ECLI:NL:RBMNE:2024:2224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
570029 / HA RK 24-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsprocedure tegen mr. C.P. Lunter met intrekking van het wrakingsverzoek en oplegging van een wrakingsverbod

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2024 een beslissing genomen naar aanleiding van een wrakingsverzoek van verzoeker, ingediend op 7 februari 2024 tegen mr. C.P. Lunter, de behandelend rechter in een andere zaak. Het wrakingsverzoek werd ingetrokken door verzoeker, wat normaal gesproken zou betekenen dat de wrakingskamer zich niet meer over het verzoek hoeft te buigen. Echter, de wrakingskamer besloot toch een beslissing te nemen, omdat verzoeker herhaaldelijk misbruik heeft gemaakt van het recht om een wrakingsverzoek in te dienen. Dit gebeurde door het indienen van wrakingsverzoeken vlak voor zittingen, om vervolgens deze verzoeken kort voor de zitting weer in te trekken, wat leidde tot onredelijke vertraging van de procedure.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker al eerder, op 5 oktober 2023 en 7 november 2023, wrakingsverzoeken heeft ingediend die ook kort voor de zittingen werden ingetrokken. Dit patroon van handelen heeft de wrakingskamer doen besluiten om een wrakingsverbod op te leggen aan verzoeker in de hoofdzaak, zodat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen. De wrakingskamer heeft ook het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zelf, ingediend door verzoeker op 8 april 2024, buiten behandeling gelaten, omdat dit evident misbruik van recht betrof.

De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om deze beslissing te communiceren aan de betrokken partijen, waaronder de behandelend rechter en de president van de rechtbank.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 570029 / HA RK 24-25
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 11 april 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 7 februari 2024 gericht tegen mr. C.P. Lunter;
- de schriftelijke reactie van mr. C.P. Lunter van 13 februari 2024 op het wrakingsverzoek.

2.Het wrakingsverzoek en de intrekking daarvan

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. C.P. Lunter als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 10674310 LE VERZ 23-44. Deze zaak betreft een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De mondelinge behandeling in de hoofdzaak was gepland op 7 februari 2024. Deze zitting is niet doorgegaan omdat verzoeker de rechter zeer kort voor aanvang heeft gewraakt. In het wrakingsverzoek heeft verzoeker gesteld dat de rechter samenspant met de wederpartij en dat zij vooringenomen is omdat uit alles blijkt dat het gevraagde getuigenverhoor wordt tegengewerkt.
2.2.
Dit wrakingsverzoek zou op de zitting van 28 maart 2024 door de wrakingskamer worden behandeld. Ongeveer één uur voordat deze zitting zou aanvangen heeft verzoeker zonder enige motivering het wrakingsverzoek ingetrokken.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek tot wraking is ingetrokken, wat betekent dat de wrakingskamer zich niet meer hoeft te buigen over het wrakingsverzoek. De wrakingskamer ziet desondanks aanleiding een beslissing te nemen in deze wrakingsprocedure, omdat verzoeker naar het oordeel van de wrakingskamer door zijn handelwijze misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid een wrakingsverzoek in te dienen. Dit misbruik geeft aanleiding om in de hoofdzaak een wrakingsverbod op te leggen. De intrekking van het wrakingsverzoek staat daaraan niet in de weg, omdat de intrekking van dat verzoek juist onderdeel uitmaakt van het misbruik. De wrakingskamer licht dit als volgt toe.
3.2.
De hoofdzaak is al geruime tijd aanhanging. Verzoeker heeft al twee maal eerder een wrakingsverzoek ingediend in de hoofdzaak, namelijk op 5 oktober 2023 en 7 november 2023. Deze verzoeken zijn, net als het onderhavige verzoek, gedaan voorafgaand aan een (eventuele) mondelinge behandeling in de hoofdzaak.
3.3.
Het verzoek van 5 oktober 2023 zou op 10 oktober 2023 door de wrakingskamer worden behandeld (zaaknummer 563739 HA RK 23-199). Voordat de wrakingszitting was aangevangen heeft verzoeker op 10 oktober 2023 de wrakingskamer gewraakt. Bij beslissing van 19 oktober 2023 heeft de wrakingskamer verzoeker niet ontvankelijk verklaard in dat wrakingsverzoek en aan hem een wrakingsverbod opgelegd ten aanzien van de wrakingskamer in de zaak 563739 HA RK 23-199. Het wrakingsverzoek van 5 oktober 2023 heeft verzoeker vervolgens op 2 november 2023 ingetrokken.
3.4.
Het wrakingsverzoek van 7 november 2023 is door verzoeker op 9 november 2023, voordat de wrakingskamer dit verzoek heeft behandeld, ingetrokken.
3.5.
Vervolgens heeft verzoeker op 7 februari 2024 het huidige wrakingsverzoek ingediend. Dat deed hij zeer kort voor de mondelinge behandeling in de hierboven genoemde hoofdzaak. Dit wrakingsverzoek heeft verzoeker ongeveer één uur voor de geplande zitting van de wrakingskamer wéér ingetrokken.
3.6.
De wrakingskamer stelt op grond van het voorgaande vast dat verzoeker herhaaldelijk zeer kort voorafgaand aan een zitting in de hoofdzaak wrakingsverzoeken heeft ingediend, waardoor de zittingen niet konden doorgaan, en de wrakingsverzoeken vervolgens zeer kort voor de geplande behandeling op de zitting van de wrakingskamer weer heeft ingetrokken. Bij de laatste intrekking van zijn verzoek heeft verzoeker op geen enkele wijze gemotiveerd waarom hij het verzoek intrekt. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat verzoeker het middel van wraking gebruikt om steeds uitstel van de zitting te bewerkstelligen. De handelwijze van verzoeker leidt tot de conclusie dat hij misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedure te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 39, vierde lid, Rv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met kenmerk 10674310 LE VERZ 23-44 niet in behandeling zal worden genomen. Dit betekent dat de behandelend rechter zo’n wrakingsverzoek naast zich neer kan leggen.

4.Het wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer

4.1.
Met de mail van 8 april 2024 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer. Daaraan legt hij ten grondslag dat de wrakingskamer niet bevoegd is om een beslissing te nemen omdat hij het wrakingsverzoek van 7 februari 2024 heeft ingetrokken.
4.2.
De wrakingskamer laat dat wrakingsverzoek buiten behandeling op grond van artikel 4.3 van het wrakingsprotocol. Er is immers sprake van een verzoek tot wraking van de wrakingskamer en er is sprake van evident misbruik van recht.
5. De beslissing
De wrakingskamer:
5.1.
stelt vast dat het verzoek tot wraking van 7 februari 2024 is ingetrokken;
5.2.
laat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer van 8 april 2024 buiten behandeling;
5.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 10674310 LE VERZ
23-44 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
5.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer 10674310 LE VERZ 23-44 niet in behandeling zal worden genomen;
5.5.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. H.A. Brouwer en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.