schetst over [eiseres c.s.] Zij onderbouwt dit met de volgende verwijten over de aflevering.
1. Volgens [eiseres c.s.] wordt in de aflevering een beeld van haar geschetst dat zij aanbetalingen van consumenten heeft ontvangen, deze achterhoudt, vervolgens geen tegenprestatie levert, en inmiddels onvindbaar is. Volgens [eiseres c.s.] is dat beeld onjuist. Dit beeld wordt geschetst door een combinatie van de titel “ [de aflevering] ” en een aantal uitlatingen in de aflevering die onjuist zijn. Hierdoor wordt [eiseres c.s.] weggezet als oplichter.
Het verwijt van [eiseres c.s.] hierbij is dat haar uitleg en verklaring over de overname van de bedrijfsactiviteiten door [bedrijf 2] niet is opgenomen in de aflevering. Meer specifiek, verwijt [eiseres c.s.] Avrotros dat haar verklaring over wat zij heeft gedaan met de aanbetalingen van de klanten niet gemeld is in de aflevering. Dit had Avrotros wel moeten doen, omdat [eiseres c.s.] bij e-mails van 10 en [2023] en de verklaring van [2023] aan Avrotros heeft uitgelegd dat zij de aanbetalingen van de klanten heeft betaald aan [bedrijf 2] , dan wel ten goede heeft laten komen aan [bedrijf 2] . Daarbij komt dat in de aflevering wel een interview met [bedrijf 2] is opgenomen, waarin [bedrijf 2] zegt dat zij geen aanbetalingen van de klanten heeft ontvangen van [eiseres c.s.] Dit is volgens [eiseres c.s.] kwalijk, omdat de tegengestelde verklaring van [eiseres c.s.] volgens haar niet is opgenomen in de aflevering.
2. [eiseres c.s.] verwijt Avrotros dat zijn geen gebruik heeft gemaakt van haar aanbod bij e-mail van [2023] om de aangeboden stukken in te zien. Daarnaast verwijt [eiseres c.s.] dat Avrotros niet heeft gemeld in de aflevering dat zij de mogelijkheid heeft gekregen stukken van [eiseres c.s.] in te zien, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt.
3. In de aflevering wordt [eiseres sub 1] het moederbedrijf van [bedrijf 1] genoemd, mr. Riep wordt de advocaat van [eiser sub 3] genoemd, en er wordt gezegd dat er tientallen gedupeerden zijn. Deze uitlatingen zijn volgens [eiseres c.s.] onjuist.
4. Volgens [eiseres c.s.] wordt in de aflevering de suggestie gewekt dat [eiseres c.s.] nog steeds aanbetalingen ontvangt van klanten van [bedrijf 2] . Dat is volgens [eiseres c.s.] niet correct.
5. Avrotros zegt in de aflevering dat [eiseres sub 1] onvindbaar zou zijn, terwijl dat volgens [eiseres c.s.] niet het geval is. [eiseres c.s.] heeft op alle e-mails van Avrotros gereageerd en heeft in de e-mail van [2023] geschreven dat [eiser sub 3] bereid is een interview af te geven. De opmerking in de aflevering dat [eiser sub 3] niet voor de camera wil verschijnen is dus ook onjuist, volgens [eiseres c.s.]
6. [eiseres c.s.] verwijt Avrotros dat veel beelden van de persoon [eiser sub 3] worden getoond, waardoor bij de kijker de suggestie wordt gewekt dat hij de eigenaar is van [bedrijf 1] en dat hij in privé de aanbetalingen van de consumentkoper achterhoudt. Door het tonen van twee vermeende dure auto’s in een loods van [bedrijf 1] en een beeldfragment van [eiser sub 3] met uitlatingen over zijn autocollectie, doet de aflevering de kijker ten onrechte geloven dat [eiser sub 3] de aanbetalingen heeft aangewend voor de twee dure auto’s, volgens [eiseres c.s.]
3.13.
stelt dat de aflevering verstrekkende gevolgen heeft gehad voor haar, omdat verschillende investeerders samenwerkingen met [eiseres c.s.] hebben opgezegd met verwijzing naar de aflevering.
3.14.
Avrotros heeft niet de dossiers van de gedupeerden verstrekt aan [eiseres c.s.] , terwijl zij wel daarom heeft gevraagd. Hierdoor kan [eiseres c.s.] geen standpunt innemen over de vermeende gedupeerden en desgewenst een oplossing voorstellen. Volgens [eiseres c.s.] blijkt uit deze opstelling van Avrotros dat het Avrotros te doen is om (sensationele) televisie te maken en niet tot doel heeft de gedupeerden te helpen, terwijl ze dit wel zegt in de aflevering.
3.15.
Volgens [eiseres c.s.] is het verder een verzwarende omstandigheid dat door het algemene publiek veel gezag en betrouwbaarheid wordt toegedicht aan de uitzendingen van Avrotros en zij een groot bereik heeft met haar uitzendingen van Radar. Om deze reden moet volgens [eiseres c.s.] hogere eisen worden gesteld aan de zorgvuldigheid en de objectiviteit waarmee Avrotros haar onderzoek verricht en aan de getrouwheid van de inhoud van de uitzendingen. Hieraan heeft Avrotros niet voldaan volgens [eiseres c.s.] , omdat minstens van Avrotros had mogen worden verwacht dat zij de uitleg van [eiseres c.s.] had weergegeven in de aflevering en gebruik had gemaakt van de gelegenheid om de bepaalde stukken van [eiseres c.s.] in te zien.
Beoordeling van de verwijten van [eiseres c.s.] over de aflevering
3.16.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is gemaakt door [eiseres c.s.] dat de publicatie van de aflevering onrechtmatig is tegenover haar. Om die reden wijst zij de vorderingen van [eiseres c.s.] af. Hieronder licht de voorzieningenrechter zijn oordeel toe.
Beoordeling verwijten onder 1 en 2
3.17.
Dat er klanten zijn (zoals mevrouw [A] ) die zonnepanelen hebben besteld bij [bedrijf 1] , een hoge aanbetaling hebben gedaan aan [bedrijf 1] en geen zonnepanelen hebben gekregen, wordt niet betwist door [eiseres c.s.] en staat daarmee vast tussen partijen.
3.18.
De hamvraag in deze zaak luidt: bij wie moet de klant zoals mevrouw [A] zijn voor de nakoming van het contract. Het standpunt van [eiseres c.s.] is dat zij de contracten met haar klanten heeft overgedragen aan [bedrijf 2] , dus dat [bedrijf 2] verantwoordelijk is voor de nakoming. Niet zij. Dat standpunt volgt uit de e-mails van [eiseres c.s.] aan Avrotros in oktober 2023. Het verwijt dat dit standpunt van [eiseres c.s.] niet is opgenomen in de aflevering, volgt de voorzieningenrechter overigens niet. Het standpunt van [eiseres c.s.] wordt op drie plaatsen in de aflevering duidelijk gemaakt:
  • mevrouw [A] vertelt dat de advocaat van [bedrijf 1] haar heeft meegedeeld dat [bedrijf 1] niet verantwoordelijk was voor de nakoming van het contract, omdat zij had ingestemd met [bedrijf 2] .
  • [eiser sub 3] verklaart in het telefoongesprek met de reporter dat [bedrijf 2] erbij is gekomen omdat het meer werk was en intensiever dan gedacht. Vervolgens zegt hij: “Het is overgedragen.”
  • De reporter vertelt dat [eiser sub 3] samen met [eiseres sub 1] een verklaring naar Avrotros heeft gestuurd, waarin zij zeggen dat alle klanten op de hoogte waren van de overname van [bedrijf 2] .
3.19.
Tegenover het standpunt van [eiseres c.s.] staat het standpunt van klanten die zich hebben gemeld bij Avrotros, zoals mevrouw [A] . Haar standpunt komt erop neer dat zij een contract heeft gesloten met [bedrijf 1] en niet met [bedrijf 2] . Zij betwist dat zij heeft ingestemd met een contractsoverneming door [bedrijf 2] .
3.20.
Uit de wet vloeit voort dat [bedrijf 1] pas het contract met haar klant kan overdragen aan [bedrijf 2] als de klant daarmee heeft ingestemd. Als de klant niet daarmee heeft ingestemd, dan is [bedrijf 1] nog altijd de contractspartij tegenover de klant en daarmee verantwoordelijk voor de nakoming van het contract.
3.21.
Als [eiseres c.s.] haar stelling wilt bewijzen, moet zij aantonen dat de klant, zoals mevrouw [A] , heeft ingestemd met de contractsoverneming door [bedrijf 2] . Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat Avrotros voorafgaand aan de aflevering herhaaldelijk heeft gevraagd aan [eiseres c.s.] de bewijsstukken te sturen waaruit blijkt dat de klanten zijn geïnformeerd over en hebben ingestemd met de contractsovername door [bedrijf 2] . [eiseres c.s.] heeft deze bewijsstukken niet toegestuurd , en ook niet in deze kortgedingprocedure in het geding gebracht.
3.22.
De stelling van [eiseres c.s.] dat zij aanbetalingen van de klanten aan [bedrijf 2] heeft overgemaakt (hetgeen door [bedrijf 2] wordt betwist) toont niet aan dat en welke klanten hebben ingestemd met contractsoverneming. Ook de overeenkomsten tussen [eiseres sub 1] / [eiseres sub 2] en [bedrijf 2] over de overname van de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] tonen niet aan dat en welke klanten hebben ingestemd met de contractsoverneming. Om die reden is het begrijpelijk dat Avrotros de verklaringen van [eiseres c.s.] hierover achterwege heeft gelaten. Ook is het om die reden begrijpelijk dat Avrotros geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod op [2023] om de stukken die betrekking hebben op de overeenkomst tussen [eiseres sub 1] / [eiseres sub 2] en [bedrijf 2] in te zien.
Beoordeling verwijten onder 3
3.23.
De voorzieningenrechter ziet niet in wat er onjuist zou zijn aan de uitlating dat [eiseres sub 1] het moederbedrijf van [bedrijf 1] is. De term moederbedrijf is niet bij wet gedefinieerd. De onderhavige onderneming werd gedreven onder de handelsnaam [bedrijf 1] . [eiseres c.s.] heeft in deze kortgedingprocedure zelf betoogd dat [bedrijf 1] destijds een handelsnaam van [eiseres sub 1] was, en verwijst hiervoor naar een uittreksel van het Handelsregister waarin dat staat vermeld. Het is daarom niet onlogisch of onjuist dat Avrotros [eiseres sub 1] het moederbedrijf van de onderneming [bedrijf 1] heeft genoemd.
3.24.
Of de uitlating dat ‘mr. Riep de advocaat van [eiser sub 3] is’ destijds onjuist was, is niet relevant voor de beoordeling van de onrechtmatigheid van de aflevering. De kern van de aflevering gaat over de vraag of [bedrijf 1] wel of niet tegenover haar klanten nog verantwoordelijk is voor de nakoming van de contracten.
3.25.
Verder stelt [eiseres c.s.] dat Avrotros in de aflevering ten onrechte het over tientallen gedupeerden heeft. De voorzieningenrechter is het met Avrotros eens dat dit verwijt niet klopt. Avrotros heeft het in de aflevering niet over ‘tientallen’, maar over een tiental klachten.
Beoordeling verwijt onder 4
3.26.
Avrotros onderbouwt met verwijzing naar een factuur van [bedrijf 2] , overgelegd als productie 9c bij conclusie van antwoord, daterend na de overnamedatum dat een klant van [bedrijf 2] gevraagd worden het factuurbedrag over te maken aan [eiseres sub 1] . Aldus mocht Avrotros de uitlating doen dat [eiseres sub 1] ook na overnamedatum aanbetalingen van klanten van [bedrijf 2] ontvangt.
Beoordeling verwijt onder 5
3.27.
In de aflevering gaat de reporter op zoek naar de rechtspersoon achter de onderneming [bedrijf 1] . De factuur van [bedrijf 1] aan mevrouw [A] vermeld [bedrijf 1] / [eiseres sub 1] B.V. en vermeldt het bankrekeningnummer van [eiseres sub 1] . Uit het Handelsregister volgt dat [bedrijf 1] een handelsnaam van [eiseres sub 1] was. Maar [bedrijf 1] is ook de handelsnaam van [eiseres sub 2] volgens de algemene voorwaarden van [eiseres sub 2] . In de e-mailcorrespondentie tussen [eiseres c.s.] en Avrotros voorafgaand aan de aflevering wordt geantwoord namens ‘team [bedrijf 1] ’ en daarna door [eiser sub 3] . Beantwoording van de vraag wie [bedrijf 1] is, wordt in eerste instantie ontweken. [eiser sub 3] verklaart in het telefoongesprek met Avrotros, te horen in de aflevering, dat hij ‘niet van [bedrijf 1] is’. Als de reporter in de aflevering [eiseres sub 1] bezoekt op het adres dat is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, blijkt dat een postadres is, waar niemand aanwezig is. De opmerking van de reporter dat [eiseres sub 1] ‘onvindbaar is’, is in deze context niet onbegrijpelijk.
3.28.
Het verwijt van [eiseres c.s.] dat in de aflevering ten onrechte wordt gezegd dat [eiser sub 3] niet voor de camera wil verschijnen, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit de e-mailcorrespondentie voorafgaand aan de aflevering blijkt dat Avrotros [eiser sub 3] uitnodigt voor een interview, maar daar gaat [eiser sub 3] daar niet op in. Anders dan [eiseres c.s.] stelt, leest de voorzieningenrechter in de verklaring van [2023] geen aanbod van [eiser sub 3] om een interview met hem te doen.
Beoordeling verwijt onder 6
3.29.
Naar oordeel van de voorzieningenrechter past het bij het verhaal over [bedrijf 1] dat er ook aandacht is geschonken aan [eiser sub 3] . [eiser sub 3] , overwie zelfs een documentaire op [naam] is verschenen en die meermaals in de publiciteit is verschenen, komt op allerlei manieren in dit dossier naar boven: bij diverse reclame uitingen van [bedrijf 1] is het portret van [eiser sub 3] zichtbaar, [eiser sub 3] plaatst diverse reclame uitingen op sociale media en koppelt dat aan zichzelf, [eiser sub 3] is de directeur van [eiseres sub 2] welke vennootschap de samenwerkingspartner is van [eiseres sub 1] . En ook voert [eiser sub 3] voorafgaand aan de aflevering de e-mailcorrespondentie namens [eiseres c.s.] met Avrotros.
3.30.
Het verwijt van [eiseres c.s.] dat de aflevering tot uitdrukking zou brengen dat [eiser sub 3] de aanbetalingen van de klanten persoonlijk heeft achtergehouden om twee kostbare auto’s aan te schaffen, volgt de voorzieningenrechter niet. Een dergelijke stelling wordt niet ingenomen door Avrotros in de aflevering. Ook ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanwijzingen in de aflevering waaruit volgt dat Avrotros deze beschuldiging bedoeld zou hebben.
Conclusie over de aflevering
3.31.
De rode draad in de aflevering is dat er klanten zijn die een contract hebben gesloten met [bedrijf 1] , dat zij een aanbetaling hebben gedaan, en dat zij geen zonnepanelen hebben ontvangen. Dit is feitelijk juist. Het standpunt van [eiseres c.s.] over deze situatie (de klant moet bij [bedrijf 2] zijn) staat haaks op de verklaringen van de gedupeerden die zich bij Avrotros hebben gemeld (wij hebben niet ingestemd met een contractsovername). [eiseres c.s.] heeft geen bewijs geleverd voor dit relevante twistpunt voorafgaand aan de aflevering, terwijl Avrotros daar expliciet om heeft gevraagd. Het lag op de weg van [eiseres c.s.] om aan te tonen dat, zoals zij stelt, de klanten hadden ingestemd met de contractsoverneming door [bedrijf 2] . Dat heeft [eiseres c.s.] niet gedaan. Om die reden is de titel en de inhoud van de aflevering niet in strijd met de feiten en niet misleidend. De uitlatingen die geuit zijn in de aflevering vinden voldoende steun in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal. Verder komt zowel het standpunt van de gedupeerde klanten, als het standpunt van [eiseres c.s.] aan bod in de aflevering. Dat maakt dat de informatie in de aflevering naar oordeel van de voorzieningenrechter niet eenzijdig is. Dit betekent dat het beeld dat bij de kijker van de aflevering ontstaat niet is gewekt door eenzijdige of misleidende berichtgeving.
Gevolgen voor [eiseres c.s.]
3.32.
Omdat niet is gebleken dat de berichtgeving uit de aflevering eenzijdig en misleidend is, zijn de gestelde gevolgen van de uitzending niet toerekenbaar aan Avrotros.
Doel van Avrotros
3.33.
Avrotros stelt dat het programma Radar zich richt op het voorlichten en informeren van het (consumenten)publiek. De aflevering past binnen deze doelstelling. De klacht van een consument, die zich niet geholpen voelt door haar contractspartij, wordt behandeld. Het verwijt dat Avrotros slechts (sensationele) televisie wilt maken, en niet beoogt de klagende consument te helpen, volgt de voorzieningenrechter niet.
Slotsom
3.34.
Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat de aflevering onrechtmatig is tegenover [eiseres c.s.] op grond waarvan het gerechtvaardigd zou zijn de vrijheid van meningsuiting van Avrotros te beperken door toewijzing van de gevraagde voorlopige voorzieningen. Om die reden zal de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen ten aanzien van de aflevering met de daaraan gekoppelde dwangsom afwijzen.
Afwijzing vordering 843a Rv
3.35.
[eiseres c.s.] vordert inzage en afgifte van alle gegevens en documenten die ten grondslag liggen dan wel verband houden met de aflevering. Onder andere voert zij aan dat zij belang heeft bij inzage van de stukken, zodat zij haar vordering tegen Avrotros uit hoofde van onrechtmatige daad in een bodemprocedure verder kan onderbouwen.
3.36.
De voorzieningenrechter komt niet toe aan de beoordeling of aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv is voldaan, vanwege lid 4 van artikel 843a Rv. Hierin is bepaald dat niet aan een 843a Rv-vordering hoeft te worden voldaan, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
3.37.
Voor alsnog is het aannemelijk dat de afgifte van de stukken door Avrotros niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling in de bodemprocedure. Het relevante standpunt van [eiseres c.s.] is dat zij niet meer verantwoordelijk is voor de nakoming van de contracten met klanten als mevrouw [A] , omdat zij de contracten met instemming van die klanten heeft overgedragen aan [bedrijf 2] . Zoals in dit vonnis is overwogen, is het aan [eiseres c.s.] om aan te tonen dat zij die toestemming van klanten zoals mevrouw [A] heeft gekregen. Bewijsstukken van deze stelling zal zij logischerwijs uit haar eigen administratie, al dan niet met hulp van [bedrijf 2] , moeten kunnen generen. Om die reden kan worden aangenomen dat [eiseres c.s.] in een bodemprocedure het relevante standpunt met bewijsstukken uit haar eigen administratie, moet kunnen onderbouwen. Dit brengt met zich dat de voorzieningenrechter de gevorderde afgifte van stukken met de daaraan gekoppelde dwangsom zal afwijzen.
De proceskosten
3.38.
[eiseres c.s.] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van AVROTROS als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00
3.39.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.40.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres c.s.] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres c.s.] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Avrotros tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00,
4.3.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
­ € 173,00 aan salaris advocaat,
­ te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiseres sub 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024.
5340
BIJLAGE 1 – VORDERINGEN VAN [eiseres c.s.]

Voetnoten

1.De volledige vorderingen zoals [eiseres sub 1] c.s. ze heeft geformuleerd zijn te vinden in bijlage 1.
2.EHRM 28 april 2009, zaaknr. 39311/05 (