In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2024 een beslissing genomen naar aanleiding van een wrakingsverzoek van verzoeker, ingediend op 7 februari 2024 tegen mr. C.P. Lunter, de behandelend rechter in een andere zaak. Het wrakingsverzoek werd ingetrokken door verzoeker, wat normaal gesproken zou betekenen dat de wrakingskamer zich niet meer over het verzoek hoeft te buigen. Echter, de wrakingskamer besloot toch een beslissing te nemen, omdat verzoeker herhaaldelijk misbruik heeft gemaakt van het recht om een wrakingsverzoek in te dienen. Dit gebeurde door het indienen van wrakingsverzoeken vlak voor zittingen, om vervolgens deze verzoeken kort voor de zitting weer in te trekken, wat leidde tot onredelijke vertraging van de procedure.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker al eerder, op 5 oktober 2023 en 7 november 2023, wrakingsverzoeken heeft ingediend die ook kort voor de zittingen werden ingetrokken. Dit patroon van handelen heeft de wrakingskamer doen besluiten om een wrakingsverbod op te leggen aan verzoeker in de hoofdzaak, zodat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen. De wrakingskamer heeft ook het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zelf, ingediend door verzoeker op 8 april 2024, buiten behandeling gelaten, omdat dit evident misbruik van recht betrof.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om deze beslissing te communiceren aan de betrokken partijen, waaronder de behandelend rechter en de president van de rechtbank.